Deze week geen pakkende openingszin of leuke inhaker – ik kom meteen terzake. Toen afgelopen week bekendgemaakt werd dat Raoul de Jong het boekenweekessay gaat schrijven, reageerde hij als volgt: ‘Ik moest huilen toen ik hoorde dat ik het volgende boekenweekessay mag schrijven, met snottebellen en geluid. Het is niet elke dag dat iemand zoals ik, een half Groningse, half Surinaamse, dansende schrijver, zo’n enorme eer ten deel valt. Sterker nog: ik ben de eerste boekenweekauteur met Surinaamse roots.’ 

Dat klinkt zo al belachelijk, maar u heeft nog geluk dat Propria Cures geen podcast is. Raoul de Jong praat namelijk alsof hij het Barlaeus heeft ingeslikt. Hij spreekt het woord ‘Surinaams’ uit niet alsof het over zijn afkomst gaat, maar over zijn favoriete filter op Thuisbezorgd. Als het klopt dat zijn voorouders uit Suriname komen, dan zullen ze vooral aan de geselende kant van de zweep hebben gestaan. Om het maar even aforistisch te zeggen: Raoul de Jong is de eerste zwarte man die aan blackface doet.

Of zoals zijn website het verwoordt: ‘Raoul de Jong (Rotterdam, 1984) reisde op zijn negentiende vier maanden door West-Afrika, overleefde vier maanden New York met vijftig dollar op zak en wandelde van Rotterdam naar Marseille uit naam van zijn hond Puck.’ Zelfs het mínst geprivilegieerde element in deze opsomming blijkt na doorvragen van een Parool-interviewer een geval van high-end house-sitting. ‘Op mijn 21ste vertrok ik met niet meer dan vijftig dollar naar New York. Ik mailde iedereen in Nederland: kennen jullie iemand die me hier kan helpen? Ik werd gekoppeld aan twee literair agenten, een koppel dat een logeerkamer overhad. Als tegenprestatie verzorgde ik overdag hun Yorkshireterriër.’ 

Vier maanden Manhattan om af en toe een hond uit te laten is voor normale mensen als u en ik bepaald geen straf – en al helemaal niet voor Raoul de Jong. Raoul was namelijk het joch dat vroeger op het schoolplein van elke tijdsspanne het equivalent ‘in hondenjaren’ moest berekenen. En waar ik vroeger zei bedoelde ik nu. Toen zijn eigen hond overleed wilde hij haar eigenlijk op Zorgvlied begraven. Het werd toch de achtertuin. ‘Mijn moeder kwam voor de afscheidsdienst terug uit Frankrijk. Ik deed mijn mooiste pak aan en hield een toespraak. Daarin beloofde ik Puck in mijn eentje te blijven doen wat we altijd samen deden. We reisden veel bijvoorbeeld. […] Zo zijn we in Parijs, Napels, Milaan en Rome geweest.’ Geloof me, ik wil niets liever dan dit citaat beëindigen, maar omwille van de samenhang moeten we toch nog even door: ‘Niet lang na Pucks dood hoorde ik in een droom een zinnetje: “Jij moet deze zomer naar Marseille gaan lopen.” Een week later heb ik de deur in Rotterdam achter me dicht getrokken en ben vertrokken, met Puck in gedachten.’

In plaats van zijn hechtingsstoornis aan een Oud-Zuid-therapeut voor te leggen ging Raoul duizend kilometer lopen. En alsof dat niet genoeg was, schreef hij er ook nog eens een boek over: De grootsheid van het al. Ondertitel: Een hedendaagse odyssee, want een wandeltocht ter nagedachtenis van je huisdier is vergelijkbaar met tien jaar lang op zee dwalen, een cycloop verblinden en bij thuiskomst allemaal troonpretendenten vermoorden, waarmee ik niet wil zeggen dat dat tweede beter is, maar wel een stuk minder gênant. Over gênant gesproken: De grootsheid van het al begint met een vijftal ‘STATUTEN VAN DE GEHEIME ORDE VAN PUCK’. Wie er dan nog in slaagt verder te lezen komt erachter dat Raoul de Jong ook voor deze reis op het familiekapitaal teert. ‘Ik checkte mijn saldo en ontdekte dat mijn opa zomaar, zonder reden, geld had gestort.’ Daarmee waren alle hotelovernachtingen op de route bekostigd, maar nog niet zijn regenjas en routekaart. ‘Ik belde de ANWB en The Northface en vroeg of zij me wilden sponsoren. Dat wilden ze.’ 

In het werk van Raoul de Jong zijn twee grote thema’s te ontwaren: infantiliteit en Suriname. En reizen op andermans kosten natuurlijk, al is dat wellicht eerder een motief. Hoe het ook zij, in zijn doorbraakroman Jaguarman, genomineerd voor Libris Literatuur Prijs en de European Union Prize for Literature, komt het allemaal samen. Ditmaal begint de ellende zelfs al in het colofon: ‘Dit boek werd mede mogelijk gemaakt door de Geheime Orde van Puck.’ In Jaguarman vertrekt Raoul de Jong naar Suriname om op zoek te gaan naar ‘een medicijnman die zichzelf kon transformeren in een jaguar’. Ergens weet Raoul zelf ook wel dat hij voor dit soort sprookjes te oud is, maar dat rechtvaardigt hij door, ja, door wat eigenlijk? ‘Ik weet niet of mensen in jaguars kunnen veranderen, maar ik weet wel dat de mensen die daar in geloofden ervoor zorgden dat het regenwoud, dat wij als mensen letterlijk nodig hebben voor ons voortbestaan, er vandaag de dag nog is, juist doordat ze in dit soort verhalen geloofden.’ Stap anders nog eens op het vliegtuig naar Paramaribo, Raoul. 

Het boekenweekessay is voor Raoul de Jong ook een kans om Jaguarman nog eens aan de man te brengen. Aan de witte man, vooral. ‘De voorafgaande twee jaar had ik steeds gezocht naar manieren om mensen ervan te overtuigen dat mijn boek Jaguarman niet alleen bedoeld is voor Surinamers, maar voor iederéén, ongeacht huidskleur. […] Ik was er best moe van om steeds te moeten uitleggen dat zo’n onderwerp interessant is voor álle mensen. […] Dankzij het boekenweekessay is het net alsof ik een zwaard in mijn hand heb gekregen en een kroon op mijn hoofd.’ En waar gaat het boekenweekessay van Raoul de Jong over? ‘Het is een avonturenverhaal. In een droom kreeg ik te horen dat ik moest gaan zeilen. Die droom heb ik serieus genomen: ik ben naar de Caraïben gevlogen en op een schip gestapt.’ Misschien kunnen de stemmen in zijn dromen hem voor de verandering eens vertellen wat een essay is. En, als ze dan toch bezig zijn, waarom niet iedereen zijn boeken leest. Ongeacht huidskleur.

AG

Archief