Afgelopen week was de Week van de Klassieken. Net als de Boekenweek bestaat de Week van de Klassieken uit een feestelijke opening, een fatalistisch artikel in de Volkskrant (‘Zijn de Griekse en Latijnse literatuur uit de gratie aan het raken?’), en een themaboekje. Het enige verschil is dat je voor het klassiekenweekgeschenk vijf euro moet betalen.
De eer om dat klassiekenweekgeschenk te mogen schrijven viel dit jaar ten deel aan Christiaan Weijts, schrijver, NRC-columnist, en van huis uit neerlandicus. Waarom een neerlandicus? Omdat het boekenweekgeschenk al door een classicus wordt geschreven? Weijts legt bij De Taalstaat van Frits Spits uit waarom hij tóch een geschikt klassiekenweekauteur is: ‘In boeken die ik schrijf zit niet zozeer Homerus maar Ovidius bijvoorbeeld altijd wel op de achtergrond.’ Dat is als zeggen dat je bij het koken niet zozeer een staafmixer gebruikt, maar een pan bijvoorbeeld altijd wel. Op de achtergrond.
De achterflap van Weijts’ Zeven mijlen langs de limes is al even pretentieus: ‘Een slimme en sprankelende monoloog, en tegelijk memoir en miniatuur-odyssee.’ Een miniatuur-odyssee, dat is een wandeling. Christiaan Weijts neemt ons mee langs de limes, het allersaaiste dat de klassieke oudheid te bieden heeft. De limes is (hoewel ‘limes’ als een meervoud klinkt, is dat het niet; net zoals het woord ‘media’, maar dan andersom) de grens van het Romeinse Rijk. Dat wil zeggen: een paar in de uiterwaarden van de Rijn gestampte houten palen. Het interessantste aan de limes is dat ’ie in Nederland is.
Maar voor Weijts blijkt de limes vooral een excuus om het over zijn eigen jeugd te hebben. Voordeel: Zeven mijlen langs de limes gaat niet over de limes. Nadeel: Zeven mijlen langs de limes gaat over de jeugd van Christiaan Weijts. Aanvankelijk houdt Weijts nog vol dat zijn wandeling wél met de limes te maken heeft: ‘Zeven mijlen. Ongetwijfeld wordt het ook mijl op zeven, vol omwegen en kronkelingen die zich verzetten tegen de rechtlijnigheid van de militaire mars, de rechtlijnigheid van damwanden die de loop van de rivier rechten.’ Maar al snel ‘verdwalen [we] nog wat verder, zijn [we] de limesroute al even kwijt, maar bewegen [we] ons wel in de juiste richting. Oegstgeest. Daar had ik pianoles.’
Door de jeugd van Weijts loopt één belangrijke grens. Die tussen het gymnasium en het vmbo. Tussen mensen die piano spelen en mensen die Sky Radio luisteren. Tussen Romeinen en barbaren, zou je haast zeggen. Weijts zegt dat in elk geval de hele tijd. ‘Wat die barbaren wél hadden: lekkere wijven. Daar ontbrak het op het gym ten enenmale aan. Daar had je vooral vioolmeisjes, advocatendochters, nerdy girls met dikke brillenglazen. Er leek een wetmatigheid te bestaan die wilde dat intelligentie en schoonheid omgekeerd evenredig waren verdeeld.’
Inderdaad, léék te bestaan. Het fenomeen Christiaan Weijts logenstraft die wetmatigheid. Hij bewijst dat domme mensen ook gewoon lelijk kunnen zijn. En geil. ‘Ook dat is een grens: de scheiding tussen lichaam en geest. Wij stonden aan de overkant, op de klif van het domein van de geest, reikhalzend uitziend naar de overkant waar strakke meiden rondliepen in badpakjes van O’Neill. Die deden het graag en vaak, kregen we te horen. […] Waar het om “dierlijke cellen” ging, sprak ik die uit als “sierlijke dellen”. Sindsdien was het een staande uitdrukking. Sierlijke dellen. Ik was er zelf ook wel content mee. Mede omdat het vrij redelijk uitdrukte wat ik zocht, waarnaar ik smachtte. Niet alleen dat rauwe, dat hoerige, nee, er moest een esthetische component aan zitten, iets elegants, iets schilderachtigs. Het moesten ornamenten zijn, diertjes die zich gracieus voortbewogen, sierlijk over stranden en door parken, en die ook een zekere geestelijke bekwaamheid bezaten. […] Cécile. Die naam alleen al. […] Ze was al een stapje verder op weg naar het lichaam van een volwassen vrouw. […] Rokjes droeg ze, en elegante panty’s of misschien wel kousen, met jarretels, Jezus Christus, wie zal het zeggen.’ Ik zal het zeggen: ze droeg géén kousen met jarretels. Ze was twaalf, Christiaan.
AG
Christiaan Weijts, Zeven mijlen langs de limes, Athenaeum – Polak & Van Gennep. €5,–