De tragiek van kerstverhalen is dat zij veelal om louter technische redenen reeds moeten worden samengesteld als de auteur nog allerminst in de voor dit genre vereiste stemming is.
Toch lagen de moesvelden wit onder een dak van dichtvallende sneeuw, neerdwarrelend op de schuren vol winterbroest en kleurden de staken van de akelei-karren helder op het voorerf, zodat alleen de blinkende drostpinnen nog zichtbaar bleven. Binnen speelde Petra de vermoorde onschuld, net als Marianne Vaatstra. Petra zat op de bank de Nieuwe Revu te lezen, haar lievelingsblad. Petra droeg haar zijden pyjama waarin haar rondingen goed te zien waren. Ze kreeg een beetje borstjes, als kaasjes. Dat mocht ook wel, want Petra was bijna veertig. Petra had speciaal voor kerst haar haar opgestoken in een brooddeegvlecht waar Timosjenko haar vingers bij af zou likken en droeg een bijpassend sjaaltje van hard eczeemverwekkend begrafenislila. Petra at een hele banketstaaf. Maar ook in alle andere opzichten was Petra onuitstaanbaar. Zo deed Petra bijvoorbeeld niet alleen de wc-bril zuchtend omlaag als Allistair, haar levenspartner en zangleraar die omhoog had laten staan, nee, onder het mom van draconische maatregelen hield ze dan een week haar poep op. ‘Dat zal hem leren’, dacht ze dan altijd hardop, waar hij gewoon bijstond. Allistair onderging de vernederingen lauwtjes, hij wist dat de monumentale nertsenfokkerij in deze zware tijden zonder Petra geen lang leven beschoren zou zijn.
In het woonvertrek, dat speciaal voor de feestdagen geheel in een authentieke DDR-stijl was teruggebracht, stond ook een au-bain-marie. Daar legden Petra en Allistair, geheel volgens de traditie, alle cadeautjes naast. De reden hiervan was tweeërlei: enerzijds eerden zij zo Marie van Alexandrië, joods chemiste en uitvindster van de au-bain-marie, anderzijds stond de geëmailleerde bak heet water symbool voor hun relatie. ‘Het gaat er af en toe heet aan toe, maar koken doet het nooit’, zei Petra dan altijd. Ze had die spreuk voor Allistairs verjaardag op een pyjama laten borduren. Allistair zei dan dat hij er blij mee was, maar hand over hand werd zijn frustratie richting Petra steeds venijniger.
Dit jaar lag er niet, zoals in eerdere jaren, een schier oneindige stapel pakjes, maar, waarschijnlijk vanwege de economische schisis, slechts één pak, zonder naam erop. De grauwwitte corduroyverpakking met daaraan een strik verried weinig van de inhoud, maar het had wel wat weg van een Tefal-messenset, vond Petra, die al vanaf ’s middags onophoudelijk slagroom stond te kloppen voor bij het nagerecht en daarbij levendig speculeerde over mogelijke onderwerpen in de nieuwe Nieuwe Revu en de inhoud van het pak. Toen de schemering viel en de kerstafleverling van Lingo was afgelopen, kon Petra haar nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en riep: ‘Aan het formaat van het pakje te zien kan het voor niemand anders zijn’, met een toon alsof ze iets tekort kwam. ‘Je moest het maar aan mij geven’, beval ze Allistair nors.
Er brak iets bij Allistair, haar levenspartner, zangleraar en tevens fan van het oeuvre van Maarten van Roozendaal. Hij keek haar aan. ‘Op je bolle ogen’, antwoordde hij. Nooit had hij haar tegengas gegeven en nu was het daar, manifest. Het was fijn dat er zich geen vertegenwoordiger van de Bond tegen het Vloeken in de kamer ophield, want Petra ontplofte.
Toen ze klaar was, pakte Allistair zijn jas en liep langzaam het erf af, als een man die nergens heen hoeft. De sneeuw viel zó dicht, dat de hele wereld overdekt scheen door een immens witte, glinsterende bruidssluier. De nertsen in de kooien gilden hem toe, of na. Over een uurtje zou hij terug zijn, ze hadden vast honger.
Hans de Vries