gerri

Er was geen lichtbron in de kamer, behalve het retina-display. De gordijnen waren dicht en de kaarsen langzaam gedoofd. Gerri Eickhof leunde even achterover, sloot zijn ogen, dacht wat na, en typte weer verder. Het werk moest af, het werd laat. ‘Ik moet ook alles alleen doen’, gromde hij. Even kijken wat hij er tot nu toe van gemaakt had. ‘Gerri Eickhof (Amsterdam, 21 maart 1958) is een Nederlands journalist en acteur van gedeeltelijk Surinaamse afkomst die werkt voor het NOS Journaal.’

Op tafel lagen kiwi-schillen, verstijfde washandjes en een miniwereldbol. Omdat hij een halve week terug een goedgevuld glas jus d’orange had omgestoten was het bureau plakkerig, bleven de toetsen van zijn Mac soms plakken, en moest hij extra hard duwen om de Enter naar beneden te krijgen. Maar dat was niet de enige reden dat hij over die ene zin twee uur had gedaan. Wikipedia was zijn visitekaartje, elk woord moest worden afgewogen. Was hij meer acteur of meer journalist? Was hij meer Surinaams of juist overwegend Nederlands? Was hij gewoon gedeeltelijk Surinaams? Fuck it, nu moesten er keuzes worden gemaakt. Hij had eindelijk eindelijk de juiste toon en invalshoek gevonden. Zoals wel vaker wanneer hij zicht concentreerde, leek het alsof de kamer om hem heen verdween. ‘Eickhof begon zijn carrière na een studie antropologie in de journalistiek toen hij via de radio hoorde dat “Migrantentelevisie Amsterdam” mensen zocht die een cursus als programmamaker wilden volgen.’ Weer leunde hij even achteruit. Hij was trots op wat hij te vertellen had. Gerri Eijckhof was niet meer te stoppen, en begon het zelfs leuk te vinden om zijn levensverhaal op te schrijven. Hij schreef over Irak. Over Kosovo en Burundi, en over de andere dingen die het werken bij de NOS zo de moeite waard maakten.

Terwijl Gerri Eickhof aan het typen was, herinnerde hij zich weer hoeveel hij van het schrijven hield. Hij hield eigenlijk meer van schrijven dan van praten. Schrijvend in een donkere kamer was hij het gelukkigst, zelfs op kerstavond. Daarom leek het hem logisch ook op Wikipedia aandacht aan die passie te besteden: ‘Daarnaast is hij ook schrijver. In de serie Nederlandreeks, geschreven door NOS verslaggevers, verscheen van hem in 2009 het boek Met de tram door Amsterdam waarin hij 16 tramroutes over 213 kilometer beschrijft.’ Zo. Klaar. Eigenlijk best een saai onderwerp voor een boek, dacht Gerri, en hij stond op om een glas karnemelk te halen. Hij had een droge mond gekregen, en alleen karnemelk bood dan echt uitkomst. Door het langdurig turen naar zijn computerscherm, wilden zijn ogen niet wennen aan de duisternis in de huiskamer. Stapje voor stapje bewoog hij zich naar de keuken. Hij deed het licht aan en de deur van de koelkast open.  Hij moest bukken om het pak karnemelk te pakken. Toen hij er een glas mee wilde vullen, merkte hij dat er een straaltje waterachtige vloeistof uitliep, dat in niks leek op karnemelk. Hij schudde, en hield het pak nog eens goed op de kop. Uit de verpakking kwam nu een schimmelkraag vallen, die over de rand van het glas bleef hangen. Met tegenzin scheurde Gerri er een stukje vanaf, en stopte het in zijn mond. Het schimmel voelde donzig op zijn tong. ‘Dan maar wat er van over is naar binnen werken’, mompelde hij met volle mond. Hij vergeleek dit gedrag met automutilatie; alles om de echte vieze smaak in zijn mond maar niet te proeven. Toen de plak met schimmel op was, knipte Gerri de verpakking open. Hij moest een braakreflex onderdrukken. Er dreven nog een paar klonten schimmel, in verschillende tinten grijs. Een voor een slikte hij de hompen schimmel door, om vervolgens de resten weg te spoelen met een glas water.

Toen Gerri opkeek, zag hij door het keukenraam twee koplampen. Daarna het knisperende geluid van het grind in de voortuin. De auto draaide een halve slag. Daarna weer stilte en duisternis. Het was inmiddels half twee. Gerri liep de keuken uit, het halletje in.

Hij knipte nu ook het peertje in de hal aan, zodat zijn bezoeker niet aan zou bellen. Hij schrok altijd van de bel, zeker van zo dichtbij. Het kostte wat moeite om de deur open te maken, maar het lukte. Koude lucht stroomde naar binnen. Er stond een man in de voortuin, achter hem een Toyota Carolla. De man droeg een badjas en comboylaarzen. Zijn gezicht was niet te zien, daarvoor was het net te donker.

Gerri Eickhof zette een stap naar buiten.

‘Max. Max, ben jij dat?’ vroeg hij. Hij meende Max Westerman te herkennen, een gewaardeerd collega. De man gaf geen antwoord, bleef stil, en bewoog niet. Gerri vond het griezelig worden. Misschien was het hem toch niet. Wat wil die mafketel? Gerri sloeg de deur dicht. Het licht deed hij uit, en hij probeerde de weg terug te vinden naar zijn bureau. Hij stapte per ongeluk op de kat,  en nam zijn Wikipedia-pagina weer voor zich. ‘Concentreer je’, prevelde hij, ‘concentratie. Nu. Wat mist er op de pagina. Eens kijken, wat zou het kunnen zijn?’ Door hardop te praten, probeerde Gerri de stilte in de donkere huiskamer te verbreken. Als klein kind had hij al de neiging om liedjes te gaan zingen als hij in het donker alleen was.

Vanaf nu was het een invuloefening. Beroep? Journalist. Functie? verslaggever. Etniciteit? Nu kwam weer het moeilijke punt, maar hij bleef consequent: Gedeeltelijk Surinaams. Nu was het af, en kon iedereen die zich afvroeg ‘Gerri Eickhof, bekende naam maar wie was dat ook alweer?’ met een muisklik een redelijk compleet beeld krijgen. Maar Gerri kon zich al sinds de mysterieuze bezoeker niet meer concentreren op zijn karwei. Hij was bang geworden, en schrok bij elk geluidje even op. Het begon te regenen, en hij hoorde de druppels tegen de ruiten tikken. Hij wist niet zo goed wat hij met zichzelf aan moest. Hij vermoedde dat de mysterieuze bezoeker was weggegaan, maar wist het niet zeker. Daarom wilde hij niet weer naar de keuken lopen om Orio’s te halen. Er zat niets anders op dan achter zijn computer te blijven zitten, en wat te gaan Facebooken. Hij sprak Aldith Hunkar aan op chat, maar een reactie bleef uit. Niet verwonderlijk, aangezien het tien over twee was. Hans Laroes? Zou Hans Laroes in zijn voor een gesprekje, zo op de late avond? Waarschijnlijk niet, en waarschijnlijk lag Peter ter Velde inmiddels ook al te slapen. Gerri sloot boxen aan op zijn laptop, en koos een rustige wals uit om een beetje bij weg te dromen. Het volume ging omhoog, en het leek alsof het orkest midden in de kamer stond. Hij deed zijn ogen dicht en liet zich meevoeren door de klanken van de negentiende eeuwse dansmuziek.

‘Myosotis, opus 101. Emile Waldteufel. Overschat, als je het mij vraagt.’ De stem van Max Westerman klonk door de kamer. Gerri schrok overeind en keek schichtig om zich heen, maar het lukte hem niet te zien waar het vandaan kwam. ‘Ik stond hier al een tijdje,’ ging Max Westerman verder, vanuit de deuropening, ‘maar het zag er zo heerlijk uit, je was in hoger sferen. Ik mag dat graag zien, al voel ik eigenlijk meer voor Jules Massenet, Waldteufels leermeester. Tenminste een echte Franse romanticus. Zeg, kan ik mijn badjas hier ergens kwijt?’ Gerri wist niet goed wat hij moest antwoorden. Hij zag dat zijn gast de voordeur open had laten staan. ‘ Zou je de deur misschien weer dicht willen doen? Het tocht nogal.’ De binnensluiper deed wat hem werd opgedragen, en kwam weer terug de huiskamer in. ‘Ik doe even een lampje aan. Dat praat makkelijker.’

Kil tl-licht verspreidde zich door de kamer, en Gerri wreef even in zijn ogen. Toen hij weer voor zich uit keek, zag hij Max Westerman nu voor het eerst goed. Hij had de badjas inmiddels op de bank geworpen, en stond op een paar meter afstand, alleen in een Speedo. ‘Baantjes getrokken?’ vroeg Gerri.

‘Wat heet. Ach, ik heb even gesparteld ja’, antwoordde Max Westerman. ‘Het geeft me rust. Heb je er bezwaar tegen als ik een sigaret opsteek?’ Voor Gerri iets kon zeggen haalde Max een sigaret uit zijn zwembroekje, plofte hij neer op de bank, en gooide hij zijn cowboylaarzen op het bijzettafeltje. Hij blies rook in kringetjes. Even was het stil in de kamer, Gerri had de klassieke muziek inmiddels uitgezet. Hij had zijn laptop dichtgeslagen, en was naast zijn bureau gaan staan.

‘Mag ik je vragen wat je komt doen?’ vroeg Gerri.

‘Ik ben hier gekomen,’ sprak Max Westerman, nu met een wat lagere stem, ‘ik ben hier gekomen om te dansen.’ Hij draaide zijn hoofd een kwartslag in de richting van Gerri Eickhof. De twee verslaggevers keken elkaar ongeveer een halve minuut indringend aan.

‘Je hebt me wel gehoord, Gerri.’ zei Max. ‘Ik wil met je dansen, de hele nacht lang. Daarna ga ik weer naar huis hoor, maak je niet druk.’

En zo geschiedde.

Archief