Nederland is een klein land. Van formaat, en van geest. De Nederlandse literatuur is bijpassend bekrompen, en dat is ze, eerlijk gezegd, altijd geweest. Lezen in Nederland voelt alsof je een zeehond bent die heel langzaam wordt doodgeknuppeld. Je huid blijft intact en dik, maar uiteindelijk, als je maar genoeg klappen krijgt, breekt je schedel open en schieten de botscherven in je brein. Nog voor je goed en wel hersendood bent stoppen ze haken in je mond, wangen en oogkassen en sleuren je mee. Je vacht wordt afgestroopt en verkocht aan de CPNB, die er hardcovers van laat maken voor het nieuwe boek van Philip Huff. Je belandt op een op lettertype gesorteerde boekenplank van een meisje dat elke avond een stukje van haar telefoon opeet.
Waar gaat het mis? Wie zijn ‘ze’? Wie zijn de knuppelaars, en wie zijn de knuppels? Sowieso bestaan er knuppels in verschillende maten. Om te beginnen zijn er de kleine, zelfs minuscule knuppels, die in hun eentje nauwelijks schade kunnen berokkenen. Bob Kappen, bijvoorbeeld, kauwt het binnenwerk van uw boek graag voor u voor, heeft er aannemelijk zelfs geen problemen mee het natte, makkelijk in te slikken papje keurig in uw open mond over te spugen. Compleet ongevaarlijk, meer nog omdat hij als de enige heteroseksuele homo van Amsterdam weinig kans heeft om een soa over te dragen. Maar veel kleine knuppels bij elkaar kunnen toch een boel schade berokkenen. Gebundeld, in elkaar verweven, hebben zij opeens gewicht en slagkracht, en als dat ontroerend klinkt begrijpt u mij verkeerd: de bewoners van het incesteiland op het Spui, deze kontenkruipers met de ellebogen vooruit, hebben het kanaal al overgestoken. Wie voorkomt dat ze verder landinwaarts trekken?
Dat er kleine knuppels zijn impliceert dat er ook grotere knuppels bestaan. Waardeloze uitgeverijen, bijvoorbeeld, zoals Atlas Contact, dat, zo mocht de redactie vernemen op de zomerborrel aldaar, op zeker faillissement afstevent maar toch weigert te veranderen. Blijkbaar levert de magische kinderkitsch van Haruki Murakami en van ’s koninkrijks nerderigste tovenaar Rob van Essen niet genoeg inkomsten op om het restant van ongeïnspireerde en slecht geredigeerde smurrie waaruit het fonds verder bestaat te dekken. Net zo funest voor de Nederlandse lezer is dat Das Mag, dat bijzonder onderwijs-klasje op de draaimolen van het Letterenfonds, in tegenstelling tot Atlas Contact op de een of andere manier winst blijft maken, op boeken die er niet alleen uitzien alsof ze van zand zijn gemaakt, maar ook als droog zand afbrokkelen in je hand als je iets te hard knijpt omdat Ellen Deckwitz een gedicht heeft geschreven dat alle gedichten erna barbarisch maakt.
Maar de grootste knuppels, ten slotte, zijn natuurlijk de schrijvers. Of de knuppelaars, eerder, want uiteindelijk begint een slecht boek nog altijd bij de idioot die achter een computer gaat zitten. Boeken in Nederland zijn in te delen in grofweg drie thematische categorieën. De eerste is een echte Hollandse klassieker, en bestaat uit de boeken van onder anderen Lucas Rijneveld, Lize Spit, Jan Wolkers, Gerbrand Bakker, Tommy Wieringa en Peter Middendorp. Simpel gezegd wordt er in deze boeken altijd op de meest seksloze plek denkbaar, meestal een streng-gereformeerde veeboerderij, opeens wél seks gehad − maar dan heel raar en vies. Uit die tegenstelling tussen toneel en inhoud bestaat dan ook de volledige spanningsboog. Alsof je een schaaltje Campina Boerenland Vla met kots en sperma moet eten, zoek de funnies.
Als ik de tweede categorie boeken ooit had willen lezen, had ik ook gewoon bij de Bruna een spelletjesboekje kunnen aanschaffen. Deze groep bestaat namelijk uit kinderachtige puzzeltjes. De sleutelromans voor het slot van een deur die niemand open wil doen, zoals die van Connie Palmen, Geerten Meijsing en Thomas Heerma van Voss, maar ook het pretentieuze gebeuzel van bijvoorbeeld Mulisch en Ilja Leonard Pfeijffer. Wat is er mis met gewoon een leuk verhaal?
De derde categorie, autofictie, is een recenter verschijnsel. Althans, in haar huidige, geestdodende gedaante, want De avonden is natuurlijk ook gewoon autofictie. In vergelijking daarmee is de trauma dump van de zoveelste Moluks-Scheveningse homoseksuele en -fobe trut die geslagen en misbruikt werd door beide biseksuele ouders conceptueel al wat minder sterk, maar daar komt bij dat de mensen die zich tegenwoordig aan dit genre wagen een stuk minder goed kunnen schrijven dan Gerard Reve. Ik noem een Murat Isik, Rodaan al Galidi, Lale Gül, Tobi Lakmaker, Rachida Lamrabet, en ik zou zo nog wel even door kunnen gaan. De enige mogelijke verklaring voor deze kennelijk onuitputtelijke voorraad zwakzinnigen, en ik ben hier echt van overtuigd, is dat er ergens in Nederland een hele diepe put is, waar, zodra er weer zo nodig een nieuw boek moet worden uitgegeven bij Das Mag of Ambo|Anthos, een gebocheld mannetje aan een grote bel klingelt. Bij het horen van dat geluid stroomt een golf van mongolen vanuit een gangenstelsel op de bodem de put in, en begint verwoed over elkaar heen omhoog te klimmen. De mongool die als eerste boven komt wordt door het mannetje meegenomen, en is uitverkoren om het nieuwe boek te schrijven. De rest wordt weer terug in de mongolenput geduwd door een grote metalen deksel.
Als u een Nederlands boek kent dat niet valt in te delen in bovenstaande categorieën, is het mogelijk dat dat een goed boek is. Veel waarschijnlijker, wel, is dat het zo’n slecht boek is dat het helemaal niet telt als literatuur. Soms krijg ik van iemand de vraag van welk genre boeken ik hou. Dan weet ik meteen dat ik met een ongelofelijke debiel te maken heb. De lol van boeken zit niet in het genre. Als ik zeg dat ik gewoon literatuur lees, krijg ik ‘ja, maar welk genre literatuur dan’. Terwijl iedereen die af en toe een goed boek leest weet dat alleen slechte boeken een genre hebben, zoals fantasy, of thrillers.
Ik had het hierboven al over de wens om gewoon een leuk verhaal te lezen. De grote misère van literatuur in Nederland is dat geen enkele van de uitgelichte categorieën in die toch wel bescheiden wens kan voorzien. Onze martelgang is niet alleen uitzichtloos, maar kent ook weinig variatie. We krijgen de keuze tussen nagels trekken, vingerkootjes hakken en waterboarden. Ik ben klaar om mijn martelaars de waarheid te vertellen.
WF