Nog even over dat horroressay van Mathieu Segers. In het vorige nummer serveerde ik de beste knul af door tweemaal te drukken op zijn onwelriekende open wonden. Goed onderwerp, abominabel wollig geschreven en van een niveau dat verraadt dat het opgeklopteluchtproza vooral diende om af te leiden van een gebrek aan steekhoudende argumenten. Deze week is de uitdaging groter, en toch ook weer niet. Want de harige en uitgekotste gnocchi Ilja Pfeijffer is zo achterlijk dat hij het meest gelezen essay van het moment bijna woordelijk overschrijft. Iemand moet deze pseudo-Italiaanse baggerput dempen. Vooruit dan.

Het stuk van Pfeijffer verscheen 1 december op de website van HP/De Tijd met de titel ‘Het coronabeleid kan geen dag langer worden toevertrouwd aan deze demissionaire regering’. Als u het wilt lezen, moet u zich haasten: als het kolossale cokehart van Tom Kellerhuis ermee ophoudt is er niemand die het hoofdredacteurschap overneemt en gaat de pagina op zwart. Ten overvloede: Segers verscheen in De Groene van 18 november. Tijd voor essayexegese. 

Goed. We gaan beginnen. Eerst de kleine punten. Segers gaat in zijn essay te raden bij de semiotiek. ‘Een leider van een land is als een “teken van een teken” om met Umberto Eco te spreken’, schreef hij, en verderop ging hij verder in op de betekenis van tekens. Pfeijffer? ‘Ik vrees voor de tekenen, die niet te negeren zijn.’ 

Akkoord, niet echt overtuigend. Teken is immers geen vreemd woord om te gebruiken, het is geen, even denken, betonmolen, puddingbroodje of contrastvloeistof, of een andere willekeurige samenstelling. Zo’n woord zou opvallen. Zoals dat laatste woord deed bij Segers. ‘De woekerende ziekte fungeerde als een contrastvloeistof die de zwakke plekken in het lichaam van de Nederlandse staat en maatschappij deed oplichten.’ Tot welke poëzie inspireerde deze zin Pfeijffer? ‘Het virus werkt als een contrastvloeistof, die de zwakke plekken in het organisme zichtbaar maakt.’ 

Segers grootste bezwaar tegen de Nederlandse politiek was dat ze geen moer geeft om intenties, maar enkel naar het resultaat van beleid kijkt. ‘Uiteindelijk leidt dit onherroepelijk tot wat omschreven kan worden als een “politiek van gevolgen”.’ Wat maakt Pfeijffer van deze zin? ‘Het is een bestuursstijl die zich concentreert op de onmiddellijke effecten van beleid zonder zich te interesseren voor de oorzaken van problemen.’ 

Hier ontwikkelt zich voor Pfeijffer toch wel een probleem. Inspiratie opdoen in deze en gene roman, daar een pastiche van maken: helemaal prima als Joost Zwagerman je inspirator is. Maar het bijna woordelijk overschrijven van andermans werk of de ideeën van een ander gebruiken om je ego, dat te groot is om in het Colosseum te passen, en je kitschkarakter op te kalefateren is, hoe je het ook wendt of keert, diefstal. Plagiaat. Pfeijffers essay is een kopie van andermans koppie. En het hoeft ook niet het einde van zijn carrière te betekenen: Joost de Vries propt, na zijn kopieerkunst, nog steeds iedere week zijn nog steeds uitdijende reet in zijn redacteursstoel bij De Groene. 

Is er mogelijk een verband tussen de omvang van beide drillbillen en hun overschrijfneigingen? Dat durf ik niet te zeggen. Laat ik ondertussen maar doorgaan met mijn Turnitintruc. Segers heeft de dodelijk saaie mening – en dat zegt de huishistoricus – dat weinig kennis van het verleden zorgt voor problemen in het heden. ‘Het geheugen wordt een last bij de beleving van het heden, en de eenvoudige conclusies die aan die beleving verbonden kunnen worden.’ Gaap. Pfeijffer opent synoniemen.net en schrijft dezelfde Maarten van Rossemmening op. ‘Het is de stijl die de problemen van vandaag hoopt op te lossen zonder zich te laten afleiden door gisteren of morgen.’

Segers stelt dat ‘de Italiaanse pers het heeft over de Nederlandse staat als “vijand van zijn eigen burgers”’. Wat maakt de klucht van de zelfbenoemde tientoncasanova ervan? ‘De overheid heeft zich opgesteld als vijand van het volk.’ Segers heeft het verderop over ‘politiek pragmatisme’ en ‘rationele beleid’, Pfeijffer over ‘nuchter, pragmatisch en bewust onideologische kortetermijnbeleid’. 

Volgens mij begint u ook een lijn te herkennen. Classicus Pfeijffer schrijft vaker andermans werk over dan een chronisch spijbelende gymnasiast latijnengrieks.com. Maar iedere klassieketalendocent had natuurlijk zijn methoden om liegende en bedriegende lapzwansen te ontmaskeren: ga op zoek naar de fout in de vertaling. Heeft de scholier in kwestie die ook overgeschreven, dan klapt de val dicht. Zoals ik de vorige keer schreef weet de sukkelige Segers niet wat utilisme is, hij verzette zich tegen de ‘niet-ethiek’ van individueel gewin en genot. Pfeijffer snapt tenminste dat dit wel ethische posities zijn, hij noemt het ‘individualisme en concurrentiestrijd’. Segers pleit voor meer ‘kwaliteit van sociale relaties’, een frase die leest alsof je zesendertig mariakaakjes zonder water in één minuut naar binnen schrokt. Pfeijffer maakt hem iets eleganter, hij heeft het over ‘altruïsme en solidariteit’. 

Zelfs de oplossing van de voorgestelde problemen neemt Pfeijffer van Segers over. De laatste concludeerde dat ‘het Nederlandse zelfbeeld en de leidende politicus toe zijn aan correctie’, Pfeijffer versimpelt dat naar ‘de enige hoop voor Nederland is een radicale trendbreuk’. Ik kan nog meer voorbeelden tonen –  het zijn er te veel en ik zit aan het maximum van mijn aantal woorden – maar u snapt het punt. Pfeijffer is een jattende rat. En hij is dit jaar de hoofdgast op het Boekenbal en schrijft dat weggeefprulletje. Het zou me niks verbazen als het boekenweekgeschenk, in navolging van dat van Wolkers, Siebelink of Reve, Augustuswarmte, Tas met teleurstellingen of De derde jongen heet. Als HP/De Tijd en de CPNB een beetje zelfrespect hebben, gooien ze deze klaplopende, afgeschminkte clown linea recta op straat of van een burg af. In Genua schijnt een mooie hoge te staan.

TD

Archief