En opeens vroeg ik me af waarom ik eigenlijk was gaan lezen, alles eraan stond me plotseling tegen. Het had in mijn geval ook niet gehoeven, ik groeide op in een gezin waar het boek in het algemeen en het literaire boek in het bijzonder zeer laag stond aangeschreven. Het werd aangemoedigd om níét te lezen. Het enige boek dat weleens werd opengeslagen was de bijbel, een van de slechtst geschreven boeken die ik ken.
Ik was de enige in mijn omgeving die op een kwade dag écht aan het lezen sloeg. Waarom? Voor mij was lezen niet een manier om mijn leven te verrijken, of om me beter te kunnen inleven in anderen, of om dingen te weten te komen, of om een beter taalgevoel te ontwikkelen, daar had ik nog allemaal niet van gehoord, die onzin zouden ze me later proberen wijs te maken, nee, aan mijn lezen lag geen enkele positieve beweegreden ten grondslag: het was een vorm van escapisme, een ordinair vluchten uit het leven dat me dreigde te overspoelen. De oliedomme zomergast Pieter Waterdrinker schijnt in dat oliedomme programma Zomergasten te hebben gezegd dat tussen de kaften van een boek het volledige bestaan zit, rare beeldspraak, maar dat is wat er precies níét zit. Tussen de kaften van een boek wordt áls er al iets gebeurt het volledige bestaan doodgedrukt (of een mug). Dat was precies wat me zo in boeken aansprak. De volledige zinloosheid ervan. Het negatieve. De duisternis. Welcome to the dark side.
Na het lezen van een paar boeken was ik volkomen vervreemd van de mensen – mijn vader, mijn moeder, mijn zussen, mijn ooms en tantes – die me omringden. Ik begreep hen niet meer en zij begrepen mij niet meer. Zíj stonden volop in het leven; ik bewoog me er zo’n beetje naast. Zij déden de hele dag gewoon wat ze moesten doen, ik dacht de hele tijd bij alles wat ik deed na. En niet bepaald op een opbouwende manier. Het lezen van romans zorgt ervoor dat je een volkomen paranoïde wereldbeeld ontwikkelt. In literaire fictie staat iedereen elkaar de hele dag naar het leven, zijn complotten de norm, graaft elk personage eindeloos in zijn of haar verleden totdat niets meer daarover vaststaat behalve dat men in zijn of haar jeugd misbruikt blijkt te zijn én in literaire fictie heeft letterlijk elk personage een geestelijke afwijking, een complex, een klap van de molen en dientengevolge een visie op de wereld die niets met de werkelijkheid te maken heeft.
Over literaire fictie wordt gezegd dat ze je ogen opent, maar ze sluit die juist. Literatuur is slecht voor je. Een boek is geen vitaminepil, zoals leesbevorderingsfanaten je proberen wijs te maken, een pil die goed voor je zou zijn, iets gezonds, iets waar je een beter mens van wordt. Dat is lezen dus niet. Het is gif dat in hoog tempo je zenuwstelsel aantast, wegvreet en vernietigt. Je bevindt je binnen de kortste keren nadat je bent gaan lezen in de diepste ellende. Vanaf het moment dat je begint met het lezen van literaire fictie, sta je er alleen voor. Ja, je hebt je ‘papieren vriendjes’, de personages, maar aan die lui heb je niets, ze bestaan niet, bovendien zijn ze allemaal gek.
Het lijkt er misschien op dat je zodra je een roman of verhalenbundel openslaat toetreedt tot een heerlijke gemeenschap van lezers, en in zekere zin is dat ook zo, er bestáát een gemeenschap van lezers, maar al snel ontdek je dat die gemeenschap niet zo heerlijk is, maar uitsluitend uit idioten bestaat. Het schijnt moeilijk te zijn voor lezers om niet een soort religieus gedrag te vertonen. Zíj lezen en ze willen ook dat anderen lezen. Ze hebben een missie, ze verrichten zendingswerk. En als je al een lezer bént, dan willen ze dat je hetzelfde leest als zij lezen. Ze raden je boeken aan, ze dringen je boeken op, ze proberen je boeken in je handen te proppen. Het zijn altijd slechte boeken, zeker als het een boekhandelaar is die je adviseert. Luister nooit naar je plaatselijke boekhandelaar, lees die domme kaartjes met aanbevelingen niet die ze op boeken leggen, negeer hun top tienen, kom liever helemaal niet in een boekhandel zolang daar nog levend personeel rondloopt. Nog nooit heeft iemand me een boekentip gegeven waar ik wat aan had. Ze staan voor je neus en zeggen dat je De acht bergen van Paolo Cognetti moet lezen of De heilige Rita van Tommy Wieringa. Openingszin: ‘Paul Krüzen spuwde in zijn handen, greep de steel vast en hief de bijl boven zijn hoofd.’ Het ene boek is nog verschrikkelijker dan het andere. Het lezen van een roman is als naast Paul Krüzen staan die een bijl boven zijn hoofd heft. Tweede zin: ‘De stronk op het hakblok spleet maar barstte niet uit elkaar.’ En dat alleen maar door het heffen van de bijl! Literatuur in Nederland, dat zijn Pieter Waterdrinker en Tommy Wieringa. Wil je over de grens lezen, dan krijg je Italiaanse kitsch aangesmeerd.
Geld verdienen, aantrekkelijk, gezond en populair zijn, een gelukkig en liefdevol gezinsleven hebben – ik heb het allemaal opgegeven voor lezen. In Nederland is er zelfs een stichting die lezen propageert: de CPNB. In een van haar uitingen schrijft deze stichting dat lezen ‘immers’ (let op dat immers) leidt ‘tot meer begrip voor de ander en daarmee tot een hechtere samenleving’. Hoe onwaar is dat! In The Solitary Vice (een boek tegen lezen) merkt Mikita Brottman op: ‘Hitler was a great reader, after all, and so was the Unabomber.’ Mijn advies: denk goed na alvorens je lid wordt van een leesclubje. Je begeeft je al snel tussen onfrisse types. De lezer draagt door zijn asociale gedrag per definitie een ongewenst steentje bij aan de ondergang van de wereld. Lezen haalt de innerlijke Hitler in je naar boven. Volgende keer schrijf ik iets over mijn favoriete boeken.
AS