Ferdinand Grapperhaus houdt van boeken en dieren. Dat eerste weet ik omdat hij enkele maanden geleden (in maand twee van het jaar 0 CE, corona era) een straattaalwoordenboek kocht bij Van Rossum in de Beethovenstraat. Inderdaad de beste plek om, als onderdeel van een etnografische veldstudie, je te verdiepen in de communicatiemiddelen van de homo Amstelodamum minorum. Op strooptocht in het Vondelpark, begeleid door twee dienaren in uniform (de etymologische herkomst van dat woord – dinar – laat zien dat het gerechtvaardigd is om te spreken over de hoeren van justitie), sprak hij enkele dames aan op hun coronachillgedrag. Uit de articulatie van de woorden chickies en chillen blijkt dat Grapperhaus’ taalgevoel meer gelijkenissen kent met Hij was maar ’n neger van Zangeres Zonder Naam dan met de shanksongs uit de Smib en van 73 De Pijp.
Grapperhaus’ liefde voor dieren komt tot uitdrukking in zijn vriendschap met Mai Spijkers, de man die de rat van de grachtengordel wordt genoemd. Dat dit een onnauwkeurige vergelijking is weet iedereen die ooit een aflevering van de tekenfilmserie Kim Possible heeft gezien: met zijn enorm uitstekende slagtanden en glimmende kraaloogjes heeft Spijkers meer weg van een naakte molrat dan van de beesten die tussen de bergen afvalzakken beneden mijn raam krioelen. En kan je eigenlijk wel over amicaliteit spreken als je niet wordt uitgenodigd voor de bruiloft van je beste? Maar dit stuk gaat niet, ik herhaal: níet, over de bruiloft van Ferdinand Grapperhaus; sommige botten zijn zo afgekloven dat zelfs de meest uitgehongerde hyena er niet op wil sabbelen. (Oké, één gedachtespinsel. Wie laat zijn tweede huwelijk in hemelsnaam afsluiten met Ankie Broekers-Knol als ambtenaar van de burgerlijke stand, de staatssecretaris voor deportaties, die voor kinderen in Griekse vluchtelingenkampen, die op dit moment een life acting rollplay van The Hunger Games opvoeren, geen ‘ad-hoc-oplossingen maar structurele oplossingen’ wil en ze daarom op die eilanden naar de pleuris laat gaan? Als ik een van de kinderen van Grapperhaus was zou ik snel een extra levensverzekering voor mijn pa en stiefmoeder afsluiten, want er is maar één structurele maatregel die genomen kan worden om ervoor te zorgen dat het getrouwd stel in voor- en tegenspoed bij elkaar kan blijven.)
De passie van Grapperhaus voor Mai Spijkers en boeken vond zijn culminatie in het in 2017 uitgegeven boek Rafels aan de rechtsstaat. Nou wil ik het niet over de precieze letter van het werk hebben (het is weer een samenraapsel van columns, aangevuld met losse flodders en enkele natte breinscheetjes, bijeengehouden met een kartonnetje en Pritt Stiftlijm, uitgegeven door Prometheus), maar over de geest van het boek. Ambteloze Grapperhaus was bang voor de afbraak van de rechtsstaat, bang voor ondermijning, hij vreesde voor een almachtige overheid ten opzichte van de burger. ‘Daarom is er een door de samenleving erkende, neutrale overheid nodig die iedereen [let u op, íedereen] beschermt tegen andere burgers en tegen haar eigen macht.’ Hier sprak de hoogleraar en bezorgde advocaat, en zeg nou zelf: welke jurist (met uitzondering van wat rechtse roeptoeters die uit de Leidse kloonmachine komen) is het niet eens met de bescherming van individuen tegen een almachtige overheid?
Wie noemt u? Touché, het antwoord ‘Carl Schmitt’ had ik niet verwacht. Maar ik heb het donkerbruine vermoeden dat dit komt doordat de directe gevolgen van zijn vriend-vijandonderscheid in rook zijn opgegaan. Nazi-Duitsland was zo’n plek waar geen rechtsstaat was, waar minderheden werden vervolgd en advocaten niet vrijuit hun werk konden doen. Maar gelukkig wonen wij in Nederland, waar de confrères van Grapperhaus worden beschermd door een minister van Justitie die voor de advocatuur opkomt. Of zoals onze minister het zelf zei op de herdenkingsbijeenkomst na de moord op Derk Wiersum: ‘En van een advocaat blijf je ook af. Zonder advocaat, geen recht. Zonder advocaat, geen rechtvaardigheid.’
Wie deze opmerking leest krijgt het gevoel dat Grapperhaus wat akelige gesprekken op zijn ministerie gaat voeren. Het waren namelijk zíjn officieren van justitie die bevel hebben gegeven voor het schaduwen van advocaten Nico Meijering en Leon van Kleef. In de zoektocht naar Ridouan T. – een tot nu toe onschuldige medeburger met een blanco strafblad dat je enkel met een zonnebril kan bekijken – is opeens alles geoorloofd; dat hij de meest gezochte man van het land is, is blijkbaar een gegronde reden om banaliteiten als rechten opzij te schuiven. ‘Een overheid die iedereen beschermt tegen haar eigen macht’: een schitterende tegeltjeswijsheid die bij Grapperhaus op zijn deurmat staat.
Ja ja, die Ridouan lijkt ook mij niet echt een lekkere jongen, maar ik vind dat ik bij mijn dealer niet te ver over zijn schouder moet kijken. Wie deze zaak echter afdoet als een incident is als een dagelijkse hoerenloper die zegt dat hij enkel voor de mooie lichtjes over de Ruysdaelkade flaneert. In 2014 werden de luistervinken van Zoetermeer – in de volksmond beter bekend als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst – betrapt op het aftappen van advocaten van het kantoor Prakken d’Oliveira. Uiteraard ben ik in deze zaak vooringenomen, want een potje toepen in de Erehemel met de twee naamgevers van dit kantoor wordt een stuk gezelliger als ik hen geen verbale novitsjok onder hun neus schuif. De advocaten stapten naar de rechter en die gaf de veiligheidsdienst een oorvijg waarna ik had verwacht dat Ronald Plasterk (als minister verantwoordelijk) kwijnend en zwijgend in een hoek van de kamer zou zitten. Dit soort stasistreken horen niet in Nederland thuis, zo maakte de zittende magistraat duidelijk. En wat deed ome Roon? Hij stelde hoger beroep in…
Ieder medium blafte tegen Grapperhaus over wat de tweede mooiste dag van zijn leven had moeten worden, maar liep trouw aan zijn leiband zodra hij de woorden orde en tucht in zijn mond nam en met een knuppel in de hand probeerde af te dwingen dat u en ik voor vijftig jaar minstens veertig uur per week voor een manager gaan werken om op een eerlijke manier de kost te verdienen. Deze zaak stinkt. Rot begint aan de kop, niet aan de staart.
TD