invalid
Minder validen zijn minder. Minder kracht, minder waarde en ook een beetje minder mens. Het enige wat ze meer zijn is gerechtigd zich minder te voelen. Neerslachtigheid is geen recht, het is een privilege. Van nog minder kracht getuigt het te denken dat handicaps of ziekten slechts een ‘andersvormigheid’ zijn. In tegendeel: het is altijd iets dat ze níet kunnen; op die radioactieve superheld wacht ik nog steeds. Stephen Hawking had zijn theorie al af voordat hij een cyborg werd, die telt niet, en in India worden kinderen met staarten weliswaar aanbeden als reïncarnaties van Shiva, maar verder hoor je daar ook zelden van. Foster Parent-godjes, meer niet.

Toch is er nu Het Toegankelijke Symbool, bedacht door Sara Hendren en Brian Glenney, om het oude, stigmatiserende en meelijwekkende symbool voor minder validen te vervangen, u weet wel: die trieste, lijkbleke figuur die maar een beetje stijf op een rolstoel zit en nooit een poot uitsteekt. Dat, tegen dat een eeuwig blauwe achtergrond, ademt maar een ding: wheelchair-blues. Zo zien gehandicapten er natuurlijk niet uit. Gehandicapten zijn dynamisch, volwassen, seksueel, hebben arbeidsethos en denken nooit aan zelfdoding. Geen wonder dus dat het nieuwe, rolstoelracende logo in de meest politiek correcte naties reeds een succes is. Australië (van die mensen met boomerangs) en Oostenrijk (van die man met dat snorretje, en nu die anti-minarettenwetgeving).

En wie anders dan Amerikanen hadden dit kunnen bedenken. De mad men weten wel hoe je iets verkoopt, namelijk aan minderheden. En zeg nou zelf: wie nog nooit een erectie heeft gekregen van de Amerikaanse vlag is een terrorist, een communist of een vrouw. De vraag is echter hoe je minderheden verkoopt. Een bloemlezing.

Men noeme Indianen nu Native Americans, want Indianen wonen in India en men wil niet even star zijn als de ontdekkingsreiziger die de heren-dames naar de maatstaven van zijn eigen ego definieërt. Dat Columbus zijn fout snel genoeg inzag en een Amerika van een India scheidde, en dat dus Amerika een even kolonialistische en veralgemeniserende term is als Indianen: soit. Dat de Natives zich nog steeds verdelen over bepaalde stammen, inclusief rivaliteit en dus onherleidbaarheid, ook dat ziet men niet. Je hebt een leuke naam: hier heb je een nieuwe. Je hebt veren op je hoofd: hier heb je er een in je reet. Je kan slecht tegen alcohol: hier, een casino, ze

Nee, dan lilliputters. Men noeme hen voortaan: Little People. Vinden ze fijn. Recht voor z’n raap, niet om de hete brij heen, en het drukt de machtsverhoudingen ook lekker uit. Het is wachten op de eerste dwergneger met gouden gebit die zich ironisch Lil’ Person noemt. Indien het realisme is, wat men beoogt: Half People dekt ook de connotaties van Little People. Alles was hier beter geweest. Dwerg, een prachtig woord met een lange geschiedenis in de westerse mythologie, vrij recentelijk nog gepopulariseerd in films die beter dan de boeken waren. Een sluw, trots weerbarstig volkje dat draken bevecht en een monopolie in de edelmetalenhandel in stand tracht te houden. Lilliputters. Toegegeven: een verzonnen volk om de Victoriaanse politiek mee te kak te zetten, toch zijn er weinig groepen die zich kunnen beroemen naar een literair stijlfiguur genoemd te zijn. Behalve misschien de christenen, ook geen onverdienstelijk volk trouwens.

De negers. Van Coloreds (dat zijn ze ook) naar Black People (dat niet). Overigens, natuurkunde daargelaten, zwart is natuurlijk ook een kleur en niet een met onbevlekte bijbetekenissen. Sterker, vlekken worden zwart gedacht. Zwart is de gevaarlijke nacht, die men de rug toekeert, de diepe dood, die men ontkent, en de letters op dit papier, die men gratis weggeeft. Verder zijn zwart: gestapo-uniformen, televisieschermen die uit staan, de binnenkant van je oogleden, wanneer je ze heel hard dichtknijpt, omdat je bijvoorbeeld doodsangst uitstaat en aangebrand vlees, waarvan eigenlijk alleen die laatste de naamsverandering enigszins billijkt. Daartegenover staat dan wit, de puntjes troost aan de hemel, de maan, god waarschijnlijk, alle kleuren gebundeld, hoop, inzicht, zeepsop en marmer. Waar de vrolijke anti-these chocolade-vanille de gelijkenis tussen beide rassen zou benadrukken, doch niet het palet zou verloochenen, is zwart-wit de moeder aller tegenstellingen.

En nu dus Het Toegankelijke Symbool, de overtreffende trap in de gedachte dat een handicap iets is dat je kunt overwinnen. Bart Lont, hoofd van aller invaliden in Nederland, vindt het hoogtijd dat het teken eens door ons rolstoel-ontoegankelijke land overgenomen wordt. Oostenrijk, die besneeuwde bergketen, mag ons asfaltlandje tot voorbeeld zijn. Het nieuwe symbool zou volgens Lont ‘tegen de beeldvorming en stigmatisering’ helpen. Het tegendeel is natuurlijk waar. Het oude symbool verwees helemaal niet naar gehandicapten, maar naar hun voorzieningen. Pas nu, nu we met zijn allen de nadruk op de kwiekheid, de levenslustigheid en de dynamiek van de minder validen moeten leggen, wordt het teken een stigma. Namelijk van datgene waar we op voorhand al geen mededogen mee mogen hebben: de fysiek uitgedaagden.

The challenged. Nog zo’n knieval van een kleuterjuf. Je bent niet blind, je bent visueel uitgedaagd; je bent niet doofstom, je bent akoestisch uitgedaagd; je bent niet allebei, je bent sensibel uitgedaagd; je bent niet homoseksueel, je bent reproductief, dan wel ethisch uitgedaagd, afhankelijk van welke dominee je nieuwe button opspeldde. Want ja, ook dat is de implicatie: er is een uitdager. U mag kiezen wie: God de musketier of Satan de pokémontrainer.

En als je de uitdaging niet aangaat, en eens lekker niet levenslustig bent – alle reden toe – dan ben je helaas geen winnaar, een verliezer dus. De handicap wint, de gehandicapte kwam niet op dagen. Bart Lont is de Erica Terpstra van de gehandicaptenbond, met als verschil dat ‘kanjers!’ nu ‘winnaars!’ zijn, en Erica Terpstra een groter toilet heeft.

Archief