LAH
In het werk van Gerard Reve ben ik reeds drie malen het volgende adagium tegengekomen: ‘Arme mensen zijn slecht. Anders waren zij toch zeker niet arm?’ Het staat ergens in ’t Hijgend hert en in Brieven aan Wim B., geloof ik. De derde instantie ben ik vergeten. Ter apologie voor deze uitspraak wil ik niet verder gaan dan verlegen wijzen op de volgende drie-eenheid: ironie; de voordelige economische situatie in de welvaartsstaat van de jaren ’70 in Nederland; de Mysteriën Gods. Het precieze geheim van deze triniteit gaat overigens mijn rode baret te boven.
Hoe dan ook, vandaag is een andere dag dan gisteren. Ironie heeft zijn waarde ook een beetje verloren, het heeft de verschrikkingen van deze tijd althans niet kunnen tegenhouden. Ook economisch licht de situatie anders. De rijken hebben de macht, de kloof wordt groter, sociale mobiliteit krimpt, enzovoorts, enzovoorts. En God? Of ie dood is, durf ik niet te zeggen, maar laten we het er op houden dat Hij al eventjes aan het slapen is, een winterslaap zo te zeggen; en dat, laten we eerlijk wezen, de lente niet bepaald in zicht is. Ik ben daarom voornemens een socialistische, post-christelijke, splinterpartij op te richten, genaamd Oog van de Naald (OvdN) met slechts één, duidelijk ideologisch maxime:
Rijke mensen zijn slecht. Anders waren zij toch zeker niet rijk?
Waarom wachten totdat Petrus in een ver hiernamaals de deugden tegen de portomonnees opweegt? Laten wij toch het heft van het Zwaard des Oordeels in eigen hand nemen en daarmee reeds nu, in het hierditmaals, de kamelen door de tolpoorten van Ons Koninkrijk jagen en de vetbulten afsnijden waar het knelt!
De logica liegt er niet om: rijken zijn de oorzaak van zowat alle kwaad. Rijken zijn racistisch. Elke miljoen die op uw rekening staat, staat in Afrika niet op een rekening. Rijken zijn antisemitisch. Hoeveel mensen die u kent die een holocaust-monument kúnnen betalen, hebben er ook daadwerkelijk één in hun achtertuin staan? Precies! Trouwens, hoeveel heeft die holocaust wel niet gekost? En wie heeft dat opgehoest denkt u? De vakbonden waren opgeheven, dus die konden het niet zijn. Geef mij een ramp die niet door de rijken is veroorzaakt. Dresden? -De rijken. Nagasaki? -De rijken. Verdun? -De rijken. Pompeï? -Een zeer rijke stad, gebouwd op de rand van een vulkaan. Ook dat is dus de schuld van de rijken. Khadaffi? -Rijk. Pol Pot? -Rijk. Joop van de Ende? -Rijk.
Het staat allemaal nog een beetje in de kinderschoenen, maar als alles een beetje voorspoedig loopt kunt u op 15 maart gewoon op mij stemmen. Het ontbreekt mij nog aan een kieslijst, maar we hebben al wel een slogan: ‘Geen gezeik: iedereen in de middenstand!’ Ook financieel hebben we wat problemen, daar de donaties maximaal een tientje mogen zijn. Leert u in ieder geval alvast even ons partijlied uit uw hoofd:
RIJKEN AAN DE RIEK!
Vrouwen aan de top!
Met glazen vloerbedekking!
Negers met een zweep!
En blanken aan de ketting!
Katholieken vogelvrij!
Alleen de pedo’s krijgen gratie!
Hetero’s krijgen tbs!
en chemische castratie!
Parkeerwachters een nekklem!
Agenten supersoakers!
Burgers gummiknuppels!
Douaantje, buk voorover!
Piet is niet racistisch
slechts zwart door de haard
maar de Sint zessendelen we
en zijn peen is voor zijn paard
De koloniën indachtig
monumenten op alle pleinen
al het gojim draagt een ster
klaagmuur van stolpersteinen
Argumenten worden drog
Alleen Godwin heeft nog recht
Wie in een rechtszaak nu gelijk krijgt
Is wie het eerste ‘Hitler’ zegt
Mannen zonder sluier
Aan het spit in plaats van lam
Marokkanen met een scooter
Krijgen de sleutel tot Zaandam
Drie soorten toiletten
Andro, trans en post-op
En wie zich daar niet thuis voelt
Die houdt het dan maar op
Hulp bij zelfdoding
Niet meer dan goed fatsoen
Abortus tot de puberteit
Euthenasie is uw pensioen
Dieren in het parlement
Boeren in de melkmachines
Lelystad weer onder water
Noordwijk vol met windturbines
De koning van zijn troon gestoten
Beroofd van elke burcht
In circus dan tentoongesteld
Happend naar Pijneburg
Bankgebouwen gaan op slot
De gevangenis gaat sluiten
Het verschil: bij de bajes
laten we de mensen eerst naar buiten
Sommigen zijn haalbaar
Anderen zijn ludiek
Aaar één ding staat voorop:
Rijken aan de riek!
Tot 15 maart! Samen kunnen we een tegenwicht bieden aan het populisme!
LAH
Rosanne Hertzberger heeft de afgelopen tijd het beeld proberen te nuanceren dat meisjes op studentencorpora slachtoffers zijn. Zij kan het weten, zelf zat zij bij het Leidse Quintus, een niet corporale vereniging die zich in mijn intreeweek als volgt typeerde: ‘Wij zijn zegmaar Minerva, maar dan met minder verplichtingen.’ Bij Minerva maakten ze het trouwens nog bonter. Daar antwoordde de woordvoerder op de vraag wat de Minervaan typeert: ‘wij zijn geen politieke vereniging. Iedereen is welkom.’ Hij stond pal onder een portret van Zijne Doorluchtigheid Prins Pils, inmiddels gepromoveerd tot Koning Kanon.
Terug naar hertje Hertzberger. Zij neemt het op voor de studentenvereniging, ofschoon zij op Quintus ‘nog nooit zoveel voor hoer is uitgemaakt’, werd ‘aangerand’, ‘betast’ en waar ‘geruchten gingen van mannen die seks hadden met half-bewusteloze vrouwen’. Voor wie al gruwelt bij geruchten over bewusteloze vrouwen, gruwel niet: ze zijn slechts ‘half’-bewusteloos. Of half-bewust, het is maar hoe je het bekijkt. Een verkrachting kun je zoiets niet noemen, hoogstens een halve verkrachting, of zoals Rosanne Hertzberger het dus liever noemt: ‘seks’.
Maar zijn al het betasten, aanranden, uitschelden en wat er dan ook van die geruchten waar is, dan niet erg? Ach, nuanceert Rosanne, ‘we waren rond de twintig jaar oud en de alcohol en hormonen liepen in pure vorm van de gevels.‘ Ik vraag me af hoe Swabismen als ‘wij zijn onze hormonen’ of ‘wij zijn ons alcoholpromilage’ het in de rechtzaal doen. Een rechter lijkt me daar toch iets minder vatbaar voor, dan een microbiologe. Want dat is Rosanne Hertzberger, microbioloog. En columnist voor het NRC dus. Uit de microbiologie heeft zij ook haar talent voor nuance vandaan. Het woord zelf, ‘microbioloog’, staat zelfs ter nuance naast haar columns, die dan ook over Europa, bezuinigingen op defensie, tatoeages en Donald Trump gaan. Als u dat niet begrijpt, zet u dan eens de woorden ‘-Rosanne Hertzberger, microbioloog’ achter een willekeurig citaat van Cicero, misschien begrijpt u het dan.
Volgens Hertzberger kunnen de vrouwen op verenigingen best van zich af bijten. Want als de Quintmannetjes te ver gingen, ‘zetten we gewoon de brandslang open.’ Aha. We moeten de studentenvereniging dus niet zozeer zien als een boosaardige sekte waar vrouwen verdeeld worden, maar als een soort Grease-achtige wereld van de jongens tegen de meisjes waarin een eeuwig Marco Polo-achtig spel gaande is, waarbij de jongens steeds handtastelijker worden tot de vrouwen ze met een waterkanon wegblazen. Behalve mijn onmiddellijke zorg naar de waterschade en brandveiligheid van Rijksmonumenten, houdt iets anders me bezig: wie is die ‘we’ in ‘we zetten de brandslang open’? Waarschijnlijk Rosannes meisjesdispuut. Maar groepen meisjes hebben niks te vrezen. Individuen daarentegen wel. Nu kan een schorre krijsquint als Rosanne ‘Honderd Hertz’ Hertzberger zich wellicht moeilijk voorstellen dat er op zo’n club ook individuen rondlopen, maar laten we er toch maar vanuitgaan.
Laat ik eerst dit verklappen. Die ‘geruchten van mannen die seks hebben met half-bewusteloze vrouwen’ zijn geen geruchten zonder meer. Zulke gevallen komen voor. Zo bevond ik mij ooit op één van die mooie traditionele ceremoniën die de Neerlandse corpora als culturele erewachten trachten te conserveren voor toekomstige generaties: een 21-diner. Twee jongens van NJORD, de roeivereniging van Minerva, stonden zich vrolijk te maken over iets dat de ene op zijn gsm liet zien: een soort Reddit-achtig internetforum voor alle Nederlandse corpora. Hij klikte een filmpje aan, dat overduidelijk ook met een gsm was gemaakt: een vrouw werd in haar achterste bezeten werd door de cameraman. Het geheel speelde zich af in een openbaar toilet, of liever gezegd in de spiegel boven de wasbakken, want daar was de camera op gericht, opdat het overzicht en kijkplezier maximaal was. Ook zagen wij dat de vrouw niet helemaal bij haar volle verstand was; dat zij iets leek te willen zeggen, maar niet op de woorden kon komen. Maar misschien probeerde zij zich slechts het evacuatieplan te herinneren, zodat zij de dichtstbijzijnde brandslang zou weten. Men kon de cameraman enig beroepsmatig feminisme niet ontzeggen, want hij gaf zijn eigen lichaam ook ruimschoots de aandacht, terwijl hij het hier en daar aanspande. Alleen zijn hoofd ontbrak. Maar dat begrepen wij best. Je weet nooit wat er met zo’n filmpje gebeurt. Je ouders zouden het kunnen zien! ‘Ziek!’, zei de ene jongen naast mij. ‘Ja, wat een koning!’ zei de ander. Toen klapte hij zijn telefoontje dicht en we hadden nog een kapotchille avond.
Natuurlijk, Quintus is geen corps. Er zijn immers ‘minder verplichtingen’ en verkrachtingen horen daar natuurlijk ook bij. Maar verkrachtingen daargelaten, in wezen ben ik het ook met Rosanne eens: wie als vrouw bij het corps gaat, moet niet zeuren over seksisme. Doe niet alsof je van te voren denkt dat het een nobele club is, die ergens voor staat. Begrijp me niet verkeerd: zwijgcontracten zijn malafide dingen, maar ze verschillen tenminste op één belangrijk vlak met maffiose omerta-contracten. Je hebt geen pistool tegen je hoofd als je er een tekent. Je kiest er zelf voor. Uit geilheid, uit nieuwsgierigheid, uit domheid, maar in ieder geval niet wegens een of ander hoger ideaal. Wat erg is aan de term ‘hertje’ is niet het seksisme, maar de beknopte kennis van de biologie, die immers ‘hinde’ voorschrijft. ‘Moge de gore wijven met hun kut over een kanon worden getrokken’ is niet seksistisch. Het is nog veel erger: het is van Hans Teeuwen. Het idee dat ergens een latijnse vertaling van Snelkookpan als clublied fungeert, je moet er niet aan denken.
LAH
Ik heb iets tegen weermannen. Men zou zelfs van een ‘weerzin’ kunnen spreken. Dat vrijpostige waarmee ze lekker achteraan het nieuws zitten, met zo’n smoel van ‘nou mensen, u boft, we hebben het beste voor het laatste bewaard! Oorlog in de Congo, honger in Venezuela, maar kijk eens wat voor zonsopkomst we vanochtend hadden!’ Nieuws moet iets zijn dat niet elke dag gebeurt, maar het weer gebeurt elk moment opnieuw. Het heet zelfs zo: Het Weer. En als een meteorologisch verschijnsel dan een keer wél belangrijk is (een cycloon ofzo), dan is de weerman natuurlijk nergens te bekennen. Nee hoor! Die is zijn powerpointslides op volgorde aan het zetten, die heeft het te druk met cirrus fluccus en cumulus humilis uit elkaar te houden, die zit lekker ingezonden foto’s van druppeltjes dauw te bekijken, als ie ze al niet zelf gemaakt heeft!
Fred Weerman is de nieuwe decaan van Geesteswetenschappen. Niet slechts zijn naam doet vermoeden dat hij beter aan de meteorologische faculteit had kunnen solliciteren, zulks blijkt ook uit een interview in de Babel. Babel: ‘waarom vonden ze u geschikt?’ Fred: ‘het zit in mijn genen om me te bemoeien met bestuurlijke zaken.’ Stervelingen zoals u en ik weten hooguit of ze vaders of moeders ogen hebben of dat de familie veel dementiegevallen kent. Fred Weerman kent sinds het hiervoormaals af reeds zijn lotsverbondenheid met het macro-management in de semi-publieke sector. Zijn opvattingen over genetica hoeven daarbij niet getoetst te worden aan wetenschappelijke criteria. Weermannen zijn orakels, mediums. Ooit een weerman horen funderen waarom het in de loop van de middag opklaart? Natuurlijk niet. Fred Weerman is dan ook de juiste man op de juiste plaats bij GW. Als geen ander kent hij de grenzen van de logica, de blinde vlek van Kuhn, het ene plekje op de rug van Popper, waar ie zo vaak jeuk had, maar net niet bij kon… Sommigen worden profeet in dit leven, anderen worden dichter, weer anderen filosoof. Fred Weerman wordt Fred Weerman.
Volgende vraag: ‘wat voor decaan hoopt u te zijn?’ Fred: ‘Ik zie mijzelf niet zozeer als degene die de plannen bedenkt, maar eerder als de persoon die ervoor moet zorgen dat anderen dat doen.’ Elk genie zijn dealer, elke beeldhouwer zijn muze, elke Lennon zijn Yoko. Dit is Fred op zijn best. Een prachtig staaltje dialectical problem managing 3.0: combineer twee problemen en je hebt de oplossing tot beide. Werd het bestuur van de UvA vorig jaar nog 1) visieloosheid en 2) het afschuiven van verantwoordelijkheid verweten, daar roert deze Weerman twee cyclonen door elkaar tot een supercel die alle problemen wegblaast: visie an sich wordt een verwijt, waar hij bij voorbaat voor bedankt, door het af te schuiven op zijn ondergeschikten. Fred maakte visie slechts ‘mede mogelijk’. Is Rexona ooit verantwoordelijk gehouden voor de misstanden bij Idols? Is er ooit bij Philips geklaagd, toen PSV slecht speelde?
Hoe denkt deze man eigenlijk over de Geesteswetenschappen, you know, die faculteit die hij de komende vijf jaar in een gele zuidwester en een paraplu tegen maatschappelijke rukwinden en wetenschappelijke hagelbuien moet beschermen, die de hele faculteit het liefst tot een Bildung Academie-achtige combinatiestudie maken, of een vak geesteswetenschappelijke vaardigheden? Nou, zo: ‘de grenzen tussen de faculteiten zijn willekeurig.’ Zoals een voetballer altijd alles vergelijkt met een pot voetbal, zoals bakkers altijd voor alles een broodmetafoor hebben klaarliggen, zo zien weermannen in alles de werking van het weer: volstrekte willekeur. Het kan vriezen, het kan dooien. Grieks had net zo goed bij Natuurkunde kunnen zitten, daar gebruiken ze immers veel Griekse letters. Geologie heeft ook wel iets weg van Geschiedenis: het begint allebei met een G. Eigenlijk had Fred van alle faculteiten wel decaan kunnen wezen. Wat er onderwezen wordt zal hem een worst wezen, wat boeit het een weerman wat voor weer het is: hij zit lekker binnen. Zoláng er maar weer is, waar ie een beetje de baas over kan spelen.
Waarom zijn weermannen weermannen? Omdat ze geen generaal zijn. Je kunt dat zien als ze een keer een oostenwind moeten voorspellen. Dan staan ze vunzig tegen die kaart aan te schurken alsof het een aard heeft, houden ze hun benen strak in denkbeeldige laarzen en laten hun laserpointer even lekker over de Benelux glijden als een aanwijsstok. Dan zie je ze denken: ‘dat Von Schlieffenplan, hoe ging dat ook alweer?’ Hier onderscheidt Fred zich van andere weermannen. Waar anderen genoegen nemen met een slap aftreksel van een infantiele fantasie, daar zijn Freds fantasieën op zichzelf slappe aftreksels van kinderwensen. Fred denkt zichzelf geen generaal, maar ‘meer een dirigent. De muziek zit in deze faculteit en ik moet zorgen dat ie zo goed mogelijk tot klinken komt.’ Ach ja, de dirigent. Het doorgeefluik tussen de brille van de componist en het talent van het orkest. Zelf steekt hij geen vinger uit, slechts een stokje. Omdat de componist dood is, krijgt hij het applaus. Omdat het orkest met zoveel is, neemt hij hun boeketten aan.
Uiteindelijk is er niet zo veel verschil tussen Fred en zijn soortgenoten. Een weerman is hoe dan ook een manager. Hij heeft geen echte macht, maar het lijkt zo. Als hij zegt dat het morgen onweert – en verdraait: morgen onweert het – dan kunnen we toch met zijn alle best doen alsof het dóór hem onweert? Wie bewijst het tegendeel? Laat de dondergodjes toch fijn met hun hamertjes spelen.
LAH
Op de website van Folia stond een reactie op mijn verhaal over Hadjar Benmiloud (PC, 21-05, p.4). Ik ben, als ik het stukje samenvat, een misogyne racist die zich verschuilt achter ironie. Het stuk is alleen niet geschreven door Hadjar, maar door Timo Koren en Yannick Coenders. Typische appropriation natuurlijk van deze helper males: de Berberse etiquette schrijft immers voor dat alleen neven, achterneven en zwagers opgetrommeld mogen worden om zich ermee te bemoeien.
Kijk, dit hierboven was dus ironie. Ik zie dat, u ziet dat, Timo en Yannick niet. In mijn vorige stuk zou ik mij met vele seksistische grapjes ‘beroepen op de gouden regel van de Nederlandse literaire wereld: als je je ongemakkelijk voelt, wentel je je in ironie.’ Ze vervolgen: ‘Zo voorziet hij zijn stuk van een teflonlaagje, in de veronderstelling dat zijn Johan Derksen-achtige gebbetjes dan te ambigu zijn om kritiek op te leveren.’
De kritiek is dus dat ik een soort Johan Derksen ben, die het masker van Johan Derksen opzet. Tjonge, wat een veilige, gemakkelijke ironie waarin ik mij ‘wentel’, ik ben een wentelteefje. Lieve jongens, over welke ironie hebben jullie het? Ironie zou zijn als ik zou zeggen: ‘Seksistisch? Ik? Maar mijn bloedeigen moeder is een vrouw!’ Ik maak dan een grapje, zonder me te hebben verweerd. In mijn verhaal daarentegen ben ik helemaal niet ironisch. Ik ben niet eens aanwezig in het verhaal: er is alleen een ik-persoon. Dat je die personen niet moet verwarren, weet ik, dat weet u, Timo en Yannick niet. Zij schrijven: ‘als Lucas Arnout op een feestje is (…) wil hij het liefst alleen maar naar tieten staren. Bij zijn ballen gegrepen worden. Naar de wc. En dan dertig seconden na elkaar eruit komen. En dat dan literair uit de doeken doen, terwijl hij tegen een knallende kater vecht.’ Laten we voor het vervolg zeggen dat ik samenval met mijn hoofdpersoon. Zelfs dan zijn dit leugens. Over tieten schrijf ik slechts zeer nederig, dat ik beter naar haar twee lieve dingen kon staren dan haar lief ding te noemen. Bij mijn ballen wil ik ook niet gegrepen worden. Dat doet namelijk pijn. Zo ook in het verhaal, waar Hadjar mijn seksistische gepraat bestraft, door dus –zeer moederlijk en traditioneel, dat geef ik toe – mij hard in mijn zak te knijpen. Tegen een kater vecht ik al helemaal niet; drank komt in de hele tekst niet voor, de jeugd wordt nergens beïnvloed, ik heb zelfs niet de mogelijkheid tot drinken, omdat Hadjar dus de hele tijd in mijn ballen knijpt. En tenslotte doe ik dus niks ‘uit de doeken’, want het is fictie, fabel.
Daarenboven is het fictie waarin ik mij vanaf moment 1 kwetsbaar opstel, namelijk als lompe ploert die de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de uitgeverswereld betwijfelt met ‘welke uitgever ik ook bel, ik krijg altijd een vriendelijke receptioniste aan de lijn.’ Na nog meer van zulke overduidelijke seksismen, laat ik me schuldbewust straffen door Hadjar (de balzak) en kom tot de conclusie dat ik het feminisme moet steunen zonder het me toe te eigenen met begrip, waarna Hadjar me beloont met overigens zeer discreet beschreven seks, waarbij zij duidelijk de overhand heeft. Wanneer wij iets later uit de wc komen, laat ik haar voorgaan, het Islamitische voorschrift radicaal omdraaiend. Ten eerste: dit is geen feminisme, dit is je reinste femdom. Ten tweede: hoe is dit niet gefabuleerd? Ik bedoel: ik… LAH, die simpele Zeeuw, 23 en nog geen studie afgerond, het Grieks onmachtig, met… Hadjar Benmiloud, stem van een generatie, schildmaagd van een revolutie?
Ook de fotograp vinden ze niet leuk. Wat had ik gedaan? Ik had een afbeelding afgedrukt met een blote “feminist” (hangtieten, veel beharing) die naakt poseert op een aanrecht met de tekst ‘meisje op een feministisch platform’ (Hadjar Benmiloud heeft een feministisch platform opgericht, vandaar). Zij schrijven: ‘Zo moet Lucas Arnout gedacht hebben dat er iets nog grappiger is dan een vrouw achter het aanrecht, toen hij in zijn browsergeschiedenis een pornografische afbeelding van een vrouw op het aanrecht vond.’ Alsof het een soort woordgrap met voorzetsels was! Het ergste is: het is nog waar ook: ik héb dit uit mijn browsergeschiedenis. Ik zocht naar feministisch goedgekeurde pornosites en vond dit plaatje. Maar lieve jongens, als mijn schrijven niet pleit voor mijn feminisme, dan toch zeker mijn browsergeschiedenis wel?
Ten slotte zou ik ook nog een racist wezen. Dat haal ik althans uit de volgende opmerking: ‘En omdat hij er zelfs drie zwarte mensen had gezien, kon er van racisme ook geen sprake zijn.’ Het ontkennen van racisme waar het overduidelijk aanwezig is, is immers racisme. Met die ‘drie zwarte mensen’ doelden ze op ‘Humberto Tan, Sylvana Simons en de vriendin van Robert Vuijsje’, die mijn domme hoofdpersoon, inmiddels weer teruggekeerd tot zijn klunzerige, politiek-naïeve zelf, aan het slot van het stuk begroet met: ‘Humberto! My nigga!’ Ach, het leek mij wel een onheilspellend einde. Natuurlijk is dit ironie, maar niet het soort waarachter ik mij verschans zonder op mijn bevoorrechte positie te hoeven worden aangesproken, het is ironie die een afstand schept tussen mij en een andere mening. En trouwens: ik? Een racist? Nota bene: mijn bloedeigen dealer is een Surinamer!
LAH
Als iemand mij tegenwoordig zegt feminist te zijn, zeg ik: ‘Ik ook! Maar geen idee wat het betekent.’ Dat is alleraardigst, want dan moet die ander dus gaan uitleggen wat het betekent. Ga daar maar aan staan. Laatst deed ik het bij Hadjar Benmiloud, ’t lieve ding, al kon ik beter schaamteloos naar haar twee lieve dingen staren dan dat ik haar zo noemde, zoveel begreep ik wel.
Hadjar Benmiloud werd niet uitgenodigd voor het Boekenbal dit jaar, naar eigen zeggen omdat zij een feministisch platform had opgericht en de literaire wereld een mannenbolwerk is, terwijl ‘vrouwen als consument en producent de literaire wereld overeind houden.’ Ik weet niet of ze met ‘producent’ schrijvers of uitgevers bedoelt, maar in beide gevallen geloof ik het zonder meer. E.L. James, toch niet de minste, heeft de meeste boeken verkocht van de afgelopen vijf jaar en was niet uitgenodigd. In de uitgeverij zitten ook een hoop vrouwen. Welke ik ook bel, ik krijg altijd een vriendelijke jonge receptioniste aan de lijn. Dat vrouwen oververtegenwoordigd zijn in het lezersbestand, geloof ik evenzo graag, maar er was natuurlijk ook nog zoiets als een Boekenbal Voor Lezers. Was Hadjar daar dan ook niet voor uitgenodigd?
Hoe het ook zij, uiteindelijk was ze toch binnengekomen, want ik zag haar in de foyer.
‘Hey Hadjar! Ben jij ook gewoon binnengekomen? Ik ook! It takes a nation of millions to hold us back, niewaar?’
‘…Pardon?’
‘O, ja, ik was ook niet uitgenodigd,’ mansplainde ik haar. ‘Waarschijnlijk omdat ik feminist ben. Ik bedoel, kijk om je heen: like OMG #boekenbalzopenis!’ maar toen ik mijn hand ophield voor high five, ging ze mij in mijn kruis grijpen en hard knijpen.
‘—Hoe penis?’ zei ze koeltjes.
‘Z…o…?’ piepte ik. Ze kneep harder.
‘It takes a nation of millions is van A Tribe Called Quest, dat zijn black nationalists. Ben ik soms zwart?’
‘Intersectionele systeemkritiek,’ stamelde ik.
‘Wat is de laatste vrouwelijke schrijfster die je las?’
Ik bezat geen adem meer. Ik kon niks zeggen. Met naar evenwicht maaiende handen trachtte ik tenslotte mijn gesigneerde pocket Harry Potter en de Vuurbeker ter bewijsvoering uit mijn binnenzak te halen, maar ik voelde mij steeds flauwer worden.
‘Wat een schaamteloze appropriatie! Heb je soms ook Maori tatoeages, of een verentooi? Welja, dop je boontjes met een samoeraïzwaard! We hebben jouw sympathy helemaal niet nodig, vieze helper male.’
‘Maar wat als ik me nu identificeer als vrouw!’ proestte ik.
Ze liet los. Haar blik veranderde. Eerst keek ze verontschuldigend, toen begripvol en zelfs zusterlijk.
‘Sorry meid, maarje kan niet voorzichtig genoeg wezen tegenwoordig. Mannen denken nu eenmaal dat ze ook feminist kunnen zijn. Dat krijg je er niet zomaar uit.’
‘Kan dat dan niet?’ hijgde ik.
‘Nee, natuurlijk niet! Feminisme is geen mening, geen standpunt dat je zomaar even kunt innemen door op wat stellingen te wijzen of met argumenten te komen. Feminisme, dat bén je. Daar groei je in, als vrouw, in gevecht met het verstikkende keurslijf, opgedwongen door het ressentimentele patriarchaat. Mannen snappen dat niet.’
‘Tenzij ze zich als vrouw identificeren.’
‘Precies! Als een vrouw. Want dé vrouw bestaat niet,’ decreteerde ze. ‘Elk feminisme is anders, maar stamt uit dezelfde grond: je bent feminist, omdat je een vrouw bent. Of je er als een identificeert.’
Ik deed al geen moeite meer haar te begrijpen. Wat is het toch heerlijk om naar een vrouw te luisteren die je dingen uitlegt die je toch al begrijpt. Wat is begrip?Deze club wil niet begrepen worden. Opeens begon het me te dagen. De hele logica scheen me als een kinderspelletje toe. Eigenlijk is het een beetje als met voetbalclubs. Iemand uit Sittard is voor Fortuna, iemand uit Noordwijkerhout voor VVSB. Een neger een abolitionist, Lincoln een helper whitey. Een vrouw is feminist. Een man seksist.
‘—Ik begrijp je niet,’ sprak ik opeens.
Ze stopte middenin haar zin. Er was een fonkeling, ergens. Een zacht gevoel ook, wederom in mijn kruis. ‘Denk je dat die vrouw waarmee je je identificeert zich wellicht als man identificeert?’
Toen ik de afgesproken 30 seconden na haar uit het personeelstoilet kwam, zag ik Humberto Tan staan. Hij praatte met Sylvana Simons en de vriendin van Robbert Vuijsje.
‘Humberto!’ riep ik al. ‘My nigga!’
LAH