Er zijn een heleboel dingen die eigenlijk verboden moeten worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Xander de Buisonjé. Helaas worden er nog maar zelden dingen verboden. Respect voor individuele vrijheden wordt hoger aangeslagen dan goede smaak. Dat is jammer. Het zou wat zijn: overal grote borden met daarop het gezicht van Xander de Buisonjé met een groot rood kruis erdoorheen, muziekliefhebbers die hun Xander de Buisonjé contrabande vanuit België door een zelf gegraven tunnel onder de Vaalserberg Nederland moeten binnensmokkelen en een speciaal taskforce de Buisonjé bij de vaderlandse douane. Er is eigenlijk maar één iemand die deze droom kan verwezenlijken: Joop Atsma, de politicus wiens hele carrière een lange aaneenschakeling van wetsvoorstellen om dingen te verbieden is.
Joop Atsma geniet oprecht van verbieden. Hij doet het met een zekere geestdrift, een oprecht fanatisme, wanneer hij weer eens iets heeft gevonden dat hem niet bevalt, begint hij te glimmen als een aapje. Wie zijn naam bij de zoekfunctie van een willekeurige nieuwsbank invoert, krijgt een uniek inkijkje in zijn politieke filosofie. Een greep uit de resultaten: ‘CDA wil online contentpolitie’, ‘Kamer woedend over schrappen Lingo’, ‘Actie voor stopzetting Gouden Kooi’, ‘Commotie over masturbatiemarathon’, ‘Beschijnen piloten met laser wordt strafbaar’, ‘CDA wil iedereen aan de regenput’, ‘CDA kijkt naar verbod op Modern Warfare’, ‘Atsma wil minder vogels bij Schiphol’. De lijst is schier eindeloos. In zijn hoogtijdagen was hij een snelvuurkanon van moralistische Kamervragen. In die tijd was alleen het eigen hoofd gevrijwaard van zijn spiedende blik, dat als een zoeklicht de hemel afspeurde naar kwajongensstreken en schunnig taalgebruik. Hoogtepunt was zonder enige twijfel zijn dappere poging om De Grote Donorshow te verbieden. Een goedbedoelde, doch tamelijk doorzichtige publiciteitsstunt, door iedereen braaf meegespeeld voor de goede zaak. Iedereen, behalve Joop Atsma. Die geloofde oprecht dat de publieke omroep nieren ging weggeven, en vroeg zich hardop af of dit wel tot de kerntaken van de publieke omroep behoorde. Zelfs voor een partij die in beginsel is gegrondvest op goedgelovigheid, is Joop Atsma aan de onnozele kant.
De vraag is hoe of waar zijn verbodszucht ooit ontstaan is. Voor zulk gedrag bestaan binnen de psychologie talrijke verklaringen. Zo kan het zijn dat hij bang is om de controle te verliezen, dat hij anderen geen plezier gunt of gewoonweg lijdt aan waanbeelden. Er is ook een andere uitleg mogelijk. Van mensen die een strenge opvoeding hebben genoten, is bekend dat ze op latere leeftijd vaak ontsporen. Eenmaal uit de verstikkende greep van hun ouders doen ze zich tegoed aan drank, drugs, en soms ook aan jongenshoeren. Wat als het omgekeerd ook zo werkt? Dan kan het bijna niet anders of Atsma heeft een zeldzaam vrijzinnige opvoeding gekregen. Werd hij voor het slapen gaan voorgelezen uit het verzameld werk van Reve, moest hij op feestdagen het Wilhelmus boeren en elke vrijdagavond drie uur op zijn ouders wachten in de ballenbak van de locale parenclub. Het moet verschrikkelijk zijn geweest, traumatiserend. In zijn studententijd zetten al zijn vrienden de bloemetjes buiten, maar voor Joop was de lol eraf. Het enige studentikoze dat hij nog deed was het stelen van verkeersborden met daarop limieten en verboden, waar hij zijn kamer mee volhing. Ze hangen er nog steeds.
Een van de meest onverklaarbare zaken rondom Joop Atsma is zijn bestuursfunctie bij de internationale wielrennersassociatie UCI. De normen en waarden binnen de wielrennerij zijn op zijn zachts gezegd niet de normen en waarden van Atsma. Er zitten meer verboden middelen in het bloed van de gemiddelde renner dan in het kerstpakket van BNN. Hun lichaamseigen sappen hebben zo’n chemische nasmaak dat je het zonder enig probleem kunt bottelen en in de Bijlmer verkopen als Fernandes. Een paar jaar terug ontving Atsma de tourwinnaar Alberto Contador thuis in Friesland. ‘Koekje?’ vroeg Atsma. ‘Lekker,’ zei Alberto. ‘Kruimel maar in mijn infuus.’ Als wielrennen een schone sport is, dan is rimmen dat ook. Hoe dit ooit tot de favoriete sport van Atsma heeft kunnen uitgroeien, is een raadsel. Het heeft er alle schijn van dat hij lijdt aan een identiteitscrisis.
Joop Atsma wordt gekneveld door zijn ministeriële verantwoordelijkheden. Het is treurig om te zien hoe hij, in 1998 in de kamer gekomen, liefst vier christendemocratische kabinetten heeft meegemaakt om uiteindelijk pas in een machtspositie te komen onder de eerste liberale premier sinds de jaren dertig van de vorige eeuw. Als staatssecretaris van infrastructuur en milieu, niet de praalwagen in de bestuurderskaravaan, maar wel een post met voldoende mogelijkheden om dingen te verbieden. Het trieste is dat Joop Atsma amper een verbod heeft voorgesteld sinds hij staatssecretaris is. Veel verder dan een verbod voor traumahelikopters om ’s nachts te vliegen, later weer ingetrokken, en een advies om in tijden van droogte minder te sproeien is hij nog niet gekomen. Een advies, nota bene. Alsof Jenna Jameson gratis knuffels uitdeelt, of Badr Hari besluit om voortaan alleen nog maar met de vlakke hand te slaan. Uitgerekend nu hij in de positie is om dingen te verbieden, zakt de repressieve bravoure van Joop Atsma in elkaar als een mislukte soufflé.
De aanwezigheid van Atsma in het kabinet werd aanvankelijk gezien als een beloning voor al zijn jaren hard werken in de kamer. Het tegendeel is waar: het is een afrekening. In de kamer kon Atsma als een dronken pistolero zijn losse flodders afvuren, in het kabinet is elk proefballonnetje gedoemd een Hindenburg te worden. Hutkoffers vol ideeën brengt hij de Trevêszaal binnen, maar de uitkomst is altijd hetzelfde. Het is treurig om te zien hoe iemand wiens leven in het teken van verbieden staat nu zelf in zijn mogelijkheden beperkt wordt. Ergens hoop ik dat hij het zelf ook inziet, en de eer aan zichzelf houdt. Dat hij zich terugtrekt uit de vaderlandse politiek en een klein stukje grond koopt in zijn geliefde Friesland. Een Verboden Land waar de muziek altijd op een beschaafd volume staat, orgaanvlees alleen nog maar wordt weggegeven aan de voedselbank en met een grondwet die leest als het reglement van een zondagsschool. Waar de enige vorm van autonomie is voorbehouden aan de grenswacht, die te allen tijde vrij is om het vuur te openen op Xander de Buisonjé.