Hoe zou het met Jan Cremer gaan? Als je ’t Cremer zelf zou vragen zou hij ongetwijfeld zeggen dat het fantastisch gaat. Met Jan Cremer gaat het altijd goed, en als het een keer wat minder gaat vindt hij binnen de kortste keren wat te naaien of te stelen en daarna gaat het meestal al wel weer.
Dat is tenminste het beeld dat Cremer van zichzelf heeft geschetst, sinds het uitkomen van Ik Jan Cremer, volgend jaar een halve eeuw geleden. Het is een publiek geheim dat het beeld dat Jan Cremer van zichzelf heeft geschetst niet eens in de buurt komt van de werkelijkheid, en het is zelfs maar zeer de vraag of het wel Cremer zelf is geweest die de verhalen in de onverbiddelijke bestseller heeft opgetekend. Daarom is het dus onduidelijk of het ook echt goed gaat met het voormalig enfant terrible van de Nederlandse Literatuur, ondanks het feit dat er vast nog wel ergens wat te naaien of te jatten valt. Dat voormalige aan Cremers status heeft trouwens vooral betrekking op het kind-zijn, want hoewel Cremer misschien nooit helemaal de begaafdheid van een 11-jarige is ontstegen is een 73-jarige vent bepaald geen kind meer te noemen.
Er zijn redenen om aan te nemen dat het bij Jan Cremer niet meer zo vlotjes loopt de laatste tijd. Als aankondiging van de aftakeling, als die trouwens niet al veel eerder was begonnen, werd in 2008 Ik Jan Cremer 3 uitgegeven, een soort nageboorte waarin Cremer dweept met de beroemde vriendjes die hij had toen hij in de Verenigde Staten woonde. De reden voor het uitbrengen van dit boek was zonder twijfel het geld. Dat is in principe niet zo’n heel goede reden om een boek uit te brengen, maar het kan Cremer, die zijn hele leven in het teken van de commercie heeft gesteld, niet kwalijk worden genomen. Om diezelfde reden is het nauwelijks verwonderlijk dat diezelfde Cremer nu zijn hele hebben en houden op internet te koop aanbiedt. Want dat doet hij.
Op www.invaluable.com kan iedereen nog tot aankomende donderdag 27 juni bieden op meer dan 800 voorwerpen uit de persoonlijke collectie van de schrijver. Het gaat om schilderijen, foldertjes met een krabbel erop of ansichtkaarten die Cremer ooit kreeg of stuurde. Er zitten ook een hoop van die typische bibliofielendingen tussen, zoals de zakagenda van een 17-jarige Cremer, of een briefwisseling tussen Cremer en Reve, die overigens in 1968 in Propria Cures verscheen. Ik overweeg vanaf heden sterk mijn bijdragen voor PC eerst met de hand op papier te zetten; Cremer vraagt 1200 euro voor die paar vellen papier.
Tegen het NRC zei Cremer een paar woorden over het waarom van de veiling: ‘Ik ben nu 73. Het is een goed moment om deze spullen vrij te geven en te zorgen dat ze in veilige handen komen.’ Dat is natuurlijk onzin. Misschien wel de allerslechtste manier om je nalatenschap in veilige handen te brengen is de meer dan achthonderd objecten los te koop aan te bieden op het internet, voor prijzen variërend van een tientje tot 9000 euro. Cremer probeert gewoon nog even snel wat knaken binnen te harken, de veiling moet in totaal meer dan twee ton opbrengen. Nogmaals: het is hem nauwelijks kwalijk te nemen.
Waar Cremer overigens wel gelijk in heeft, is dat hij 73 is. Dat heeft hij mooi bijgehouden, maar het is ook wel precies het probleem. Jan Cremer is onverbiddelijk oud. Dat blijk niet alleen uit het feit dat Cremer nog wel eens in De Kring komt, maar ook juist uit het gegeven dat hij zijn spulletjes te koop aanbiedt in de hoop er een paar pensioenpegels uit te slaan. Vijftig jaar geleden was Jan Cremer een jonge man met gogme die wist hoe je snel succes maakte. Hulde. We zijn nu een halve eeuw verder, en Jan Cremer denkt dat er mensen geïnteresseerd zijn in een stel ouwe boekjes van een bejaarde geilneef.
Cremer vergist zich. Dat komt omdat ergens tussen vandaag en een jaar of tien geleden de bibliofiel is uitgestorven. Heus, er zullen nog wel oude mannetjes en pretentieuze eerstejaars Neerlandistiek zijn die een paar tientjes neer willen leggen voor een door Mulisch ondertekende brief, maar de tijd dat eerste drukken en gesigneerde exemplaren voor grof geld van eigenaar wisselden is voorbij. Het boek is een gebruiksobject geworden. Zelfs Athenaeum verkoopt enkel nog paperbacks, die na één keer lezen worden weggegooid of erger nog, achtergelaten in een hostel ‘zodat iemand anders er ook nog plezier aan kan beleven’. Vorige week nog kocht ik nota bene op de belachelijk overprijsde boekenmarkt op het Spui een tweede druk van Hermans’ Mandarijnen op zwavelzuur. Ik mocht hem hebben voor acht euro.
De bibliofiel bestaat niet meer, maar Jan Cremer heeft dat niet doorgehad. Ik voorspel dat zijn veiling niet veel meer dan de prijs van een vliegticket voor hem en zijn Barbara naar Ibiza zal opleveren. Hij zal wat schilderijen verkopen, ongetwijfeld, maar daar zal het bij blijven. Misschien heb ik trouwens wel ongelijk, en bent u razend geïnteresseerd in een Levi’s spijkerjack dat van Cremer is geweest. Surf voor donderdag naar de eerdergenoemde website, bied een mooi bedrag vanaf 300 euro en het jack is van u. Of u loopt zo meteen naar het Waterlooplein en koopt daar hetzelfde jasje voor 12 euro, het is aan u.
Het is voor Cremer te hopen dat hij ergens nog wat centen heeft liggen. Want hoewel het wel niet al te lang zal duren voor hij in zijn graf ligt, gaat hij van het wisselgeld dat hij met deze veiling ophaalt het eind niet halen. En dat zou toch ook weer jammer zijn, want hoewel niet de slimste is die Cremer volgens mij best een geschikte pik.
En dan nog iets: mocht Cremer sterven binnenkort, dan zou ik graag zijn schedel willen hebben. Omdat ik misschien toch een beetje bibliofiel ben, maar denk nu niet dat ik ervoor ga betalen. Ik ben vooral geïnteresseerd in de schedel vanwege de treffende symboliek. Cremers Hersenpan. Leegte en ijdelheid. Een mooier voorbeeld van vanitas zal nooit meer bestaan.