Geestesziekte en schrijversschap gaan hand in hand, maar dat maakt geen van de twee aanbevelenswaardig. Kijk maar naar Yael van der Wouden. Zij is nominaal een schrijver en nominaal gek, maar in de praktijk vooral irritant. En Joods, maar goed, een roos is een roos is een roos.
Om te beginnen met het schrijverschap: dat heeft zich nog niet echt bewezen. Haar debuut, De Bewaring, is vooralsnog niet uitgegeven. Waarom weet ik dan wel al hoe haar debuut heet? Omdat haar uitgever er een debiele marketingcampagne omheen heeft opgezet. In januari 2023 – u leest dat goed, de campagne is al een jaar geleden afgetrapt en het boek is nog steeds niet verschenen – bracht Yaels uitgever het nieuws naar buiten dat ‘de auteursrechten aan wel acht internationale uitgevers verkocht zijn’. En de negende? Dat is uitgeverij Chaos, een imprint van Das Mag. En welk groot licht van uitgeverij Chaos had de vooruitziende blik dat dit boek zo gewild zou worden? Ongetwijfeld de oprichter van uitgeverij Chaos: Yael van der Wouden.
Het is van de zotte dat een boek al aan negen verschillende uitgevers is verkocht nog vóór er een exemplaar in de brontaal (Engels, by the way) van de drukker is verschenen, maar dat het concern Chaos/Das Mag, uit naam van Yael van der Wouden, Yael van der Wouden de hemel inprijst nog voor er een letter te lezen valt, is krankzinnig. Want dit betreft, nogmaals, een debutant. Dit is niet de wederopstanding van Thomas Mann, Joan Didion of bell hooks. Niet eens een verloren gewaand manuscript. Nee, dit is een debuutroman over twee in karakter tegengestelde vrouwen in een huis in naoorlogs Overijssel. Vanaf hier is de bingokaart verder in te vullen: een haat-liefde-romance, oorlogstrauma – al dan niet intergenerationeel – en wat wraakmotieven. Uitstekend, ware het niet ononderscheidbaar van de rest van de Das Mag-stal. Dit boek wordt gepresenteerd als het nieuwste volbloed renpaard, maar het heeft meer weg van de therapiegeit op de renbaan.
Das Mag heeft het ook niet zo makkelijk. Ze bestaan inmiddels bijna een decennium, maar na Lize Spit hebben ze nooit meer echt een klapper kunnen publiceren, zelfs niet als het was geschreven door Lize Spit. Waarschijnlijk beginnen die opgebouwde reserves van Het smelt aanmerkelijk leeg te voelen en de filmrechten zullen vast ook niet de gehoopte kapitaalinjectie zijn geweest. Het is dan een grote gok om zo vol in te zetten op één debutant, maar wie niet waagt wie niet wint, hè? En wat kan zo’n debutant nu echt fout doen? Heeft nog nauwelijks macht of aanzien, dus kan zich niet in rare misbruikzaken mengen of overgeven aan overschrijdend gedrag.
Daar hadden ze toch even buiten het schrijftalent van Yael van der Wouden gerekend. Want die publiceert ook nog wel eens persoonlijke essays op ILFU, de website van het gelijknamige festival. Of nu ja, één essay. Getiteld ‘Door antidepressiva verdween de ruis in mijn hoofd, en mijn creativiteit’. Dat is geen titel, dat is een zin – sowieso een ergerlijk gebruik onder schrijvers. En ongeveer alles wat er fout kan gaan in een essay, gaat fout in dit essay.
Het begint met de structuur: het stuk opent en sluit met een scène in de therapiekamer. Ringcomposities zijn niet bijster origineel, maar gesprekken bij de therapeut zijn inherent oninteressant om te lezen. Gevalletje ‘je had er bij moeten zijn’. Al had ik heel graag bij die laatste scène willen zijn: Yael overhandigt daar haar (nog steeds niet gepubliceerde boek, dus het fictieve element kan niet uitgesloten blijven) roman aan haar therapeut zodat ‘zij haar beter leert kennen’. Dit zou hilarisch zijn als het niet zo treurig achterlijk was. Het is precies het tegenovergestelde van wat zowel een boek als therapie hoort te doen. Een boek, zeker een roman, is níét wie de schrijver is en als je dat wel denkt, heb je geen roman maar een dagboek geschreven. En zelfs een dagboek is niet de essentie van iemand. In zijn persoonlijke geschriften was Ted Kaczinsky een intelligent en gevoelig man, maar voor veel anderen is hij toch vooral de Unabomber. En in therapie probeert een therapeut je door gesprekken te leren kennen. Gesprekken die je dus voert terwijl je in dezelfde ruimte zit als de therapeut. Als de therapeut je had kunnen leren kennen door je eigen samenvatting, was therapie overbodig gemaakt door een paar kattebelletjes.
Maar het grootste manco van Yaels essay is de centrale stelling: door het slikken van een antidepressivum zou Yael haar creativiteit zijn verloren in de waas van de SSRI. Ik weet uit eigen ervaring dat de gewenning aan een nieuw soort medicatie, ook SSRI’s op de hoogste dosering, geen kattenpis is. Alleen is dat niet wat Yael heeft doorgemaakt. Want, zoals ze zelf vermeldt in het essay, ze heeft welgeteld twee weken de medicatie geslikt, waarvan vijf dagen op een te hoge dosering. Twee. Weken. Dan is het lichaam net halverwege het gewenningsproces. Twee weken antidepressiva slikken is hetzelfde als een condoom half afstropen en dan besluiten dat het niet zo lekker voelt. Allicht voelt het niet goed, want je doet het niet goed. Voor Yael was dit een onoverkomelijk probleem, want hoe zou ze nu creatief kunnen zijn? Yael, ik heb slecht nieuws: het gebrek aan creativiteit is duidelijk niet de schuld van de medicatie. De enige creativiteit die je tot nu toe hebt tentoongespreid, is in de marketing van je ongepubliceerde roman en in dat opzicht pas je naadloos bij het reclamebureau dat Das Mag al negen jaar is. Misschien moet je het nog maar eens met je therapeut hebben over een carrièreswitch.
AP