fnvFNV,

Het was een onaanzienlijk ding, die flesopener. Hij was van metaal, omhuld met hard wit plastic waarop in gifgroene letters ‘FNV Bouw- en Houtbond’ geschreven stond. Maar toen ik mijn vader meedeelde dat hij na het zoveel-duizendste geopende biertje met dank aan de over drie decennia verzamelde roest in tweeën was gespleten, leek er ook bij hem iets te breken. Een even tastbare als bruikbare herinnering aan zijn vader en zijn eigen sociale stijging verdween die avond in de vuilnisbak, om de volgende dag te worden vervangen door een karakterloos exemplaar van de Blokker.

Hoe we aan die flesopener gekomen zijn weet ik niet exact, maar het zal vermoedelijk iets te maken hebben met het feit dat mijn opa meer dan veertig jaar (tot aan zijn dood) lid is geweest van de FNV. In de jaren ’50 hielp hij als afdelingssecretaris andere arbeiders op de NDSM-werf met het invullen van hun belastingaangifte. Vrijwilligerswerk. ‘Solidariteit’ had nog betekenis.

Lang verhaal kort: de familie vdL kent een lange en gelaagde geschiedenis van vakbondslidmaatschap. Dus toen ik in de laatste maand van 2012 telefonisch werd benaderd met de vraag of ik gratis lid wilde worden van FNV Bondgenoten, twijfelde ik geen moment. Uiteraard besefte ik ter dege dat de vakbonden niet meer van deze tijd zijn; ze vertegenwoordigen nog maar een fractie van de werknemers en hebben zo doende nauwelijks een mandaat in de Cao-onderhandelingen. In het artikel De vakbeweging, waartoe is zij op aarde en welke rol moet zij spelen in de 21e eeuw?, dat in 2012 verscheen in De Volkskrant, omschrijft auteur Barry Smit de bonden als ‘een sociale ANWB’. Ik citeer: ‘Leden worden als consumenten benaderd, er wordt niet mét hen maar vóór hen gewerkt. Veel diensten die de bond aanbiedt, kan men evengoed elders betrekken. De vakbeweging lijkt geheel vergeten wat de waarden zijn waarop haar bestaansrecht is gebaseerd’. De juistheid van deze kwalificatie zal ik in het vervolg van dit artikel treffend illustreren.

Ziet u, ik kon toen nog niet vermoeden dat uw bond ‘gratis’ definieert als ‘na een half jaar gaan wij zonder enige vorm van kennisgeving het schone bedrag van 16,90 per maand afschrijven’. In het telefoongesprek was mij gevraagd om mijn rekeningnummer, maar ik werd gerustgesteld: dat was puur voor administratieve doeleinden. Vermoedelijk ben ik voorgelogen ten behoeve van de targets van de door u ingeschakelde telemarketeers. Maar uiteraard had ik er alle vertrouwen in dat de FNV dit misverstand snel uit de wereld zou helpen.

De klantenservice was graag bereid mij uit te leggen hoe dat nu allemaal precies in zijn werk ging bij de FNV. Studenten en uitkeringstrekkers (ik viel in deze categorie) mochten lid zijn tegen gereduceerd tarief. Voor slechts 6,75 de maand kon ik, in de dalperiode van mijn productiviteit, genieten van haar diensten. De teveel betaalde contributie met terugwerkende kracht terugontvangen was uiteraard niet mogelijk. En een gratis lidmaatschap, wel, dat bestond helemaal niet.

Volgens mij heeft u mij niet goed begrepen, zei ik. De mevrouw zei dat ze mij heel goed begrepen had. Ze vond het werkelijk vervelend dat ik verkeerd geïnformeerd was. Maar nu was het zaak de contributie z.s.m. over te maken. Want door mijn storneringen was er inmiddels sprake van een betalingsachterstand van iets meer dan honderd euro, en op overdracht aan het incassobureau zat ik vast niet te wachten?

Er volgde een eindeloze correspondentie. Althans, ik meen dat twee e-mails, een brief en acht telefoontjes, gegeven de omstandigheden, toch wel als ‘eindeloos’ te kwalificeren valt. De reacties waren verschillend, de uitkomst steeds dezelfde. Nu eens begreep uw medewerker best dat ‘Oeps, het was toch niet gratis’ zelfs in onze vrijemarkteconomie geen acceptabele manier van zakendoen is. Ik mocht dan op haar sympathie rekenen en het zou allemaal worden doorgegeven aan de contributieafdeling. Een garantie kreeg ik uiteraard niet; zij ging daar niet over, ze was immers maar een simpele klantenservicemedewerkster. Dan weer moest ik genoegen nemen met een uitleg over FNV ’s contributietarieven. Ondertussen bleven de betalingsherinneringen binnenstromen.

Het ergste van alles: omdat ik precies een week te laat was met het opzeggen van mijn lidmaatschap, kon zij pas over veertien maanden (14×16,90=236,60) worden beëindigd. Zoals u wellicht weet heeft de Europese Unie een einde gemaakt aan de bekende praktijk van ‘niet op tijd opgezegd, dan zit u er nog een jaar aan vast’. Helaas geldt deze nieuwe regeling wel voor de Donald Duck en de sportschool, maar niet voor uw vakbond. Want dat is een vereniging. Ene Jaap Roelants schrijft op de site geldenrecht.nl : “Op 1 november dit jaar was ik 50 jaar lid van vakvereniging FNV Bondgenoten. Ik heb daarmee naar mijn gevoel mijn bijdrage wel geleverd en wil het stokje doorgeven aan de nieuwe generatie”. En toch is hij verplicht nóg een jaar lid te blijven. Na vijftig jaar! Hoe valt dit nu te rijmen met het begrip solidariteit?

Niet, is het antwoord. De heer Roelants bedient zich van een terminologie die de bond inmiddels vreemd is. De vakbond heeft niets meer met solidariteit. Het is een club die zijn eigen overbodigheid probeert te bestrijden met de inzet van malafide callcenters. Dit zijn praktijken die je nog niet zou verwachten bij de boekenclub. Maar die leveren dan ook een product waar daadwerkelijk mensen op zitten te wachten.

Een aantal audio-opnames van de gevoerde gesprekken zijn van mijn telefoon overgebracht naar een Soundcloud-account en hier

https://soundcloud.com/user941383520/sets/fnv

te beluisteren. In afwachting van een reactie van uw PR-afdeling verblijf ik, laagachtend alsmede twee dikke middelvingers,

WvdL

Archief