WvdL

Alle personen en gebeurtenissen in dit artikel – zelfs die gebaseerd zijn op WvdL, [GECENSUREERD] en [GECENSUREERD] – zijn volstrekt fictief. Dit artikel bevat grof taalgebruik en passages die door mensen met een stuitend gebrek aan zelfrelativering als kwetsend kunnen worden ervaren. Ook wordt er een aanzienlijke hoeveelheid onzin in verkondigd.

Daar zat hij dan. De dag die hij wist dat zou komen was hier. [GECENSUREERD] streek met zijn vingers over het papier, terwijl hij probeerde te overzien wat de consequenties van de afgedrukte woorden zouden zijn. Wie zou deze onzin geloven? Zijn tegenstanders. De reaguurders, de zwakzinnigen. Zij die hem niet zagen voor wat hij werkelijk was: keizer der letteren, want door zijn voorganger aangewezen. Voorvechter van het vrije woord, want interviewer van islamcritici. De enige dichter die de levenslust van Jackson Pollocks’ abstract-expressionisme in poëzie had weten te vangen. Droedels, had hij de werken genoemd. Nu hij eraan terugdacht ontroerde de vondst hem opnieuw.

Niets liever wilde hij dan zijn juwelen delen. Het volk verheffen, hen deelgenoot maken van de extase die hij voelde bij het zien van droedels. Hoe gering was de waardering voor de schatten die hij bewaarde in zijn geest? De onbaatzuchtigheid en vlijt waarmee hij alinea’s uit Taschen-boeken had gememoriseerd, om ze vervolgens live op televisie breed gesticulerend te parafraseren, leken hem niets dan smaad en laster te hebben gebracht. Misschien liet het volk zich wel helemaal niet verheffen, dacht [GECENSUREERD]. Misschien moest hij zich louter nog omringen met de port, het witte goud en zijn eigen gedachten. Welbeschouwd was het al zo ver.

Het laatste Schund-stuk in PC bestond grotendeels uit smakeloze, ongemeen groffe omschrijvingen van seksuele avontuurtjes die de auteur, ene ‘WvdL’, samen met zijn [GECENSUREERD] zou hebben beleefd. Maar het was niet de passage over het keelneuken die hem raakte. Niet de opsomming van vunzigheden die zouden hebben plaatsgevonden tijdens een lang weekend in Landal Greenparks. Niet de bewering dat [GECENSUREERD] met angstaanjagende gulzigheid het zaad van WvdL’s verslapte geslacht had gelikt, en dat hij geregeld aanzienlijke moeite had het ding uit de klem van haar lippen te bevrijden. Welbeschouwd deed zelfs de meeste stuitende anekdote, waarin het duo tijdens een screening van Birdman de omvang van zijn gok had bespot, hem nauwelijks iets.

Nee, wat hem werkelijk trof was de onzin die werd verkocht; het jonge schrijftalent beweerde bij herhaling haar op orgasmes te hebben getrakteerd. Ze mochten alles over haar schrijven, bedacht [GECENSUREERD] terwijl hij het laatste restje Fonseca uitschonk, tot beledigende teksten aan toe. Maar men mocht geen onzin verkopen. En dat zijn [GECENSUREERD] plezier zou kunnen beleven aan geslachtsgemeenschap was pertinente onzin.

Juridisch stond hij ijzersterk, wist hij. Met [GECENSUREERD], media-advocaat for the stars, aan zijn zijde kon een fikse schadevergoeding hem nauwelijks ontgaan. Tegelijkertijd waren de nadelen van een eventuele rechtsgang evident. Wellicht zou de satiricus zich gedwongen zien zijn beweringen te staven middels een gedetailleerde beschrijving van [GECENSUREERD]’s genitaliën, en hoewel uit het onderzoek naar vermeend kindermisbruik door Michael Jackson bleek dat zo’n beschrijving zelden definitief uitsluitsel gaf, voelde hij er weinig voor zijn vriendin-annex-dienstmeid te onderwerpen aan een anatomisch onderzoek door de politie [GECENSUREERD].
Nee, dat kon hij beter zelf doen.

Trillend van woede zocht hij naar de bel, die hij in navolging van Mulisch speciaal voor dit doel in de bovenste la van het bureau bewaarde, en ontbood [GECENSUREERD] in zijn werkkamer. Nauwelijks een snuif later verscheen het serviele schaap in de deuropening, een verse fles Pinot noir in de ene en een vol zakje sos in de andere hand. Even speelde hij met de gedachte haar nog eens [GECENSUREERD]; het zou voor kortstondige verlichting zorgen, maar hij wist uit ervaring dat frequent fysiek [GECENSUREERD] vrouwen soms de koffers deed pakken, zelfs wanneer hun partner een genie van zijn statuur betrof. Geheel tegen zijn natuur in had hij zichzelf daarom een beperking opgelegd; één [GECENSUREERD] per week. Een quotum dat hij gisteren al tot drie keer toe had bereikt.

“Zet maar op de grond. Doe je rok omlaag. En je slipje ook.”
“Ik heb geen slipje aan”.
[GECENSUREERD]stond op en gaf haar een oorvijg. [GECENSUREERD] deed het gevraagde.

In zijn Schund-stuk had WvdL gesproken van een verborgen ‘plezierknopje’, niet groter dan een erwt. Het snotjoch beweerde haar te kunnen bevredigen door deze geheime plek te beroeren met tong, vingers… en ja, zelfs het uiteinde van zijn geslacht, dat hij ‘Dillinger’ had gedoopt. Onwillekeurig dacht hij aan zijn eigen essay van enige jaren geleden, over seks in de literatuur. Er bestonden schrijvers die snikkels stengels noemden. De prutsers.

[GECENSUREERD] legde zijn handen tussen haar dijen.
“Ga je me weer neuzen?” zei [GECENSUREERD] met gespeelde geilheid.
“Ik vind het zo heerlijk als je me neust.”
“Je zult vandaag niet worden geneusd”, zei hij knorrig. “Ik heb louter de intentie je aan een kortstondig anatomisch onderzoek te onderwerpen.”
[GECENSUREERD] begon met zijn vingers tussen de schaamlippen te wroeten. Hoe beschreef dat studentje het ook alweer? Boven de vaginale opening. Beschermd door een soort afdakje? Maar hoe hij ook zocht, het plezierknopje was nergens te bekennen. En daarmee was het bewijs geleverd. Smaad en laster.
[GECENSUREERD] boog zich voorover en bracht zijn mond tot vlak voor [GECENSUREERD]’s oorschelp.

“Ik zal niet nalaten de lasteraars zonder vooraankondiging in rechte te betrekken”, fluisterde hij. “Ze mogen alles schrijven dat ze willen, zelfs als het beledigend is…”
[GECENSUREERD] zoog zijn longen vol met lucht, via zijn gok. Toen schreeuwde hij:
“MAAR MEN MOET GEEN ONZIN VERKOPEN!”. [GECENSUREERD] deinsde achteruit.
“Je kunt gaan.”
“Wil je me misschien nog eens [GECENSUREERD]?”.
“GA HEEN!”.
[GECENSUREERD] verliet de kamer en [GECENSUREERD] pakte de telefoon.
“[GECENSUREERD], beste vriend. Werk aan de winkel.”

fnvFNV,

Het was een onaanzienlijk ding, die flesopener. Hij was van metaal, omhuld met hard wit plastic waarop in gifgroene letters ‘FNV Bouw- en Houtbond’ geschreven stond. Maar toen ik mijn vader meedeelde dat hij na het zoveel-duizendste geopende biertje met dank aan de over drie decennia verzamelde roest in tweeën was gespleten, leek er ook bij hem iets te breken. Een even tastbare als bruikbare herinnering aan zijn vader en zijn eigen sociale stijging verdween die avond in de vuilnisbak, om de volgende dag te worden vervangen door een karakterloos exemplaar van de Blokker.

Hoe we aan die flesopener gekomen zijn weet ik niet exact, maar het zal vermoedelijk iets te maken hebben met het feit dat mijn opa meer dan veertig jaar (tot aan zijn dood) lid is geweest van de FNV. In de jaren ’50 hielp hij als afdelingssecretaris andere arbeiders op de NDSM-werf met het invullen van hun belastingaangifte. Vrijwilligerswerk. ‘Solidariteit’ had nog betekenis.

Lang verhaal kort: de familie vdL kent een lange en gelaagde geschiedenis van vakbondslidmaatschap. Dus toen ik in de laatste maand van 2012 telefonisch werd benaderd met de vraag of ik gratis lid wilde worden van FNV Bondgenoten, twijfelde ik geen moment. Uiteraard besefte ik ter dege dat de vakbonden niet meer van deze tijd zijn; ze vertegenwoordigen nog maar een fractie van de werknemers en hebben zo doende nauwelijks een mandaat in de Cao-onderhandelingen. In het artikel De vakbeweging, waartoe is zij op aarde en welke rol moet zij spelen in de 21e eeuw?, dat in 2012 verscheen in De Volkskrant, omschrijft auteur Barry Smit de bonden als ‘een sociale ANWB’. Ik citeer: ‘Leden worden als consumenten benaderd, er wordt niet mét hen maar vóór hen gewerkt. Veel diensten die de bond aanbiedt, kan men evengoed elders betrekken. De vakbeweging lijkt geheel vergeten wat de waarden zijn waarop haar bestaansrecht is gebaseerd’. De juistheid van deze kwalificatie zal ik in het vervolg van dit artikel treffend illustreren.

Ziet u, ik kon toen nog niet vermoeden dat uw bond ‘gratis’ definieert als ‘na een half jaar gaan wij zonder enige vorm van kennisgeving het schone bedrag van 16,90 per maand afschrijven’. In het telefoongesprek was mij gevraagd om mijn rekeningnummer, maar ik werd gerustgesteld: dat was puur voor administratieve doeleinden. Vermoedelijk ben ik voorgelogen ten behoeve van de targets van de door u ingeschakelde telemarketeers. Maar uiteraard had ik er alle vertrouwen in dat de FNV dit misverstand snel uit de wereld zou helpen.

De klantenservice was graag bereid mij uit te leggen hoe dat nu allemaal precies in zijn werk ging bij de FNV. Studenten en uitkeringstrekkers (ik viel in deze categorie) mochten lid zijn tegen gereduceerd tarief. Voor slechts 6,75 de maand kon ik, in de dalperiode van mijn productiviteit, genieten van haar diensten. De teveel betaalde contributie met terugwerkende kracht terugontvangen was uiteraard niet mogelijk. En een gratis lidmaatschap, wel, dat bestond helemaal niet.

Volgens mij heeft u mij niet goed begrepen, zei ik. De mevrouw zei dat ze mij heel goed begrepen had. Ze vond het werkelijk vervelend dat ik verkeerd geïnformeerd was. Maar nu was het zaak de contributie z.s.m. over te maken. Want door mijn storneringen was er inmiddels sprake van een betalingsachterstand van iets meer dan honderd euro, en op overdracht aan het incassobureau zat ik vast niet te wachten?

Er volgde een eindeloze correspondentie. Althans, ik meen dat twee e-mails, een brief en acht telefoontjes, gegeven de omstandigheden, toch wel als ‘eindeloos’ te kwalificeren valt. De reacties waren verschillend, de uitkomst steeds dezelfde. Nu eens begreep uw medewerker best dat ‘Oeps, het was toch niet gratis’ zelfs in onze vrijemarkteconomie geen acceptabele manier van zakendoen is. Ik mocht dan op haar sympathie rekenen en het zou allemaal worden doorgegeven aan de contributieafdeling. Een garantie kreeg ik uiteraard niet; zij ging daar niet over, ze was immers maar een simpele klantenservicemedewerkster. Dan weer moest ik genoegen nemen met een uitleg over FNV ’s contributietarieven. Ondertussen bleven de betalingsherinneringen binnenstromen.

Het ergste van alles: omdat ik precies een week te laat was met het opzeggen van mijn lidmaatschap, kon zij pas over veertien maanden (14×16,90=236,60) worden beëindigd. Zoals u wellicht weet heeft de Europese Unie een einde gemaakt aan de bekende praktijk van ‘niet op tijd opgezegd, dan zit u er nog een jaar aan vast’. Helaas geldt deze nieuwe regeling wel voor de Donald Duck en de sportschool, maar niet voor uw vakbond. Want dat is een vereniging. Ene Jaap Roelants schrijft op de site geldenrecht.nl : “Op 1 november dit jaar was ik 50 jaar lid van vakvereniging FNV Bondgenoten. Ik heb daarmee naar mijn gevoel mijn bijdrage wel geleverd en wil het stokje doorgeven aan de nieuwe generatie”. En toch is hij verplicht nóg een jaar lid te blijven. Na vijftig jaar! Hoe valt dit nu te rijmen met het begrip solidariteit?

Niet, is het antwoord. De heer Roelants bedient zich van een terminologie die de bond inmiddels vreemd is. De vakbond heeft niets meer met solidariteit. Het is een club die zijn eigen overbodigheid probeert te bestrijden met de inzet van malafide callcenters. Dit zijn praktijken die je nog niet zou verwachten bij de boekenclub. Maar die leveren dan ook een product waar daadwerkelijk mensen op zitten te wachten.

Een aantal audio-opnames van de gevoerde gesprekken zijn van mijn telefoon overgebracht naar een Soundcloud-account en hier

https://soundcloud.com/user941383520/sets/fnv

te beluisteren. In afwachting van een reactie van uw PR-afdeling verblijf ik, laagachtend alsmede twee dikke middelvingers,

WvdL

Hoeveel mensen er het afgelopen jaar in Amsterdam onder de tram kwamen is helaas niet exact bekend, maar witte heroïne eiste in heel 2014 precies drie dodelijke slachtoffers. En dat waren ook nog eens Britten. Toch vond de GGD het nodig ons allen te waarschuwen voor de dreiging van ‘dangerous cocaine’, een exquise genotsmiddel dat de vervelende eigenschap heeft dat het gemakkelijk kan worden aangezien voor huis-tuin-en-keuken-cocaïne. Met alle dodelijke gevolgen van dien.

Het kan u niet ontgaan zijn: enkele van de belangrijkste pleinen in onze hoofdstad worden deze dagen ontsierd door grote matrixborden, bevestigd aan metalen palen die zijn geplaatst op felgele aanhangwagentjes. In de matrixborden knipperen lampjes die de volgende boodschap overbrengen: ‘Extremely dangerous cocaine is being sold to tourists in this area’. Toen ik op het Koningsplein voor het eerst zo’n bord zag was ik van de dode Britten nog niet op de hoogte; mijn eerste gedachte was dan ook dat ik met een kunstwerk van doen had. Dit moest een grap zijn, een creatief commentaar op de reputatie van Amsterdam als drugsmekka. Enkele toeristen staarden er met een zelfde verbazing –en afgrijzen- naar. Je komt naar Amsterdam voor de bloemenmarkt en het Begijnhof, maar wordt geconfronteerd met het feit dat anderen liever hun neustussenschot perforeren, via een spuuglelijk geval dat pontificaal tussen de zeventiende eeuwse architectuur is geplaatst.

Stel: je heet Alex Smith en bent woonachtig in Portsmouth, Groot-Brittannië. Je bent op vakantie in Amsterdam, een stad die je niet kent in een land waar je nog niet eerder was. Op een straathoek koop je van een volslagen onbekende een zakje met wit poeder. In het beste geval is dat een illegaal, zeer verslavend genotsmiddel dat ons land is binnengesmokkeld via de maag van een Zuid-Amerikaan, die het vervolgens onder het toeziend oog van zijn criminele uitbuiters heeft uitgescheten op speciaal voor dit doel aangeschaft vochtafstotend plastic. In het slechtste geval is het… ja, wat eigenlijk? Je kocht het van een volslagen onbekende in een stad die je niet kent. Het kan werkelijk alles zijn. Alles dat wit is en te vermalen valt is in wezen geschikt om aan jou, de Britste drugstoerist Alex Smith, als cocaïne te slijten. En toch kies je er voor dat zakje mee te nemen naar je hotelkamer en de inhoud zonder nadere inspectie in je neus te proppen. Nu vraag ik u: is het werkelijk nodig dat de gemeente ons er op wijst dat daar bepaalde risico’s aan verbonden zijn? Of kan Alex dat wellicht zelf bedenken, bijvoorbeeld omdat hij een volwassen man is met een min of meer volwaardig functionerend brein?

Ondanks het opschonen van de Wallen lijkt de gemeente Amsterdam te volharden in haar streven om de stad te marketen als een soort X-rated Euro Disney. Wat voorbeelden: tot voor kort liet de tram bij het naderen van het Leidseplein nog horen: ‘Leidse Square. Entertainment area’. In de wintermaanden wordt de Dam ontsierd door kneuterige houten hutjes waar producten worden verkocht die niets met Amsterdam, Nederland of goede smaak te maken hebben. En over bierfietsen hoef ik niets te schrijven, want we weten allemaal wat dat zijn en denken er (hopelijk) allemaal hetzelfde over, een beetje zoals met het geklets van Thierry Baudet. De matrixborden zijn een ergerlijke mix van gênante betutteling enerzijds en het faciliteren van onwenselijk gedrag anderzijds.

Mijn favoriete citaat van de grote Arnon Grunberg luidt als volgt: ‘ieder mens heeft recht op zijn eigen dwalingen’. Onze moderne maatschappij biedt schier oneindige mogelijkheden voor zelfbedrog en -destructie. Op iedere straathoek kun je hamburgers kopen waar chemicaliën in zitten die ook bij de productie van yogamatten worden gebruikt. Je kunt jezelf voor schut laten zetten in een programma van Reinout Oerlemans, of je hersenen verpesten door er naar te kijken. Je kunt gokken, drinken, blowen, onveilige seks hebben met Tindermatches, naar de kerk gaan, twerken voor je webcam, aan freefighten doen, Brazilian fartporn downloaden, onder de zonnebank gaan, of de meest vreselijke persoonlijke beledigingen opschrijven en af laten drukken in tijdschriften als Propria Cures of Nieuwe Revu. En dat mag allemaal omdat we –gelukkig- vrij zijn om onze eigen keuzes mag maken, onafhankelijk van het oordeel dat vrienden, familie, buren, de kerk, of de staat daar over hebben. Een vrijheid die echter komt met een prijs: voor de gevolgen draaien wij zelf op. We weten dat sigaretten onze longen verpesten, dat Tindermatches HIV overbrengen, en dat kwetsende dingen over Quinsy Gario schrijven tot geagiteerde tweets van de hokjesman kan leiden. En toch doen we het, omdat we zelf in staat zijn tot een kosten/batenanalyse: ‘Tegen de tijd dat ik longkanker krijg ben ik al uit het raam gesprongen’, ‘Met HIV valt tegenwoordig prima te leven’, en ‘Ik heb schijt aan de hokjesman’ zijn voorbeelden van overwegingen die in deze situaties doorslaggevend kunnen zijn.

Tot op zekere hoogte mag de staat mensen tegen zichzelf in bescherming nemen. Let op: geld lenen kost geld. Geniet, maar drink met mate. En snuif geen coke. Want als je dat wel doet, krijg je van de diender een prent, word je vermanend toegesproken, en zou het zomaar kunnen dat de functie van inkomensconsulent bij het UWV aan je neus voorbijgaat, omdat je er niet in slaagt het benodigde V.O.G. te verkrijgen. Waarschuwen voor ‘gevaarlijke coke’ via spuuglelijke borden is niet nodig: dat coke aanschaffen illegaal is, zou waarschuwing genoeg moeten zijn.

Met het verschijnen van Story-verslaggever Guido den Aantrekker’s De Kinderhater bij de voormalige topuitgeverij Nijgh en Van Ditmar is een nieuw gedrocht ter wereld gekomen van het geslacht ‘bestsellende bekentenissenlectuur’, een genre dat gebaseerd is op de volgende misvatting: literatuur is geen methode om ideeën te verspreiden, nee, het is een tiet om aan te zuigen, een probaat middel om liefde, validatie en aandacht te verkrijgen. Vraag niet wat jij kan doen voor de literatuur, vraag wat de literatuur kan doen voor jou.

Het verhaal van De Kinderhater gaat als volgt. Net als Kluun, Yuki en vele andere bekentenissenlectuurprotagonisten vóór hem, is Guido (die in het boek de assonerende naam ‘Tycho’ draagt, hetgeen suggereert dat de twee bijna dezelfde zijn maar net niet helemaal, zodat de lezer gissen mag naar wat echt gebeurd is en wat niet, een enerverende bezigheid voor een bepaald type klapmongool) een rokkenjager van heb-ik-jou-daar. De ene na de andere aantrekkelijke B- en CN’er (namen en rugnummers blijven onvermeld; zo’n etterbak is het nou ook weer niet) belandt
bij de vlotgebekte paparazzo tussen de lakens, alwaar hij hen aan zijn kromzwaard (snikkel, zwengel, tollie, tampeloeres, pik, pisser, potlood, rampetamp) rijgt. Geld en coke zijn als vanouds ook weer van de partij. Kinderen wil de Tych-meister niet; ze zouden zijn tampeloeres maar obstrueren. Als hij uiteindelijk dan tóch een vrouw volspuit die hij lief, zorgzaam en spontaan genoeg acht om met kind te schoppen, krijgt het kreng eerst vijf miskramen (nokken na het derde drilpuddingpoppetje, zou ik zeggen), om bij bevruchting nummer zes (nogmaals: quit while you’re ahead) de doodgeboren Olivier (het kadaver een naam geven zal wel helpen bij de rouwverwerking ofzo) uit te poepen. Na al die vruchteloze pogingen heeft Guido er onderhand een beetje de balen (alsmede: tabak) van, en om ons allen op de hoogte te stellen van zijn mineurstemming baart hij De Kinderhater, eveneens Dead on Arrival. De geld en faam die het uitmelken van het leed van zijn vrouw hem verschaffen zullen ongetwijfeld de nodige stof opleveren voor het contractueel overeengekomen maar beduidend minder succesvolle vervolg.

Het is mij een raadsel wat de lezer zou moeten opsteken van dit alles. Het ironische (in de Alanis Morissette betekenis van het woord) contrast tussen ‘kinderen zijn cockblockers’ en ‘vijf keer spontane abortus, eenmaal intra-uteriene vruchtdood’ ontgaat mij uiteraard niet; maar dat ‘het kan verkeren’, zoveel wisten u en ik al. Turend naar bovenstaande synopsis zie ik weinig anders dan een verzameling nauwelijks gerelateerde doch zeer uitmelkenswaardige gebeurtenissen, gelardeerd met een zooi uitermate smakeloze, grotendeels op clichés, barbarismen en woordgrappen leunende gevatheden.

De bekentenissenlectuur, die nog steeds scoort als een tiet, is voor de volle 100% gebaseerd op zelfrechtvaardiging, geplant in de vruchtbare grond die zelfoverschatting heet. Zij heeft maar één doel: als het boek uit is, moet de lezer achterblijven met het gevoel dat de schrijver weliswaar fouten heeft gemaakt, maar desalniettemin een stand up guy is, een jolly good fellow. Werkelijk álles zou de Kluun-epigoon er voor over hebben om de wijzers van de klok terug te draaien (cue de hit van R. Kelly). Helaas: hij is slechts een gewone sterveling. Rest hem weinig anders dan een publieke biecht, in boekvorm. God (de katholieke) is dood, en de Übermensch (de Nietzsche-versie, niet de nazi-versie) die aan zijn eigen geweten genoeg heeft, is nog niet opgestaan; aldus heeft het oordeel van De Ander ultieme geldigheid. Tussen de regels door moet daarom duidelijk worden dat de protagonist/schrijver niet alleen bakken vol wroeging heeft, maar zelf óók heeft geleden onder het juk van allerlei mensen, zaken, ziekten en omstandigheden. Je zou nog bijna gaan denken dat-ie een normaal mens is, die lijdt, fouten maakt, en spijt heeft zoals de rest van ons; ware het niet dat dít mens nu juist een heuse roman heeft geschreven, en als zodanig dan toch als een bijzonder speciaal exemplaar dient te worden beschouwd. En oh ja: dat-ie dat boek geschreven heeft, is, uiteraard, ‘moedig’.

Persoonlijk koester ik, zoveel zal inmiddels duidelijk zijn, een aan haat grenzende afkeer voor deze beklagenswaardige epigonen, dit soort om goedkeuring bedelende, verstandelijk uitgedaagde ijdeltuiten die op hun achtenveertigste via hun literaire debuut in de vierde fase van Maslow’s piramide arriveren en er blijkbaar geen been in zien hun eigen falen nog eens driedubbel te onderstrepen door het leed dat doodgeboren baby’s en suïcidale vrouwen heet te vermarkten middels zo-goed-als onleesbare, semi-chemische pulp, onder het mom van een abject soort openbare, pseudo-katholieke biecht die ook nog eens pretendeert troost te bieden aan ‘mensen die zich erin herkennen’. De honderdste rondneukende, kettingsnuivende stumperd die een slapper-dan-slap aftreksel schrijft van wat om te beginnen al een moreel kwestieus en in stilistisch opzicht bedroevend slecht boek was? Nee, dank u: flikker op uit mijn literatuur, en neem je soortgenoten mee.

Mijn sympathie ligt nu juist bij schrijvers die het aandurven onsympathiek te zijn. Schrijvers die, zum Beispiel, moedig genoeg zijn om miskramen en zuigelingensterfte te bespotten dat het een aard heeft. Niet omdat, zoals de aanklacht ongetwijfeld zal luiden, zij lekker makkelijk willen scoren over de open rug van kleine Olivier. Nee: omdat zij een échte bijdrage aan de literatuur willen leveren, en op de koop toe nemen dat zij als dank voor racist, ijskonijn, zuurpruim of etterbak worden uitgemaakt. Een Houellebecq. Een Grunberg. Een Hermans. Een WvdL. Geniale ironiefetishisten, gezegend met een inktzwart gevoel voor humor en een messiascomplex. En dus concipieer je dit soort artikels, op het gevaar af dat de lezer denkt: wat een psychopaat. Met gestrekt been erin. Durf je wel, tegen een embryo?

respect
Respect. Voor uzelf, voor elkaar. Het klinkt zo eenvoudig, een vanzelfsprekendheid. Een logisch gevolg van duizenden jaren religie, kunst, filosofie. Beschaving. Opstaan voor een oud wijf in de bus. Je tas in het bagagerek plaatsen, niet op het kind naast je. Je patat gewoon opvreten tussen de duiven in de Febo, niet zomaar midden op straat. Racistische en homofobe opmerkingen bewaren voor momenten waarop u zich in het gezelschap weet van gelijkgestemden. Bemoedigende woorden voor eenieder die een oprechte poging doet zijn steentje bij te dragen aan de prachtige planeet waarop wij met zijn allen moeten samenleven, hoe volkomen kansloos deze pogingen ook mogen zijn.

Maar niets is minder waar. Met name de onstuitbare opmars van social media heeft de neerwaartse spiraal van de erosie van het Respect in een stroomversnelling gebracht. Zonder enige gêne deelt men video’s waarin het hoofd van een journalist wordt gescheiden van de romp van deze zelfde journalist, wat van weinig Respect getuigt voor de mensen die deze journalist een warm hart toedragen, om van de journalist zelf nog maar te zwijgen. Men levert commentaar op boeken en films die de makers jaren van hun leven hebben gekost om ze in elkaar te draaien.
Terughoudendheid is daarbij ver te zoeken. Met de regelmaat van de secondewijzer van een Zwitsers uurwerk van uitstekende kwaliteit bezigt men woorden als ‘kut’, ‘takkewijf’, ‘kankermongool’, ‘volslagen idioot’, ‘randdebiel’, of zelfs ‘tyfushoer’. Laffe hazen deinzen er niet voor terug doodsbedreigingen te verzenden via anonieme en ontraceerbare e-mailadressen.

Heb toch Respect voor mensen die zich belangeloos inzetten voor het goede doel! Als Yolanthe Sneijder-Cabau aandacht vraagt voor het lot van minderjarige prostituees, door zich acht uur lang te laten opsluiten in een hokje van één bij twee meter, voorzien van niets anders dan eten, drinken, en een smartphone, dan is het zó makkelijk om te zeggen: laat ze zich ook volspuiten in dat hokje? Of: stopt ze pingpongballen in haar kut, ter vermaak van toeristen? Of: Jan z’n moeder wil d’r servies terug! Of: acht uur lang met je smartphone zitten spelen, dat is toch helemaal geen prestatie! Of: wat een aandachtsgeil kutwijf ben je toch, Yolanthe!

Heb Respect voor de artistieke activiteiten die mensen ontplooien! Hoe zou u het vinden als u zou proberen een cumshot-selfie voor conceptuele kunst te laten doorgaan, en de mensen zouden zeggen: dat is helemaal geen conceptuele kunst, dat is een aandachtsgeile snol met sperma in d’r haar?

Heb Respect voor de gevoelens van anderen! Gevoelens zijn een wezenlijk onderdeel van ons mens-
zijn. Vindt u het dan werkelijk een prettig idee dat iemand zich elke nacht in de foetushouding in slaap huilt of vlucht in drank en drugs, alleen omdat u het nodig vond een opmerking te maken over hun tamponfoto? Dat zij iedere week hun ziel, die echt bestaat, bloot moeten leggen bij een therapeut die honderdzestig euro per uur opstrijkt alleen maar om hen te vertellen dat het misschien allemaal niet zo erg is als zij zelf geneigd zijn te denken?

Staat, Respecteer uw burgers! Men neemt aanstoot aan Zwarte Piet? Bon. Dan vervangen we hem toch gewoon door Witte Jantje, de vrolijke tolerantieclown? Pas de problème.

Respecteer uw eigen gevoelens! U heeft ze zelf ook! U hoeft niemand te overtuigen van het tegendeel. En dit geldt niet in de laatste plaats voor uzelf. Wees eerlijk tegen uzelf! Het hoort nu eenmaal bij het mens-zijn dat de mening van een volslagen onbekende het aller-aller-belangrijkste in de hele wijde wereld voor u is! Vecht daar niet tegen! Erken het gevoel, benoem het! Dompel uw ziel onder in dat gevoel! Wentel en zwelg er in! Smeer het over uw lijf als bodylotion! Huil!

Respecteer uw eigen werk! Zeker in tijden van economische onzekerheid geeft het geen pas u waar dan ook met een Jantje-van-Leiden vanaf te maken! Om ons land er bovenop te helpen dient eenieder zijn steentje bij te dragen. Stroop de mouwen op. Knallen. Voor uzelf en voor elkaar! Zelfs als u momenteel andere zaken aan uw hoofd heeft dan het leveren van een professionele topprestatie. Denk niet dat er ook maar één iemand zal zijn die uw slordigheid en nonchalance zal verwarren met ‘cool’ of ‘epic’ of ‘flair’ of zelfs ‘swag’. Neen!!

Vraag niet om Respect, eis het! U verdient het serieus te worden genomen. Sla met uw vuist op tafel en zeg: ik ben hartstikke boos, en dit neem ik niet meer! Een gebbetje op zijn tijd, best. Maar het moet nu echt afgelopen zijn met die lawine van schertsende, persoonlijk getinte opmerkingen! Respecteer uzelf. Zeg tegen uzelf: ik mag er zijn. Ik ben waardevol. Ik verdien warmte en liefde. Want dat verdient u. Omdat u het waard bent.

Archief