‘Roxanne, you don’t care if it’s wrong or if it’s right,’ zong Sting in 1978. Nou, dan had hij buiten Roxane van Iperen gerekend. Roxane van Iperen weet als geen ander wat goed en fout is. De Holocaust bijvoorbeeld: die is fout. Extreemrechts: fout. De Rwandese genocide: iets minder bekend, maar ook gewoon fout. Roxane van Iperen daarentegen: goed.
Met die boodschap beklimt Van Iperen elke verhoging die wel iets wegheeft van een podium. In Hilversum is dat de gezonken caravan van Janine Abbring, in Veenendaal de gestoffeerde trap naar de eerste verdieping van de lokale bibliotheek, in Amsterdam het spreekgestoelte van de Nieuwe Kerk, ter gelegenheid van de 4 mei-voordracht: ‘Of het nu gaat over trauma’s van de Tweede Wereldoorlog, Nederlands-Indië, de koloniale tijd, Srebrenica, de Molukkers of de veteranen: de last van het onbedwongen verleden wordt pas verlicht als de mythe plaatsmaakt voor weten.’ Dat zal ik even herhalen: de last van het onbedwongen verleden wordt pas verlicht als de mythe plaatsmaakt voor weten. Die zin betekent niets, maar Roxane van Iperen kijkt veelbetekenend in de camera, dus is hier sprake van een belangrijke morele les.
Haar morele zuiverheid is trouwens niet aangeboren. Roxane van Iperen wilde vroeger vooral veel geld verdienen zodat ze nooit meer van iemand afhankelijk zou hoeven zijn (Roxane heeft een moeilijke jeugd gehad, waar ze ‘liever niet over praat’, zoals ze in elk interview vertelt). De opleiding tot huisarts of hartchirurg duurde haar iets te lang, dus werd Roxane advocaat aan de Zuidas. Gespecialiseerd in belastingconstructies – ze was nu toch bezig.
Nee, Roxane heeft pas op latere leeftijd een moreel kompas ontwikkeld. Op haar 37e om precies te zijn, toen ze genoeg multinationals aan een brievenbus op de Seychellen had geholpen om voor zichzelf een vrijstaand huis in ’t Gooi te kunnen betalen. Haar oog viel op Driftweg nummer 2 te Naarden. Roxane noemde het huis alvast naar haar eigen kapsel: ’t Hooge Nest. Grapje, zo heette het huis al honderd jaar, en Roxane wilde wel eens weten of de vorige bewoners het een beetje netjes hadden gehouden. Allemaal terug te lezen in het ‘woord vooraf’ van Roxanes doorbraakboek ’t Hooge Nest: ‘Ik hoor de voormalige eigenaresse, buurtbewoners en winkeliers in de omringende dorpen uit, duik in kadasters en archieven en val van de ene verbazing in de andere. Op het hoogtepunt van de Tweede Wereldoorlog, als de treinen richting de concentratiekampen met volle capaciteit rijden en de Endlösung der Judenfrage succesvol vorm begint te krijgen, wordt in ’t Hooge Nest door twee joodse zussen een groot onderduik- en verzetscentrum gerund.’
Voordat we verder gaan moet u weten dat er in Nederland één blad is dat nog minder wordt gelezen dan Propria Cures. Het heet Argus en om ervoor te mogen schrijven moet je, pardon, u met ten minste één been in het graf staan. Op 24 november 2021 verscheen in Argus een artikel van journaliste Annemieke Hendriks over ’t Hooge Nest, getiteld ‘Reconstructie van een bestseller’. Conclusie: Roxane heeft geen mensen uitgehoord en archieven doorgespit, maar een Duits boek uit 1986 geplagieerd. Hendriks schrijft: ‘Ik zoek op vele namen en trefwoorden uit het boek ’t Hooge Nest, zoals “drogist Bochove” of de voedsel aanvoerende “pakezels”, en het is prompt raak: de anekdote staat al in Sag nie… Er is echter niet één verwijzing naar dit boek. Nergens schrijft Van Iperen: “Zoals Eberhard Rebling (of Lin Jaldati) vertelt in het boek…” Dat mag haar literaire stijl zijn, maar dan moet je je toch elders in je boek uitvoerig verantwoorden over het gebruik van zo’n bepalende bron. Met geen woord.’ Om maar even binnen het thema te blijven: je kunt van Adolf Hitler zeggen wat je wilt, maar hij schreef Mein Kampf in elk geval helemaal zelf.
Van Iperen mag in diezelfde Argus van 24 november 2021 reageren: ‘De aannames en interpretaties die Hendriks loslaat op mijn gekozen narratief of onderzoekswijzen staan haar volkomen vrij, maar leg ik naast me neer.’ Om nog maar eens binnen het thema te blijven: had Adolf Eichmann vrijuit willen gaan, dan had hij de aanklachten tegen zijn persoon ‘interpretaties’ moeten noemen en ze vervolgens ‘naast zich neer’ moeten leggen.
Want vrijuit ís Roxane van Iperen gegaan. ’T Hooge Nest werd onder de titel The Sisters of Auschwitz een internationale bestseller en belandde zelfs op de prestigieuze eindejaarslijst ‘best books picked by our acclaimed guest authors’ van The Guardian. De acclaimed guest author in kwestie was Rutger Bregman, maar toch.
Na zo’n enorm succes is het logisch dat je het als auteur even niet meer weet, dat je last krijgt van een writer’s block. Gelukkig is Roxane van Iperen heel goed in boeken afleveren die ze zelf niet geschreven heeft. Enter Brieven aan ’t Hooge Nest, waarin ze de fanmail aan haar eigen adres bundelt. ‘Sommige brieven in het nieuwe boek van Roxane van Iperen wil je meer dan één keer lezen,’ klinkt de recensie in NRC. Als dit ‘het nieuwe boek van Roxane van Iperen’ is, dan ben ik de nieuwe werknemer van de Belastingdienst. Een doordenkertje misschien, maar hij klopt wel.
De moraal van dit verhaal? Dat je op je hoede moet zijn als een voormalig advocaat ineens begint te verkondigen dat genocide erg is. We kunnen alleen maar hopen dat Van Iperen haar royalties niet gebruikt om het Achterhuis te kopen.
AG