Met vernoemingen kan het best voorzichtig worden omgegaan. Een vliegveld naar Buddy Holly noemen, of een bungeejump-platform naar Herman Brood; zoiets zou maar smakeloos overkomen. Ook bij de naamgeving van ziekenhuizen en andere gezondheidsinstellingen wordt meestal rekening gehouden met vreemde connotaties. Zo is er, voor zover ik weet, nooit een afdeling verloskunde vernoemd naar Frida Kahlo, of een chirurgische kliniek naar de gebroeders De Witt. Zeer verstandig.
Desondanks kan ik me voorstellen dat patiënten zich niet altijd prettig hebben gevoeld tijdens een opname in, bijvoorbeeld, het Wilhelmina Gasthuis of het Julianaziekenhuis. Terwijl u onder narcose gaat wilt u er liever niet aan denken dat de chirurg van dienst, vlak na met uw openhartoperatie begonnen te zijn en terwijl u daar ligt met uw als een walnoot opengekraakte borstbeen, het plots voor gezien houdt en de boot naar Engeland pakt. Nee, dan het OLVG. Dat ze er daar realistische ideeën over inseminatie op na houden mag uit de naam niet per se blijken; het klinkt in ieder geval moederlijk en troostend. Onze Lieve Vrouwe haalt het echter met afstand niet bij de mooiste vernoeming in de gezondheidszorg. Dat is zonder twijfel die van het Brabantse Jeroen Bosch Ziekenhuis.
Het vernoemen van een serieuze instelling naar de meest proto-Pythoneske schilder van Nederland is sowieso leuk. Des te leuker is het bij een ziekenhuis: een in de regel beslist niet ter vermaak bedoeld rariteitenkabinet. Het bestaan van het Jeroen Bosch Ziekenhuis is voor associatieve denkers als succesvolle kernfusie. Degene die het zijn naam heeft gegeven had óf geen kunsthistorisch besef, of had dat wel en daar bovenop een geweldig gevoel voor humor, en omdat ik ondanks alles nog steeds vertrouwen in de mensheid heb ga ik uit van dat laatste.
In het Jeroen Bosch Ziekenhuis, zo stel ik me graag voor, is de traumahelikopter een reusachtige vogel met een porseleinen landingsgestel. In het atrium staat een gigantische fontein van gekleurde glazen bollen die water spuit uit ivoren tepels. De baliemedewerkers dragen er trechters op hun hoofden en de maagspoelslangen eindigen er in vissenmonden. Het omroepsysteem bestaat er uit gouden trompetten, in half uit de muren naar voren springende reten gestoken. De deur naar het mortuarium is een enorme wolvenmuil. De infuusnaalden klauwen zich met hoornen nagels in de aderen van patiënten vast terwijl de bedden op schaatsijzers over de bevroren vloeren glijden. De zusters hebben mottenvleugels; de doktoren konijnenkoppen. De kunstmatige longen zijn er doedelzakken, de stethoscopen oorschelpen en de scalpels kleine hellebaarden.
Waar het precies is misgegaan weet ik niet, maar in het algemeen zijn we er in goede vernoemingen of zelfs naamgeving in het algemeen niet op vooruit gegaan. De namen van onze grote schrijvers plakken we op tochtige laadplekken of lullige steigertjes, rechthoekige tribunes om een met een plat dak overspannen vierkant heen noemen we een dome, en door toedoen van de een of andere onverlaat heeft de Groene Olifant een jaar lang ‘Tropenkolder’ geheten, voor die aan een malaria-aanval ontsproten mispeer recht werd gezet. (Goed, ik kom er misschien nooit binnen, maar heb me er iedere keer dat ik door de Sarphatistraat fietste mateloos aan geërgerd.) Wat we aan goede namen hadden is ook nog eens grotendeels stukgefuseerd tot drieletterige afkortingen of opgelost in iets dat marketingtechnisch verantwoord is en klinkt als een onomatopee voor het opendraaien van een fles frisdrank. Ik mag lijden dat het Jeroen Bosch Ziekenhuis tot de Dag des Oordeels blijft bestaan.
BN
Het Jeroen Bosch Ziekenhuis is dagelijks open voor bezoek. Vooraf reserveren wordt wegens drukte aangeraden.