Het is niet makkelijk de publieke ruimte een beetje opgeruimd te houden. Wie niet streng handhaaft krijgt al snel een wildgroei van terrassen, bakfietsen, of holocaustmonumenten die elke vrije vierkante centimeter overnemen. Daarnaast zijn er ook nog eens mensen die van het verder vervuilen van de omgeving hun hobby hebben gemaakt. Wanneer u of ik te hooi en te gras volslagen imbeciele boodschappen op muren, banken en stoepen zou schrijven zou dat ons, als we werden betrapt, 140 euro kosten. Voor dichters gelden helaas andere wetten. De halfzachte huisvrouwgedichten van Merel Morre, bijvoorbeeld, ontsieren op tientallen plekken in Nederland stads- of natuurschoon zoals zelfs het ranzigste collage van fietswrakken, vogelkak, dode ratten en uitgebrande auto’s dat niet zou kunnen, en het mens wordt er niet eens voor bekeurd – ze krijgt er waarschijnlijk zelfs voor betaald.
De stad die onder deze quasi-poëtische vervuiling het meest te lijden heeft gehad is Eindhoven, waar Morre van 2013 tot 2015 stadsdichter was. (‘Stadsdichter van Eindhoven.’ Drie woorden, maar deprimerender dan het hele oeuvre van Piet Paaltjens. ‘Gastschrijver van Almere’ klinkt natuurlijk ook als een kort verhaal waar de bekende ongedragen babyschoenen niet tegenop kunnen, maar dat ligt er te dik bovenop; dat heeft te veel weg van goedkoop effectbejag.) Aan de Prins Hendrikstraat in Eindhoven wordt de toch al weinig verheffende zijmuur van een huis tegenwoordig verder bedorven door Morres woorden ‘misschien zijn we/juist nu we/van alles/van alles vinden/pas echt iets verloren’. Onomwonden reactionair, en laf ook, want als iedereen met een mening blijkbaar bijdraagt aan het verloren gaan van het een of andere magische ‘iets’, dan is kritiek op kutgedichten ook plots een halsmisdaad.
Slechts enkele honderden meters verderop staat op een vergelijkbare muur nog een gedicht, deze keer opgebouwd rond een taalvondst waar Morre zo trots op was dat ze verder het idee dat het allemaal ook iets te betekenen had kunnen hebben maar overboord heeft gegooid: ‘als ik dingen denk te durven/grijpt juist de angst me bij de lurven/en als ik dingen/beter laat/dan nooit’. Zegt u nu zelf: wat betekent ‘beter’ in deze zin? Helemaal niets, inderdaad. Integendeel, het woord zuigt als een semantisch zwart gat ook de betekenis van omringende woorden in zich op. Maar had Morre het niet gebruikt, dan had ze ook haar spreekwoordspielerei achterwege moeten laten. ‘Ik schrap woorden die er niet toe doen, ik gebruik graag taaltwists en kan niet zonder dubbele betekenissen’ aldus Morre zelf, maar haar eerste gebod ligt dusdanig met het tweede overhoop dat ze het derde al helemaal kan vergeten. In het zojuist geciteerde quasi-spitsvondige tyfusgedicht, bijvoorbeeld, woedt een strijd tussen vorm en inhoud die geen winnaar kent, en één grote verliezer: de onschuldige voorbijganger die met het resultaat geconfronteerd wordt.
Ook de rest van het land is niet veilig voor de versvervuiling van Merel Morre. Zo staat in een houten bank in Sint Michielsgestel ‘even rustend op dit bankje/zit het leven altijd mee’ gekrast. (Ik stel me graag voor hoe een oude man naar z’n hart grijpt en in elkaar zakt, en hoe z’n dochter, met wie hij een wandeling aan het maken was, hem vervolgens in paniek op dat bankje probeert te trekken. Daar ga je met je ergerlijk stellige positiviteit, Merel.) In Hoorn is Morre verantwoordelijk voor de slagkreet ‘droomopwaarts komen verhalen tot bloei’ op het plaatselijke ziekenhuis. Ook positief bedoeld, waarschijnlijk, maar het betekent weer helemaal niets. En dan kunt u wel roepen dat poëzie geen directe informatieoverdracht is, maar eerder gaat om het onder woorden brengen van abstracte emoties: de enige gevoelens die dit in de ruimte murmelen oproept zijn verbazing en afkeer.
Dat iemand zulke gedichten schrijft is allemaal tot daar aan toe, en dat ze vervolgens worden uitgegeven is een zwaktebod, maar moeilijk te verbieden. Dat het allemaal ook nog eens wordt gelezen? Ach, wat een volwassene in zijn eigen huis met een dichtbundel uitspookt moet ie vooral zelf weten. Voor de publieke ruimte mogen echter best hogere standaarden worden gesteld, en in het openbaar mag u best wat meer fatsoen van de mensen verwachten. Geef Merel Morre haar gedichten terug. Steen voor steen.
BN