De meeste coronabesmettingen vinden op het moment in de huiselijke sfeer plaats, bijvoorbeeld tijdens familiebezoek. Hoewel ik niet geneigd ben aan een virus goddelijke of intentionele eigenschappen toe te kennen – een virus denkt niet na, het doet gewoon maar wat –, legt deze ontwikkeling wel iets bloot, maar eigenlijk wisten we al dat dit zo was, namelijk dat familie de pest is. Het is beter al die bloedverwanten te mijden. Doe je het niet voor jezelf, dan doe je het wel voor je vriend of vriendin, voor je partner zogezegd, ook al heb je die misschien nog niet. Het maakt overigens niet veel uit of je al een relatie hebt. De persoon met wie je de relatie al dan niet al bent aangegaan zal anders beweren, maar vanaf het eerste ogenblik van de kennismaking, zal hij of zij jouw familie haten, en jij die van hem of haar. Dat is zeg maar een biologische wet.
Ik kan hier vele voorbeelden uit romans geven. Zonen die vaders uitschelden, moeders die dochters naar het leven staan, een oom die zich aan zijn kleine nichtje vergrijpt, een schoonmoeder die optreedt als stokebrand in een aanvankelijk goed huwelijk, en zo voort en zo verder. Je zou kunnen tegenwerpen dat dit allemaal in romans gebeurt, in literaire fictie, en dat het slechts verzinsels zijn. Een Nederlandse romanschrijver legde onlangs op tv uit dat het decor het belangrijkst is in een boek. Je zou daar gemakkelijk de volgende conclusie aan kunnen verbinden: wil je het een beetje overzichtelijk houden, dan zorg je ervoor dat dit decor niet te groot wordt, en dus laat je de leden uit één familie elkaar naar het leven staan. Zoiets. (De Nederlandse romanschrijver in kwestie maakt het zich overigens over het algemeen nog eenvoudiger: zijn decor is gewoon een stad in Italië, en daar brengt hij het ene cliché na het andere over te berde – goed om zich heen kijken ho maar!)
Dat familie er is om te haten zou op die manier geredeneerd zuiver een literaire strategie zijn. Maar zo werkt het natuurlijk niet in de praktijk. Ook in werkelijkheid haten familieleden elkaar. Júíst in werkelijkheid, literaire fictie is slechts een uitlaatklep, zodat deze gevoelens zich kunnen ontladen.
Overigens is het nog steeds een taboe. Over het algemeen vindt men dat je familieleden niet mag haten. Het wordt als onbeleefd beschouwd kritiek op familie te hebben. En dat maakt familie zo gevaarlijk. Iedereen houdt de schijn op dat familieleden van je houden en dat jij van je familieleden houdt. Maar dat is natuurlijk niet zo. Je bent gewend aan ze, maar ze verzieken met hun verregaande bemoeizucht je leven. Ergernissen etteren onuitgesproken door. Allerlei duistere machtsverhoudingen treden niet aan de oppervlakte.
Het beste is afscheid van ze te nemen zodra het kan. Voor je het weet, ben je veranderd in iemand die het over zijn ‘moedertje’ heeft, daarmee verwijzend naar het seniele takkewijf dat als tachtigjarige nog steeds de hele boel manipuleert door het inzetten van emotionele chantage. Het eren van je vader en moeder is een van die christelijke waarden die om duistere redenen lastig uit te roeien zijn. Ook vanuit zuiver ethisch oogpunt is het goed om familieleden bij elkaar weg te halen. Mensen worden nooit rijk omdat ze hard werken, maar altijd óf omdat ze enorm veel geluk hebben óf omdat er geld in de familie zit. Dat is natuurlijk niet bijzonder eerlijk.
Ik herinner me dat een van de zonen van de grote Amerikaanse schrijver Saul Bellow hem een keer een brief schreef en om geld vroeg. Geruststellend deelde hij mee dat het een lening betrof. De zoon was toen een jaar of vijfentwintig. Hij vond dat hij recht had op dat geld omdat zijn vader nooit naar hem had omgekeken en op deze manier kon hij het een beetje goedmaken. Dat schreef hij ook allemaal in de brief. Hij kreeg een brief terug en daarin zette Bellow uiteen dat hij zijn zoon geen geld zou lenen. Hij voegde eraan toe dat zijn zoon zich maar eens moest afvragen wat hij, Saul, aan hém had gehad. Ik meen me te herinneren dat Saul Bellow schreef: ‘Er zit nog niet eens een goed romanpersonage in je. Zelfs als bijfiguur kan ik je niet gebruiken.’
Het is zaak bijtijds afscheid te nemen van familie. Een mooi moment daarvoor is wanneer je het huis uitgaat en bijvoorbeeld in Amsterdam gaat studeren. Pak dat afscheid zo drastisch mogelijk aan. Ga op kamers wonen, of in een studentenflat, of desnoods onder een brug, en laat je thuis niet meer zien, ook niet in de weekends met een tas vuile was. Die doe je gewoon zelf. Leef je eigen leven. Maak vrienden en vriendinnen, die worden je nieuwe familie, met als grote voordeel dat je die mensen zelf hebt uitgezocht en dat ze niet opeens herinneren kunnen ophalen aan de tijd dat je nog klein was en allerlei gênante dingen deed. Familie zie je gedurende de eerste achttien jaar van je bestaan, en dan is het wel weer mooi geweest.
Als het coronavirus ons iets leert, dan is het dat: familie is uiteindelijk slecht voor je. Bovendien wil ik ook weleens een roman lezen die niet over de moeder van de hoofdpersoon gaat, maar gewoon over zijn vriendin. Dat is voor iedereen leuker. Maar vooral voor de lezer. En daar doen we het allemaal voor.
AS