Ik hoop dat ik hier veilig ben, onder de toonbank met luxe snacks, in doorzichtige plastic bakjes verpakte exquise vleeswaren en gevulde zoete paprika’s. Met een harde klap en het geluid van versplinterend glas slaat er iets boven me in de vitrine. Een hakmes waarschijnlijk, aan de doffe klap te horen. De opspuitende humus en de mangocurryspread met sweet pepper vermengen zich met het nog warme bloed uit de lichamen naast me, het geschreeuw om me heen doet denken aan een terroristische aanslag, maar nee; dit is de frontlinie van de supermarktoorlog. Spijtig genoeg is het scherpste dat ik op mijn vlucht te pakken heb kunnen krijgen een AH excellent Serrano salami. Het zijn onzekere tijden, maar één ding weet ik wel: never bring a sausage to a knifefight.

 

Ik had natuurlijk beter moeten weten, daarnet aan de servicebalie. Juist op het moment dat de caissière me mijn zegels wil overhandigen, schuift de moeder achter me haar zoontje als pion naar voren: “Mag ik misschien uw zegels?”, jengelt hij op de toon van welopgevoede kinderen die maar zelden iets geweigerd krijgen. Ik dacht aan het avondje waar ik al zo lang naar uitkeek, waar ik, met mijn zegelboekjes rechts van me, en de zorgvuldig opgespaarde zegels links, bij kaarslicht de lijm van de stickers zou likken, om ze vervolgens met Pritt alsnog op hun rechtmatige plaats in de boekjes te lijmen. De volgende dag zal ik mijn opgespaarde schat bij de Albert Heijn gaan inleveren, voor een slacouvert, dinerbestek of een vleesmes. ‘Nee,’ antwoord ik dus, ‘ik spaar ze zelf ook.’ Plots zie ik zijn moeder met een blik vol bloeddorst een greep doen in de kartonnen stellingkast waar de messenset voor de kassa ligt uitgestald. In de halve seconde die ze twijfelt tussen het koksmes (geschikt voor veelzijdig snijwerk) en het hakmes (voor hakken van vlees, groenten en kruiden, vlakke kant kan gebruikt worden voor het pletten van vlees, kip en gevogelte), heb ik gelukkig de Villeroy & Boch bamboe snijplank te pakken (duurzaam en vormvast materiaal) waarmee ik ternauwernood het door de lucht klievende luxe bestek weet af te weren.

 

Misschien is het te wijten aan een snel opspelend Stockholmsyndroom, maar op mijn vlucht richting het einde van het gangpad, opspringend om de mij achternageworpen schil- en broodmessen te ontwijken, krijg ik al medelijden met mijn belager. Ik kan het haar niet kwalijk nemen, ze is ook maar een slachtoffer van het systeem: we zijn er door deze spaaractie stuk voor stuk toe veroordeeld om binnen een paar maanden voor elfduizend euro aan boodschappen te doen. Want wat heb je nou aan een incompleet bestek? Er rest je al gauw geen andere keuze dan je kinderen bij bandkassagenoten om zegels te laten bedelen. Of, als dat niet lukt, alle santokumessen die je binnen handbereik hebt aan te wenden om onschuldige weigeraars alsnog hun zegels afhandig te maken. Het had bij die spaaractie voor fraaie wijnglazen niet voor niets ook al een heuse Kristalnacht ontketend.

 

Onder de vitrine word ik plots aangesproken door een ouder vrouwtje. ‘Zeg, denk je dat ze dit nog gaan verkopen?’ vraagt ze. In haar hand houdt ze een bakje met oude kaas-rogge-carré’s, een van de vele borrelhapjes die door het geweld om ons heen achter de vitrine is beland. ‘Nou, dat denk ik niet,’ antwoord ik beduusd. ‘Toch zonde om weg te gooien,’ zegt ze, waarna ze het bakje met de oud-Hollandse delicatessen aanbreekt. ‘Mevrouw,’ begin ik, ‘zou ik er misschien ook één…’ ‘Ach jongen, neem vooral,’ onderbreekt ze me gelijk, ‘jij moet er nog van groeien. Laten we het er vooral van nemen!’ Ze scharrelt in haar boodschappenmandje, waar al snel een stokbrood en een fles wijn uit tevoorschijn komen. ‘Een draaidop, dat is handig,’ mompelt ze, ‘nu alleen nog iets om het stokbrood mee aan te snijden.’ Ik wijs op de gorgelende man aan ons voeteneind, waarop de levenslustige seniore het roestvrijstalen universeelmes dat in zijn borstkas steekt tussen zijn ribben vandaan plukt. ‘Golvend geslepen voor worst, kaas, tomaten en stokbrood!’, voeg ik haar toe. ‘Ja,’ zegt zij, ‘het is een beetje behelpen, hè, maar zo komen we er wel.’ ‘Kan ik u dan een plakje van mijn salami aanbieden? ‘Een echte Serrano!’ kirt ze. ‘Héérlijk!’

 

Het werd een borrel om nooit te vergeten.

 

 

DM

Archief