Er zijn zat mensen die gewoon lekker logisch nadenken, zelfs op het internet. Zo trof ik eens onder de Zanger-Rinuscover van “Eet Veel Bananen” (‘Eet veel bananen, bananen zijn gezond/ Adam sloeg Eva op d’r blote…’) een comment aan van een verbolgen fan, die zich afvroeg op wat voor een dwaalspoor zijn held terecht was gekomen. ‘Wat is dit voor een gezeik, Rinus?’ vroeg hij. ‘Eet gewoon die fucking banaan op.’ Eet gewoon die fucking banaan op– ik kan niet ontkennen dat het een makkelijke manier is om jezelf en anderen een hoop gedoe te besparen.

 

Ook het Nederlandse literaire landschap kent onmiskenbaar een koninkrijk van onverschrokken bananeneters, met niemand minder op de (ongetwijfeld stevig geschraagde) troon dan Sylvia Witteman, literair en culinair recensente van De Volkskrant. Of het nu om boeken of broodjes bal gaat, het genuanceerde, doorwrochte credo van Sylvia Witteman luidt steevast: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg – zolang het maar niet kleinburgerlijk is. Een inzichtelijke Weltanschauung die talloze keuzes voor je versimpelt: een kerstdiner met rollade en cranberrysaus? Veel te gewoontjes! Je bent toch geen burgertrut? Aan de andere kant: van die karaffen op tafel met munt, gember en citroen in je kraanwater? Doe toch normaal, man! Column na column trekt Sylvia ten strijde om deze Goldilocks-zone van echt-lekker-leven-maar-ook-weer-niet-echt-moeite-hoeven-doen tegen indringers te beschermen. Een tweefrontenoorlog die over ze over de hele breedte van haar bestaan uitvecht: of het nu gaat om mondhygiëne (“Tandpasta is tandpasta, nietwaar?”), een ontwerper die lampenkappen probeert te groeien van schimmels (“Snij gewoon de bodem uit je gieter, snoertje erdoor en klaar. Dát is pas een duurzaam geluksmomentje!”), de King Louis van de letteren weet zo twijfel en ongemak buiten de deur te houden.

 

Dat is dan ook haar werkwijze in haar boekencolumn, die – ongedwongen en pretentieloos a la Sylvia – “Witteman heeft iets gelezen” heet. Daarin vroeg Witteman zich onlangs af waar Salingers boek Franny and Zooey eigenlijk over gaat. Zelf zou ik, als ik mijn lezer het antwoord schuldig moet blijven, voorzichtigheid betrachten. Zo niet Sylvia- die de schuld van haar onbegrip vervolgens bij Salinger zelf gaat zoeken. Ze is niet de enige die er niks van snapt, namelijk: ook een vriend van haar, “professor in de klinische psychologie” welteverstaan, heeft haar eens die vraag gesteld. Nu zijn er twee mogelijkheden: of de staat van de klinische psychologie is inderdaad erbarmelijk, of die professor heeft dat met een betweterige bijbedoeling aan haar gevraagd- zoals je ook iemand die drie maanden na zijn verhuizing nog steeds geen boekenplank in de muur heeft geschroefd retorisch kunt vragen of ‘ie Zen and The Art of Motorcycle Maintenance wel eens gelezen heeft. ‘Zeg Sylvia, waarom eet jij eigenlijk telkens die fucking bananen?’

 

In dat geval is Witteman niet door deze dubbele bodem gezakt, want in de volgende alinea’s zet ze uiteen waarom ze de personages van Salinger zo ergerlijk vindt: ze vindt vooral het meisje Franny een zeurpiet, omdat die niets te klagen heeft maar toch niet echt gelukkig is. En omdat ze wel een broodje besteld, maar het vervolgens niet opeet. Eet je fucking broodje op, Franny, zoals Sylvia haar bananen gewoon opeet. Niet zeuren. Kenners van het oeuvre van Sylvia Witteman zullen het met mij eens zijn dat ‘je bent een zeurpiet’ uit Sylvia’s mond nogal een merkwaardige klacht is: ging haar voorlaatste column niet over haar ambivalente relatie met spinazie, en haar ergernis dat ze in geen enkele supermarkt goede, verse spinazie verkochten? Is hier kortom, een zeurpiet aan het zeuren dat iemand anders een zeurpiet is? In dat geval wil ik nog wel een trap onder deze drietrapsraket van gezeik schroeven, want ik vind dat gezeur van Sylvia dus niet om aan te horen. Eet dan nog liever gewoon je banaan op.

 

Resten me twee dingen: iedereen van harte aan te bevelen Franny and Zooey te gaan lezen, en uit te leggen waar dat boek over gaat. Franny, de hoofdpersoon, ziet allerlei mensen allerlei dingen ziet doen en vraagt zich steeds meer af: ‘Waarom zou je?’ Dit zou je natuurlijk verwend kunnen noemen, zoals Sylvia doet, die zich afvraagt of Franny misschien zwanger is, want ‘dan had ze dat broodje zéker moeten opeten in plaats van zo veel te roken en moeilijk te doen.’ Aan de andere kant zou je ook kunnen zeggen dat het de eerste vraag die je jezelf stelt voor je aan iets begint. Als ik me goed herinner heeft bijvoorbeeld Albert Camus zich ook weleens zoiets afgevraagd, al moet ik gelijk toegeven dat die nooit professor in de klinische psychologie is geworden. Het verschil tussen Franny en haar vriendje Lane is niet dat zij een “spiritueel mens” is, maar dat hij zijn mond vol heeft van literatuur maar zich nooit zoiets simpels als “Waarom zou je ook maar iets doen?” lijkt te hebben afgevraagd. Lezersvraag: aan wie doet hij ons denken? Sylvia, breek uit die lange polonaise van gewoon-normaal-doeners en andere feiten- en waardenvrije aanmodderaars die op de feestelijke maat van een holle trom door de dagbladen trekt; haal in hemelsnaam die banaan uit je oor.

DM
Archief