De uitgeverij beloofde dat het een rauwe en humoristische ontmoeting met een verwarde dertiger ging worden. Ik had me gedegen voorbereid op mijn tête-à-tête met Pepijn: de huisdealer was al een weekje geleden langsgereden en hij had genoeg speed uit zijn brommerhelm getoverd om de nieuwe Lanen in één ruk uit te lezen. Vlak voor Pepijns komst kocht ik nog twee flessen Goldstrike en tien gram King Hassan voor het betere denkwerk. Ook mijn platenspeler was klaar voor het bezoek: hij draaide de Greatest Hits van Niggaz Wit Attitudes, waardoor ik amper hoorde dat de deurbel ging.

 

Onze begroeting verliep al teleurstellend. Pepijn werd afgezet door een man van PostNL. “Ik was echt veel te brak om met het OV te komen” zeurde hij, terwijl hij verkreukeld uit het oranje busje kroop. Toen ik me voorstelde, stak hij een klam handje uit, maar vertelde niet zijn naam. “Ik weet niet meer hoe ik ook alweer heet” mompelde hij. “Je bent Pepijn Lanen” zei ik. “Faberyayo van de Jeugd. Woordkunstenaar volgens velen. De nieuwe Van Kooten en De Bie volgens Ernst-Jan Pfauth. Kijk maar op je rug!” Hij haalde zijn hoekige schoudertjes op. “Ik wil slapen. Ik heb hoofdpijn.” Ik droeg Pepijn in mijn armen de trap op, maar hij protesteerde: “Ik wil toch niet slapen! Ik heb honger!” “Rustig maar” zei ik, en zette hem op het aanrecht. “Ik zal een pizza voor je maken.” Pepijn keek bedenkelijk, maar peuzelde gretig van de quattro stagioni die ik hem voorschotelde. Alleen de korstjes liet hij liggen. “De pizza is overdreven aanwezig aan het voelen in mijn maag” zei hij. “Als schaamhaar in een doucheputje, of misschien meer een Marco Borsato-liedje dat maar niet op wil houden een hit te zijn.” Ik besloot dat het tijd was om Pepijn even naast me neer te leggen.

 

Ik ging met Pepijn op de bank liggen, maar hij viel steeds met een doffe klap op de grond. Zijn gejammer was onophoudelijk: “Ik voel me als een uitgedroogd stuk stront. Er is geen druppeltje vocht meer aanwezig in mijn lichaam. Ik ben misselijk en voel me te gast in een onaangename verrassing” miezerde hij. Toegegeven, ik had met beter geconserveerde exemplaren op mijn rode sofa gelegen: Kellendonk, Keats en zelfs Sylvia Plath waren in minder verfomfaaide staat op bezoek geweest, en vormden zodoende een aardiger gezelschap dan dit glimmende, naamloze exemplaar dat nu zachtjes begon te snurken en rare dingen murmelde in zijn slaap: “Er is geen ruimte voor een eigen mening op deze bank …. de beleving is al helemaal voorgevormd …. dat staat mij niet aan.” Even later maakten zijn kaken maaiende bewegingen, en fluisterde hij “mijn maag rammelt als de kaken van een volwassen baby die niet kan slapen van de MDMA … heb nu zin in zo’n smikkelsnicker … of een hamkaasavontuur”.

 

 

Toen hij wakker werd, stoof hij direct naar de tafel. Ik dacht dat hij genezen was en met de fles Goldstrike terug zou komen, maar hij had het Star Wars-legopakket dat ik voor mijn neefje had gekocht in zijn knuistjes geklemd. Zonder te vragen of hij het open mocht maken, stortte Pepijn alle onderdelen over de grond uit. “Ja, ja, de Millennium Falcon” juichte hij “met een dubbele shooter met veermechanisme! Een blaster-pistool en draaibare laserkoepels!” Ik was blij dat ik even tijd voor mezelf had, en ging naar de keuken om de afwas te doen. Na een kwartier hoorde ik een woedend gekrijs: “Waar is Han Solo? Waar is Han Solo?” Ik stormde de woonkamer in. “Ik ga echt extreem slecht” zei Pepijn. “Woorden ontsnappen op een overdreven volume aan mijn lippen. Vreselijke woorden. Ziektes. Meerdere. En dat allemaal om uit te drukken hoe verslagen ik ben.” “Het is Han Solo maar” probeerde ik nog, maar Pepijn had het half voltooide ruimteschip al tegen het enkelglas van mijn balkondeuren gegooid.

Ik begon genoeg te krijgen van mijn ontmoeting met de verwarde dertiger, en besloot dat het mooi was geweest. “Mijn palmen zijn klam als de onderbroek van een dame van middelbare leeftijd tijdens Ik Hou van Holland op zaterdagavond” zei hij plotseling. “Jaja, wil je anders even douchen?” vroeg ik. “De douche lonkt, maar ik ben te krokant om me eraan over te geven.” “Ik help je wel even” zei ik, en tilde hem de badkuip in. Met de rode en blauwe kraanknoppen mengde ik het water tot een aangename straal van achtendertig graden. “Zo lekker, Pepijn?” “Iets te warm!” zei hij. Met een ruk trok ik het douchegordijn dicht en liep naar de kamer.

Terwijl ik het ruimteschip opruimde, hoorde ik af en toe gilletjes van verrukking uit de douche komen. Na een kwartiertje ging ik toch even kijken. Er was nog maar weinig van Pepijn over. Zijn armzalige kaft dreef in een drab van papiervezels. Langzaam zoog het doucheputje de papiervlokken naar zich toe. Zijn eigen ontbinding leek Pepijn weinig te deren: hij ratelde onophoudelijk verder. “Ik heb zin in een wandeltocht door de supermarktoorlog van de vroege jaren negentig” hoorde ik nog zachtjes, alvorens zijn stem in de grijze draaikolk richting riool verdween.

Pepijn Lanen. Naamloos. Ambo Anthos, €19,99.

 

 

 

 

MM

 

Archief