Ik heb iets tegen weermannen. Men zou zelfs van een ‘weerzin’ kunnen spreken. Dat vrijpostige waarmee ze lekker achteraan het nieuws zitten, met zo’n smoel van ‘nou mensen, u boft, we hebben het beste voor het laatste bewaard! Oorlog in de Congo, honger in Venezuela, maar kijk eens wat voor zonsopkomst we vanochtend hadden!’ Nieuws moet iets zijn dat niet elke dag gebeurt, maar het weer gebeurt elk moment opnieuw. Het heet zelfs zo: Het Weer. En als een meteorologisch verschijnsel dan een keer wél belangrijk is (een cycloon ofzo), dan is de weerman natuurlijk nergens te bekennen. Nee hoor! Die is zijn powerpointslides op volgorde aan het zetten, die heeft het te druk met cirrus fluccus en cumulus humilis uit elkaar te houden, die zit lekker ingezonden foto’s van druppeltjes dauw te bekijken, als ie ze al niet zelf gemaakt heeft!
Fred Weerman is de nieuwe decaan van Geesteswetenschappen. Niet slechts zijn naam doet vermoeden dat hij beter aan de meteorologische faculteit had kunnen solliciteren, zulks blijkt ook uit een interview in de Babel. Babel: ‘waarom vonden ze u geschikt?’ Fred: ‘het zit in mijn genen om me te bemoeien met bestuurlijke zaken.’ Stervelingen zoals u en ik weten hooguit of ze vaders of moeders ogen hebben of dat de familie veel dementiegevallen kent. Fred Weerman kent sinds het hiervoormaals af reeds zijn lotsverbondenheid met het macro-management in de semi-publieke sector. Zijn opvattingen over genetica hoeven daarbij niet getoetst te worden aan wetenschappelijke criteria. Weermannen zijn orakels, mediums. Ooit een weerman horen funderen waarom het in de loop van de middag opklaart? Natuurlijk niet. Fred Weerman is dan ook de juiste man op de juiste plaats bij GW. Als geen ander kent hij de grenzen van de logica, de blinde vlek van Kuhn, het ene plekje op de rug van Popper, waar ie zo vaak jeuk had, maar net niet bij kon… Sommigen worden profeet in dit leven, anderen worden dichter, weer anderen filosoof. Fred Weerman wordt Fred Weerman.
Volgende vraag: ‘wat voor decaan hoopt u te zijn?’ Fred: ‘Ik zie mijzelf niet zozeer als degene die de plannen bedenkt, maar eerder als de persoon die ervoor moet zorgen dat anderen dat doen.’ Elk genie zijn dealer, elke beeldhouwer zijn muze, elke Lennon zijn Yoko. Dit is Fred op zijn best. Een prachtig staaltje dialectical problem managing 3.0: combineer twee problemen en je hebt de oplossing tot beide. Werd het bestuur van de UvA vorig jaar nog 1) visieloosheid en 2) het afschuiven van verantwoordelijkheid verweten, daar roert deze Weerman twee cyclonen door elkaar tot een supercel die alle problemen wegblaast: visie an sich wordt een verwijt, waar hij bij voorbaat voor bedankt, door het af te schuiven op zijn ondergeschikten. Fred maakte visie slechts ‘mede mogelijk’. Is Rexona ooit verantwoordelijk gehouden voor de misstanden bij Idols? Is er ooit bij Philips geklaagd, toen PSV slecht speelde?
Hoe denkt deze man eigenlijk over de Geesteswetenschappen, you know, die faculteit die hij de komende vijf jaar in een gele zuidwester en een paraplu tegen maatschappelijke rukwinden en wetenschappelijke hagelbuien moet beschermen, die de hele faculteit het liefst tot een Bildung Academie-achtige combinatiestudie maken, of een vak geesteswetenschappelijke vaardigheden? Nou, zo: ‘de grenzen tussen de faculteiten zijn willekeurig.’ Zoals een voetballer altijd alles vergelijkt met een pot voetbal, zoals bakkers altijd voor alles een broodmetafoor hebben klaarliggen, zo zien weermannen in alles de werking van het weer: volstrekte willekeur. Het kan vriezen, het kan dooien. Grieks had net zo goed bij Natuurkunde kunnen zitten, daar gebruiken ze immers veel Griekse letters. Geologie heeft ook wel iets weg van Geschiedenis: het begint allebei met een G. Eigenlijk had Fred van alle faculteiten wel decaan kunnen wezen. Wat er onderwezen wordt zal hem een worst wezen, wat boeit het een weerman wat voor weer het is: hij zit lekker binnen. Zoláng er maar weer is, waar ie een beetje de baas over kan spelen.
Waarom zijn weermannen weermannen? Omdat ze geen generaal zijn. Je kunt dat zien als ze een keer een oostenwind moeten voorspellen. Dan staan ze vunzig tegen die kaart aan te schurken alsof het een aard heeft, houden ze hun benen strak in denkbeeldige laarzen en laten hun laserpointer even lekker over de Benelux glijden als een aanwijsstok. Dan zie je ze denken: ‘dat Von Schlieffenplan, hoe ging dat ook alweer?’ Hier onderscheidt Fred zich van andere weermannen. Waar anderen genoegen nemen met een slap aftreksel van een infantiele fantasie, daar zijn Freds fantasieën op zichzelf slappe aftreksels van kinderwensen. Fred denkt zichzelf geen generaal, maar ‘meer een dirigent. De muziek zit in deze faculteit en ik moet zorgen dat ie zo goed mogelijk tot klinken komt.’ Ach ja, de dirigent. Het doorgeefluik tussen de brille van de componist en het talent van het orkest. Zelf steekt hij geen vinger uit, slechts een stokje. Omdat de componist dood is, krijgt hij het applaus. Omdat het orkest met zoveel is, neemt hij hun boeketten aan.
Uiteindelijk is er niet zo veel verschil tussen Fred en zijn soortgenoten. Een weerman is hoe dan ook een manager. Hij heeft geen echte macht, maar het lijkt zo. Als hij zegt dat het morgen onweert – en verdraait: morgen onweert het – dan kunnen we toch met zijn alle best doen alsof het dóór hem onweert? Wie bewijst het tegendeel? Laat de dondergodjes toch fijn met hun hamertjes spelen.
LAH