Op het eerste gezicht zijn het vooral de overeenkomsten die ons verbinden; we zijn bijna even oud, hebben allebei twee studies gedaan binnen de geesteswetenschappen waar je weinig mee kunt en hebben geen van beiden een eigen pagina op Wikipedia. Als we in een eerlijke wereld geleefd zouden hebben zouden Simone van Saarloos en ik dus ongeveer even veel bereikt moeten hebben.
De praktijk laat eens te meer zien hoezeer de man achtergesteld wordt tegenwoordig. Simone is columniste, feministe, filosofe, recensent, essayist, interviewster en redacteur. En alsof ze daarmee nog niet genoeg Simone met de wereld deelt organiseert ze daarnaast ook nog filosofische en feministische avonden en werkt ze aan haar debuutroman, over ‘een bioloog die in boerka de marathon van New York rent.’. Ik daarentegen slijt mijn dagen als stagiair op de redactie van een of ander programma van de publieke omroep in de wetenschap dat degene die tegenover mij zit in anderhalve dag verdient waar ik een maand voor moet werken. En als ik al eens iets organiseer dan is het slechts een vrijdagavond waarop mijn vrienden en ik lekker gek doen en een vreemd hoofddeksel opzetten in het kader van ‘crazy-hoeden-friday’.
Simone heeft wat ik nooit zal hebben: de Sylvia-Witteman-factor. Ze heeft een oer-Hollands gezicht met blonde krullen, een potige bouw en door haar worstenbroodjes figuur ziet ze er toegankelijk en knuffelbaar uit. Bovendien weet ze het niets dat ze te melden heeft op een diepzinnige en prettig leesbare manier te verpakken. Dat heeft ze geleerd in New York, waar ze een half jaar gestudeerd heeft en waar ze nog altijd graag over vertelt, zoals alle mensen die ooit in New York geweest zijn graag laten weten dat ze er geweest zijn en hoe leuk het daar wel niet was.
Het toeval wil, dat ik op moment van schrijven zelf in New York ben, wat een fantastische stad, ik dacht, ik laat het u even weten en er zijn hier twee dingen die ik maar niet los kan laten. Ten eerste een vreemd gevoel van medelijden met de mensen die ook hier last moeten hebben gehad van Simone. Ten tweede, al heeft dit niet zoveel te maken met het eerste, maar ik moet het toch even kwijt, was ik gister in het MoMA. Daar was een hele zaal met de prachtigste schilderijen van Pollock en Newman en het enige waar ik aan kon denken was dat kutgedicht van die lul van een Joost fucking Zwagerman.
Goed, terug naar Simone. Het is natuurlijk niet slim om als zelfverklaard intellectueel mee te doen aan de slimste mens. Als je het goed doet presteer je enkel naar verwachting en als je het slecht doet, zullen de kijkers denken; ‘zie je wel, ik wist wel dat ze niet zo slim was als ze zich voordeed.’ Simone wist niet waar de escape-knop zich bevindt op het toetsenbord. Dat kan gebeuren, het is ook best spannend om een vraag te beantwoorden terwijl er een dikke, in het zwart geklede man met rode schoenen geilig naar je zit te staren terwijl hij zijn enorme lippen bevochtigd met zijn tong, maar als je dan ook niet weet wie David Cameron is, of er een eeuwigheid over doet om te bedenken wie Fidel Castro nou ook al weer was, zou je als seksistische man bijna gaan denken dat vrouwen inderdaad minder intelligent zijn dan mannen.
Nu hoeft Simone het gelukkig niet te hebben van haar intelligentie. Simone is namelijk een feministe van het nieuwe slag. Dit houdt in dat ze zich verzet tegen het (de filosofische Simone zou hier natuurlijk spreken van ‘de’ idee) idee dat mannen die veel vrouwen regelen stoere binken zijn en dat vrouwen die veel geregeld worden sletten zijn. Simone gaat er prat op dat ze veel verschillende seksuele contacten heeft en uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat ze van grote piemels houdt. Nu moet u niet denken dat dit stuk een grote freudiaanse verspreking is, dat ik het heb geschreven uit ongenoegen over de grootte van mijn lid. Niet dat ik groot geschapen ben, dat niet, maar dat heeft hier verder niets mee te maken.
Als een waar filosoof onderbouwt ze haar feminisme met interessante citaten van grote filosofen.
Zo zal ze, als Hannah Arendt-adept, wanneer je haar een slet noemt ongetwijfeld iets van Arendt aanhalen, waaruit het tegendeel blijkt. Welk citaat dat is kan ik u niet vertellen, omdat ik alle vrouwen die slimmer zijn dan ik wantrouw en derhalve niets van Arendt gelezen heb. Uit het te pas en te onpas refereren aan grote denkers blijken echter twee dingen. Ten eerste laat je merken dat je graag wil dat mensen je heel erg slim vinden en ten tweede blijkt dat je dit niet bent, omdat je te kennen geeft dat iemand anders wat je wil zeggen al eerder en beter verwoord heeft.
Zo zou ik, als ik mezelf niet overtuigend genoeg zou vinden kunnen zeggen dat Plato en Aristoteles al wisten dat een vrouw nooit een groot filosoof zou kunnen worden. Dat Kant er stellig van overtuigd was dat vrouwen niet volledig redelijk kunnen denken, zoals mannen dat wel kunnen. En dat ook Kierkegaard, die een Deen was, wat toch een vrij tolerant en geëmancipeerd volkje is, dacht dat vrouwen het zwakkere geslacht waren, omdat ze meer geregeerd worden door angst en emoties.
Gelukkig vind ik mezelf wel overtuigend genoeg en kan ik zeggen dat de grote denker Tim Meijer in 2014 al zei dat Simone van Saarloos niet meer is dan een middelmatig schrijfster en denker met penisnijd.