Stel nou, dat ik schrijf dat Miep Gies de familie Frank hoogstpersoonlijk verried en daarna een zelfbedacht manuscript uittypte. Vervolgens verdiende ze miljoenen aan de herdrukken van het dagboek. En stel nou, dat ik haar hierom de eerste na-oorlogse marktdenker op het literaire veld noem. Dan krijg ik geheid een ophef van jawehlste. Die dingen liggen nogal gevoelig. Dus laat ik dat maar niet doen.
‘Vier mei, vier vrijheid’. Ieder jaar wordt je er opnieuw aan herinnerd dat je als Nederlander vroeger nog een brood kon kopen in ruil voor een paar Joden. Je hoeft de krant maar open te slaan of de tv aan te zetten en The Longest Day, Der Untergang of Een avond met Rudi Carrell brengen ons terug naar indrukwekkende verhalen uit de donkerste dagen van de twintigste eeuw. Ook de boekhandels puilen een paar keer per jaar uit van een weer een nieuw vergeten dagboek. In die boeken vertellen Joodse meisjes, bij voorkeur puberend, hun trieste verhaal. Het zijn er onderhand zo veel, dat als je ze allemaal in brand zou steken een enorme fik zou krijgen. Maar goed, stellen dat je Joodse boeken moet verbranden ligt enorm gevoelig. Dat doe ik dan ook maar niet.
Die nieuwe boeken moeten vooral de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend houden. We krijgen hierdoor te maken met een nieuwe stroom boeken, films en geschriften. Zoals Saskia Noort onlangs de zogenaamde ‘cocklit’ introduceerde, is er nu sprake van ‘Holoclit’. Parallellen met het geslachtsdeel van Marga Minco hoeven overigens niet getrokken te worden. Rondom deze nieuwe verhalen hangt nog altijd een zweem van politieke correctheid, om maar niet als ‘Holocaustontkenner’ gezien te worden. Een Britse bisschop kreeg niet lang geleden hiervoor een boete van 10.000 euro. Het blijft curieus dat je met de grond gelijk gemaakt wordt als je iets stelt dat in strijd is met het geldende beeld van een gevoelige kwestie. Ik ontken al jaren het bestaan van de lycheevrucht (dat kan nooit aan een boom gegroeid zijn!), maar houd dat bij oversensitiviteit van de sapindustrie maar voor mezelf. Ik hoop overigens dat ik nu niet door het CiDi aangeklaagd wordt voor het vergelijken van de Holocaust met een Lychee.
Terugkomend, het is glad ijs, om de objectiviteit van dagboeken van oorlogsslachtoffers te betwijfelen. Feit is wel dat het hoe dan ook wat vreemd blijft allemaal. De op ‘waarheid beruste verhalen’ en dagboeken die zo veel jaar na dato ‘opeens’ opduiken. Of dat ze geschreven zijn door minderjarigen maar wel de verhaalstructuur van pak’m beet een Coetzee benaderen. Ik was op mijn veertiende in ieder geval nog vooral bezig met het wildvingeren van meisjes en niet met het construeren van zinnen als ‘Vergeef me, ik heb niet voor niets de naam een bundeltje tegenspraak te zijn’. Maar misschien krijg je wel enorm literaire inzichten als je de hele dag naar de achterkant van een boekenkast kijkt, dus laat maar, ik heb niets gezegd.
Toch, de ongeloofwaardigheid van die eindeloze stroom boeken wordt gevoed door citaten als het volgende uit het boek Alles ging aan flarden, geschreven door Klaartje Zwarte – Walvisch: ‘Ik hoop vurig dat alles wat ik hierin heb geschreven nog eens de buitenwereld zal bereiken’. Het klinkt een beetje té bekend in de oren. Als ik een boek zou schrijven over een Joods meisje in de oorlog zou ik dat er in ieder geval uit laten, omdat het te veel voor de hand ligt. De reacties op haar boek zijn lovend en, uiteraard, kritiekloos. ‘Klaartje gaat verder waar Anne Frank ophield’. ‘Elke scholier zou dit boek gelezen moeten hebben’. Inderdaad, voor de scholier die meer van fictie dan van geschiedenis houdt zijn dit soort boeken bijzonder interessant.
De Holocaust is het perfecte verhaalonderwerp voor pathologische leugenaars met een rijk gevoel voor inbeelding gebleken. ‘De gebeurtenissen gaan de verbeelding te boven’, wordt er gezegd. Dat gaat het dus niet. De voorbeelden zijn legio. Enkele jaren geleden werd een boek gepubliceerd over een man die in Dachau zat opgesloten en sindsdien voor de deur van het kamp staat om met toeristen op de foto te gaan als overlevende. Hij vertelt zo je wilt tientallen verhalen die hij meegemaakt heeft onder het Naziregime. Helaas werd bekend dat zijn verhalen een slecht gekopieerde versie van het script van La Vita è Bella bevatten. Ene Herman Rosenblat mocht aan de hand van zijn boek twee keer op de bank zitten bij Oprah. Zijn liefdesgeschiedenis die plaatsvond in een concentratiekamp zoog hij echter uit zijn duim. Ook Wilkomirski heeft zijn boek Brokstukken alleen gebaseerd op een eenmalig bezoek als toerist aan Birkenau en is het verhaal van de vrouw die door wolven werd vergezeld tijdens haar onderduiken op niets dan de verbeelding gebaseerd. Al die verhalen werden enthousiast en ontroerd ontvangen, om vervolgens ontmaskerd te worden als Quatsch.
Ondanks de rijke fantasie van deze en nog talloze andere schrijvers is het nog altijd ongepast om bij voorbaat te twijfelen aan nieuw uitgebrachte dagboeken van oorlogsslachtoffers. We willen zo graag geloven in die verhalen, omdat we ergens wel weten dat ’40-’45 niet de beste jaren waren om een koosjere hotdog te bestellen. Dus wie zegt eigenlijk dat dat boek van Anne Frank wél echt waar is? Het zal nog wel vijfenzestig jaar duren voordat dat misschien bespreekbaar wordt. Ik begin er in ieder geval niet over. Ik blijf enkel gewoon in stilte twijfelen aan het bestaan van de lychee. En aan Rudi Carrell trouwens.
Felkert van der Lauw
Binnenkort in de boekhandel:
Ik ben het bastaardkind van Hannie Schaft en Seys-Inquart – Een winterverhaal door Felkert van der Lauw