Drie weken geleden verscheen mijn boek Het zusje van de bruid, een literair-journalistiek verslag van mijn relatie met een steenrijke Shell-dochter uit Wassenaar die leed aan het borderline-syndroom. Deze Shell-dochter had een oudere zus die trouwde met iemand die net als ik bij een in Amsterdam gevestigd weekblad werkte.
Terwijl de Shell-dochter en ik samenwoonden in een kapitaal pand aan een Amsterdamse gracht richtte zij zich snuivend, zuipend, snijdend en spuitend te gronde. Van haar geliefde veranderde ik in een mantelzorger die tegen beter weten in hoopte dat alles nog goed zou komen. De rest van het verhaal lees je maar in het boek.
Naast verschillende gunstige besprekingen in Nederlandse en Vlaamse tijdschriften en kranten, lokte mijn boek twee opmerkelijke recensies uit: één van Elsbeth Etty in NRC/Handelsblad en één van zekere Natasha Gerson in De Groene Amsterdammer.
Bij Elsbeth Etty hoeven we niet lang stil te staan, die heeft in haar leven wel vaker grote vergissingen begaan. Binnen de literaire wereld wordt haar gebrekkige oordeelsvermogen als een kracht ervaren: is Etty negatief over je dan stijgt de kans op een grote literatuurprijs, prijst ze je dan valt verpulping te vrezen.
Helaas vond Etty mijn boek niet slecht, ik geloof dat ze de bedoeling ervan niet snapte. Wel vond ze, en daar gaat het mij om, dat ik niet integer ben geweest. In de eerste plaats omdat lezers er volgens haar ‘in een handomdraai’ achter zouden kunnen komen wie de Shell-dochter (‘deze beklagenswaardige vrouw’) in werkelijkheid is.
Ze vond dat ik er ‘poëzie of fictie’ van had moeten maken, want het waargebeurde als waargebeurd presenteren, dat is in dit geval te eng. Ik had mij sowieso beter niet aan deze episode uit mijn leven kunnen wagen, omdat ik volgens Etty ‘wellicht medeschuldig ben aan Luna’s lot’. Voor betamelijkheid en fatsoen kun je behalve bij het CDA tegenwoordig ook in de literatuur terecht.
Natasha Gerson was een soort journalist maar eigenlijk meer een kraker. Ze kende de mensen van RaRa maar durfde daar niet over te schrijven. Publiceerde in plaats daarvan een soort sleutelroman over de psychologische aspecten van het kraker-zijn waar elke recensent – behalve Etty – gehakt van maakte. Daarna dook haar naam vooral op in linkse actieblaadjes, vanwege haar voorspelbare en steeds hysterischer toon namen serieuze bladen nauwelijks nog van haar af. De laatste jaren reisde ze mee met circussen, waar ze haar geld verdiende als waarzegster Madame Sanspareille (echt waar).
Twee weken voor haar bespreking van mijn boek maakte Gerson trammelant op mijn Facebook-pagina. Ze meende dat ik de zoveelste man was die over een fatale liefde begon, of zoiets. Enkele Facebookvrienden namen het voor mij op, wat het schelden op mijn schandelijk boek verhevigde. Ik had er niet op in moeten gaan. Ik had haar geen ‘vergeten journalist’ en ‘hysterische heks van Facebook’ moeten noemen.
In het schuurtje naast haar onlangs afgebrande huis in Balkbrug werkte ze kokend van woede aan een soort moralistischfeministisch pamflet, dat ze als recensie aanbood bij De Groene, het blad dat zoals iedereen intussen weet (onder meer dankzij het stuk van Etty die haarfijn uitlegde wie volgens haar wie was) het decor vormt van mijn boek en waar ze kennelijk zaten te wachten op een objectief stuk van een buitenstaander.
Gerson noemde mij ‘een relatiezwendelaar’ en een ‘schrijver zonder ziel’. Ik zou het leed van de Shell-dochter hebben versterkt, en was ‘de uitvreter van een wilsonbekwame en haar wanhopige familie’. Ik was ‘niet helemaal tof’ in mijn hoofd en mocht ‘in elk geval nooit meer op kwestbare onderwerpen worden losgelaten’.
Natuurlijk was iedereen benieuwd naar het boek dat zo’n buitensporig idiote reactie wist uit te lokken. Het leverde mij twee herdrukken en een berg free-publicity op. Ik wil Natasha Gerson op deze plaats dan ook hartelijk bedanken, net als De Groene Amsterdammer, die het aan heeft gedurfd om Madame Sanspareille op deze wijze te rehabiliteren. Daarnaast natuurlijk Elsbeth Etty. Jij en Natasha zijn toffe wijven, we moeten echt een keertje sherry drinken met z’n drieën.
En laat ik hoofdredacteur Fritsje Exter van Vrij Nederland niet vergeten, die mij een mail stuurde waarin stond dat ik vanwege mijn ‘opvattingen over journalistiek’ niet langer welkom ben bij het blad waar ik jarenlang voor schreef. Er werkt daar toevallig een gepikeerd iemand die geanonimiseerd voorkomt in mijn boek, maar dat heeft er natuurlijk niks mee te maken.
Zonder jullie drie was Het zusje van de bruid nooit zo snel een bestseller geworden. Toppie!
Joris van Casteren