Er is veel dat mij tegenstaat aan de Stichting CPNB – om precies te zijn: alles. Maar het voornaamste is wel dat ze mensen die van lezen houden op allerlei manieren proberen ervan af te brengen. Ik heb er hard voor moeten vechten om te mogen lezen, om zo vaak te mogen lezen als ik wil, om ook het boek te lezen dat ik wil, en ik kan wel zeggen dat lezen mijn grootste hartstocht is. Die voor mij levensreddende bezigheid wil ik me niet laten afpakken door een stel analfabetische patjepeeërs. Voor de duidelijkheid: ik heb het dus over de mensen die bij de CPNB werken.
Er zijn dagen dat ik niet aan de CPNB denk; die dagen zijn er niet tijdens de Boekenweek. Een dag een boekhandel niet bezocht, is een dag niet geleefd zoals we allemaal weten, maar het is nu eenmaal niet te doen, bij een boekhandel naar binnen gaan tijdens de Boekenweek. Alles is stuitend aan die week. Het geschenk, het goedkoop te verkrijgen ‘essay’, het vieren van het boek, het bal, de aandacht voor het boek op tv tijdens die verschrikkelijke week, de opportunisten die ook hun graantje mee willen pikken, het thema, de hysterische boekhandelaren, de lelijke versieringen in de winkel – vergeet ik nog iets? Ja, Job Jan Altena, ‘senior pr-adviseur en persvoorlichter @cpnb’, zoals hij in zijn biografietje op Twitter zichzelf omschrijft.
Het is inderdaad een iets, deze Job Jan Altena, want ik kan me niet voorstellen dat er een mens schuilgaat achter dit account. Dat er een machine aan het werk is, kun je alleen al afleiden aan het feit dat in elke tweet die ‘Job Jan Altena’ de wereld instuurt minstens één taalfout zit. Hier moet sprake zijn van een niet zo lekker functionerend computerprogramma. Bovendien wordt elke tweet machinaal afgesloten door het nogal stompzinnige #eenboekkanzoveeldoen. Het voordeel van zo’n aan elkaar geschreven hashtag is natuurlijk wel weer dat ‘Job Jan Altena’ niet hoeft te beslissen of het nu ‘zoveel’ of ‘zo veel’ is – al had ik het programma ook nog wel in staat gezien om ken te schrijven in plaats van kan.
Om ‘Job Jan Altena’ een enigszins menselijk gezicht te geven twittert het – tussen allerlei debiele opmerkingen over literatuur door (zo twitterde het programma op 17 maart nogal onsmakelijk ‘Wolkers leeft ;)’ – soms ook iets persoonlijks. Op 9 maart schreef de machine: ‘Engels, Spaans, Duits… Maar onmogelijk om je als klant in het Nederlands verstaanbaar te maken. Zo gaat winkelen in Amsterdam er al een tijdje aan toe, maar ik word daar steeds onvriendelijke en recalcitranter van. Ben ik de enige?! #eenboekkanzoveeldoen’ Let op, het gaat hier lang goed, maar dan wordt er toch nog gestruikeld over het moeilijke woord ‘onvriendelijker’. Dit is trouwens wel een onderwerp dat ‘Job Jan Altena’ uit het hart gegrepen is: het is inderdaad heel moeilijk voor dit programma om zich in het Nederlands verstaanbaar te maken.
Wat ik naast al het andere tegen de CPNB heb, is dat ze alles zo kinderachtig weten te maken. Het is een infantiele instelling. Dat blijkt al uit het thema dat ze elk jaar weten te verzinnen. Maar dit jaar is dat wel erg problematisch. De moeder wordt centraal gesteld. Weliswaar door allerlei mannen, maar goed, ze benadrukken de menselijke kant. Nu heb ik zelf een verschrikkelijke moeder, maar laat ik het persoonlijke erbuiten houden. In literaire fictie gaat het nooit om moeders of om mensen in het algemeen. In een roman is sprake van, en nu komt een lastig woord, personages. Personages bestaan niet echt. Dat is een soort basisregel. Een personage uit een roman kom je nooit in het echt tegen. Het zijn geen mensen. Leg dat nu maar eens uit aan de Stichting CPNB. Dat is niet te doen.
Op de website die de CPNB speciaal voor de Boekenweek heeft gemaakt wordt het thema uitgelegd: ‘Iedereen heeft een moeder, hartverwarmend en zorgzaam, streng of afwezig.’ En ik staar naar dat laatste woord. Afwezig. En opeens alles valt op zijn plek. Plotseling voel ik de pijn van ‘Job Jan Altena’, het leed van dit ‘iets’, van dit computerprogramma. Je kunt dat gerust een perspectiefwisseling noemen, een verrassende doorbraak in mijn denken.
‘Job Jan Altena’ heeft geen moeder, nooit gehad ook, hooguit is ‘Job Jan Altena’ aangesloten op een moedercomputer, maar dat is nog steeds niet zo’n warmbloedig wezen van vlees en bloed, een vrouw, met haar nukken en grillen, een schepsel zoals al die schrijvers die nu op tv en in kranten verschijnen er een hebben of hebben gehad. Iemand die het gezin bij elkaar hield. Die dapper was. Zogenaamd onderdanig, maar ondertussen. Dat hele kotsidee kortom van een moeder, waardoor wij – afgezien van het feit dat ze ook niet kunnen schrijven – nooit meer een boek van Tommy Wieringa, Murat Isik, Arnon Grunberg en noem al die moederschrijvers maar op, serieus kunnen nemen. Maar dat hele gevoel van het hebben van een moeder mist ‘Job Jan Altena’.
Ik zit hier inmiddels met tranen in mijn ogen. Ik check nog eens de timeline van ‘Job Jan Altena’. Een uur geleden plaatste ‘Job Jan Altena’ dit: ‘Mn hart slaat over!’ Ach. ‘Job Jan Altena’ meent een teken van leven bij zichzelf te hebben bespeurd. Een echt teken van leven! Hij denkt dat hij een hart heeft! Wie helpt hem uit de droom? Er bestaat geen Job Jan Altena. ‘Job Jan Altena’ bestaat alleen tussen aanhalingstekens. Denk deze Boekenweek aan hem (het). Schenk hem/het desnoods je moeder (die van mij mag ‘Job Jan Altena’ sowieso hebben). Snik. #eenboekkanzoveeldoen Ik snap de hashtag. Het is pure wanhoop.
AS