Mensen die boeken lezen – romans, verhalenbundels, poëzie – komen vaak nogal vervelend over. Over het algemeen valt er geen zinnig gesprek met hen te voeren. Ze beginnen al spoedig te zwetsen over de boeken die ze hebben gelezen, vertellen het ‘verhaal’ (meestal helemaal verkeerd) na; al is het nóg erger wanneer ze zeggen dat je dit of dat boek moet lezen om de taal. Ze zeggen dan krankzinnige dingen als: ‘Het is de taal, de aandacht voor het woord, waardoor je deze roman verslindt.’ Mag iemand die dat zegt eigenlijk nog wel iets opmerken over de taal (‘de aandacht voor het woord’) van wat dan ook? Dit voorbeeld verzin ik niet, maar komt uit een recensie die een van de boekverkopers van Athenaeum Boekhandel schreef, de recensie staat op de site van de winkel. Daarna volgen – en dat is ook standaard – voorbeelden van die taal uit de juist hierom zo gewaardeerde roman. Het ene citaat is nog verschrikkelijker dan het andere. ‘Jij en ik herhaalden dezelfde woorden bijna dagelijks, als gebeden of bezweringen (ik hou van je, je bent zo mooi), zodat de taal die we hadden asymmetrisch sleet: net een standbeeld dat begint te glimmen waar het vaak wordt aangeraakt (het hoofd, de handen, de punt van de voet), terwijl het elders bedekt raakt met een donker patina.’

Dus iemand heeft een boek gelezen en begint daarover te vertellen – erover te ouwehoeren kun je beter zeggen – hij of zij raadt het je aan. Jíj moet dat boek lezen. Die persoon komt nauwelijks uit zijn woorden en ziet er doorgaans heel dom uit. Van het lezen van boeken krijg je blijkbaar een imbeciele uitdrukking op je gezicht. Hij of zij vertelt ook nog eens het verhaal verkeerd na en levert er citaten bij met rare woorden en chaotische metaforen, en die vertelt jóú dan dat je dat kutboek moet lezen. Waarom? Waarom zeggen ze dat tegen mij?

Ik was een keer op een receptie. Er ging een man tegenover me staan. Hij zei: ‘Jij bent recensent, hè?’ (Dat was ik toen nog, al noemde ik mezelf niet graag zo.) ‘Weet je wát je eens moet lezen? Stefan Hertmans, Oorlog en terpentijn. Ja, daar heb ik echt van genoten. Wat is lezen heerlijk!’ Ik had dat boek allang gelezen. Er is niks aan. Het is een slecht boek. Het is een boek dat raar in elkaar zit. Het is een ijdel boek. Ik heb me kapot verveeld. Kun je dat op zo’n moment zeggen tegen die man? Ik kwam in een boekhandel – nee, niet Athenaeum, een andere – en ik probeerde rustig naar de boeken te kijken. Probeer dat eens, rustig naar boeken kijken in een boekhandel! Maar goed. Opeens stond er een vrouw voor mijn neus. De boekverkoopster. Ze hield een boek omhoog. ‘Heb je dit al gelezen? Dit moet je eens proberen. Dat is zó mooi!’ Het was een boek van Auke Hulst. Ik had het al gelezen. Ik had het zelfs al in de krant besproken. Eén ster.

(Even tussendoor. Dat ‘mooi’ of ‘zó mooi’, dat is ook heel erg. Frans Kellendonk: ‘Toegepast op kunst is mooi een kwalijk woord. Wie schoonheid wil scheppen schept kitsch. De beoordelaar die mooi zegt – “héél mooi” of “mooi”, met zuinige nadruk – laat blijken dat het kunstwerk hem van harte koud laat.’ Die laatste stap van Kellendonk klopt natuurlijk niet helemaal. Want de meeste mensen die het woord ‘mooi’ in de mond nemen menen het oprecht; ze worden ‘geraakt’ door de schoonheid van het boek. Wat het allemaal nog erger maakt. Het zijn dezelfde mensen die een boek ‘verslinden’ om de taal ervan, ‘de aandacht voor het woord’, ‘de punt van de voet’ van een standbeeld die gladder wordt als je die punt vaak aanraakt.)

Al met al heb ik moeite met het concept dat andere mensen boeken lezen. Dat ze dat doen, en de resultaten daarvan, vind ik weinig bemoedigend. Ze lezen die boeken, ze raden je die aan, en dat terwijl ze er heel dom uitzien. Kortom, ze zijn niet bijzonder opgeknapt van het lezen van een boek. Ze zijn door het proces van het lezen ervan heen gegaan, maar ze zijn er niet beter uit tevoorschijn gekomen. Misschien zagen ze er vóór het lezen van het boek ook al dom uit, maar ze hebben geen stappen vooruit gezet. Ze lezen misschien wel tientallen boeken per jaar, en dan staan ze nog met Auke Hulst voor je neus te zwaaien. Ze zéggen nooit iets zinnigs. En laat je zien dat Auke Hulst (of Stefan Hertmans of wie dan ook) niet kan schrijven – je slaat het boek open, je gaat het samen lezen, je wijst ze op belabberde passages – dan ontkennen ze alles gewoon. Ze blijven koppig zeggen dat het wél mooi is.

Kees van Kooten op tv. Hij ‘draagt’ zijn eigen werk ‘voor’. Er is een boekje verschenen. Ik heb het hier. Kees van Kooten, Sterk verdund. Ik blader erin. Het is verschrikkelijk. Melig. Stom. Lollig. Aanstellerig. Oubollig. Oppervlakkig. Slecht geschreven. Niet leuk. Het zal niet lang meer duren of iemand raadt het me aan. Of geeft het me cadeau. (Dan heb ik er twee.) Zegt daarbij iets over de taal. De aandacht voor het woord. Ja, zo wordt er niet meer geschreven, tegenwoordig. Nou, misschien door Stefan Hertmans. Of door Auke Hulst. Kees van Kooten. Hou nou toch op. In wat voor land leef ik precies?

AS

Doe mee aan de Kerstprijsvraag en win een bak mirre.

Archief