Soms kan ik plotseling enorm boos worden op mijn ouders omdat ze mij een doodgewone jeugd bezorgd hebben. Ik ben vroeger niet mishandeld, mijn vader dronk nooit teveel en we gingen gewoon elke zomer met vakantie naar van die gezellige ANWB-campings in Frankrijk of Italië. Ze zijn dit jaar zelfs vijfentwintig jaar getrouwd en hebben deze mijlpaal bereikt zonder buitenechtelijke affaires of kinderen uit voorgaande huwelijken. Op de homoseksuele geaardheid van mijn broertje na is er dus weinig uit mijn jeugd dat zich leent om te verwerken tot een roman, om daarmee vervolgens een gevierd auteur te worden.
Wat dat betreft heeft Dimitri Verhulst het een stuk gemakkelijker. Hij werd in zijn jeugd achtereenvolgens door zijn vader en zijn moeder verwaarloosd en eindigde in een instelling, een afvalcontainer voor ongewenste kinderen. De episode bij zijn oma met zijn drankzuchtige en opvliegende vader heeft hij van zich af kunnen schrijven in de bestseller De Helaasheid der Dingen en de periode bij zijn moeder die haar nieuwe vriend boven hem verkoos kennen we uit De laatste liefde van mijn moeder.
In zijn nieuwste boek Kaddisj voor een kut lezen we over het laatste hoofdstuk uit zijn jeugd, waarin hij in een instelling woonde voor uit huis geplaatste kinderen. Kaddisj voor een kut bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat over een ex-instellingskind die de begrafenis bezoekt van een meisje uit de instelling waar hij gezeten heeft en dat zelfmoord heeft gepleegd door uit een raam te springen op de bovenste verdieping van het tehuis. De jongen, die ‘de neus’ genoemd wordt, wordt door Verhulst aangesproken in derde persoon en krijgt afwisselend jeugdherinneringen en observaties van de begrafenis door zijn strot geduwd, alsof hij zelf niet in staat is om het woord te voeren. In het tweede deel vertellen een man en een vrouw ( zelf voormalig bewoners van een jeugdinrichting) hoe ze hun kinderen hebben omgebracht zodat ze niet naar een instelling hoefden. Een derde stem zorgt daarbij als een soort van voice-over voor de nodige achtergrondinformatie.
Als we Verhulst mogen geloven is het eerste deel van Kaddisj voor een kut voor 95 procent een waarheidsgetrouwe beschrijving van zijn eigen tijd in een instelling voor ongewenste kinderen en zo te horen heb ik een hoop gemist. Zoals Sarah, die zich elke avond over een flessenhals liet glijden, de ‘koningin van de masturbatie’. Of de zaterdagen in het tehuis, wanneer erop los gewipt werd; ‘Met twee in een bed. Met die. Met meer.’ Maar niet alleen op seksueel gebied had Verhulst het een stuk beter voor elkaar dan ik. Zo zou ik van mijn moeder vroeger nooit met een touw uit een raam van de bovenste verdieping van mijn ouderlijk huis naar beneden hebben mogen klimmen, om een meter of zestien lager veilig op de grond aan te komen. Sterker nog, het huis van mijn ouders is niet eens zestien meter hoog. Evenmin was de hal van mijn ouders groot genoeg om een pingpongtafel te herbergen, zodat ik er altijd gelijk uit lag bij de potjes rondom-de-tafel op de ANWB-campings uit mijn kindertijd.
Verhulst zelf zag zijn verblijf in een kindertehuis een stuk minder positief in. Met een gitzwart gevoel voor humor beschrijft hij hoe de neus vroeger in het weekend naar het winkelcentrum in de buurt ging om te kijken hoe gelukkige gezinnen eruit zagen. Even later noteert hij dat het meisje dat zelfmoord heeft gepleegd werd in een zwarte Daimler naar de kerk gereden ‘vast de mooiste waarin Ginna ooit moet zijn vervoerd.’ Zijn woede lijkt zich echter niet op de instelling te richten, maar is gericht op ouders die niet de moeite nemen om zelf hun kinderen op te voeden. Dit komt naar voren in tweede deel van het boek, waarin een man en een vrouw hun intrek nemen in een hotel ergens in België, om daar eerst hun baby van een paar maanden oud om te leggen en vervolgens hun zoontje van zeven van het leven te beroven. De baby stikt in de billen van zijn moeder, die gelukkig nog wel zo beschaafd was om geen winden te laten in het gezicht van haar kind. Hun zoontje wordt omgebracht met een schaar, die zich als een mortiergranaat in zijn tere kinderlichaam boort.
Hoewel Kaddisj voor een kut je bij vlagen naar de keel grijpt en je woedend maakt over het gemak waarmee kinderen afgedankt worden, blijft het toch weer typisch Verhulst. Druk als altijd met alles behalve schrijven, zoals verhuizen naar Zweden voor wat hij dacht dat liefde was, terugverhuizen naar Vlaanderen voor dategene waarvan hij zeker weet dat het liefde is en een beetje bier drinken met zijn vrienden, is hij er weer niet in geslaagd om een boek te schrijven dat meer telt dan 150 pagina’s. Aan de zwaarmoedige thematiek van het boek kan het niet liggen, aan zijn eigen laksheid des te meer. Het mag een godswonder heten dat hij de twee losse delen, beide toch algauw goed voor ongeveer 70 pagina’s niet in twee losse boeken heeft uitgegeven, zodat hij nog meer tijd overhoudt voor randzaken.
Dimitri Verhulst – Kaddisj voor een kut (Atlas Contact €17,99)