michiel2
Zo rond zijn veertigste verjaardag, het uitgelezen moment om ten prooi te vallen aan een allesverslindende midlifecrisis, moet bij Amerika-correspondent Michiel Vos de volgende, volstrekt ongegronde overtuiging hebben postgevat: ‘Ik heb toch godverdomme wel wat meer in mijn mars, dan aan die halvegaren van RTL Boulevard uit te leggen waarom Lindsay Lohan niet aanwezig was op Michael Jackson’s herdenkingsdienst’. Per slot van rekening liep hij ooit stage bij Max Westerman, die zelf met enig succes zijn kennis van –en onze nimmer aflatende belangstelling voor- de Verenigde Staten te gelde had gemaakt via een aantal, ahem, ‘verdiepende’ televisieprogramma’s. En zo zag de ontzagwekkend oppervlakkige documentairereeks My America -vorig jaar te zien op Canvas, de afgelopen weken VPRO’s opvulsel voor te hete zomeravonden – het levenslicht.

Het concept is even eenvoudig als potentieel interessant: Vos toont de kijker ‘zijn’ Amerika, zoals hij het de afgelopen tien jaar heeft leren kennen. In de openingsminuten ontdekt hij dat zijn voornaam onuitspreekbaar is voor zijn landgenoten, dat de cupcakes die op alle verjaardagspartijtjes geserveerd worden niet te vreten zijn, en dat excelleren niets minder dan de lijn der verwachting is. Het belooft een hoogstpersoonlijke zoektocht te worden naar een nieuwe, Amerikaanse identiteit. ‘Daarbij laveert hij, net als de gemiddelde Europeaan, tussen verwondering, bewondering en afgrijzen’ zo stelt de omschrijving op de VPRO-site. Maar al snel blijkt er slechts sprake van aan hagiografie grenzende bewondering voor zijn beroemde schoonmoeder, en algehele desinteresse voor de overige 318.559.000 inwoners van zijn nieuwe thuisland.

Michiel Vos, moet u weten, is namelijk getrouwd met Alexandra Pelosi. Zij is een uiterst succesvolle documentairemaakster (zes Golden Globe nominaties), maar zowel Vos’ eigen Wikipedia-pagina als de programmaomschrijvingen van VRT en VPRO reduceren haar identiteit tot haar genetische oorsprong: ‘Zij is de dochter van Nancy Pelosi, de eerste vrouwelijke voorzitter van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden.’ Goed voor een (deels via handel met voorkennis verkregen) geschat vermogen van 58 miljoen dollar, alsmede de zesentwintigste plaats op Forbes’ lijst van machtigste vrouwen ter wereld. Vos’ gedweep met zijn schoonmoeder gaat zo ver dat zijn visie op Amerika uiteindelijk volledig samenvalt met een campagneslogan van de Democraten: er is sprake van twee Amerika’s. Over zijn eigen Amerika (de puissant rijke, machtige schoonmoeder verschaft hem toegang tot de belangrijkste politici en chicste feestjes) leren wij eigenlijk alleen het volgende: Everything is awesome voor Pelosi’s schoonzoon.

Het Tale of two Cities-thema wordt geïllustreerd op een hemeltergend oppervlakkige manier. Kijken naar My America is als staren naar een stereoscopische ansichtkaart: hoe fanatieker je probeert er diepte in te zien, hoe hoger de kans op een acute migraineaanval. Aan de kusten stemt men democraat, worden er kwaliteitskranten gelezen en biologische tofu-smoothies gedronken, en daartussen woont een stel aartsconservatieve, strenggelovige boerenkinkels. Illegalen zijn arm, Google-CEO’s zijn rijk. Bekende gemeenplaatsen voor eenieder die reeds kennis heeft genomen van het bestaan van Coca-cola en Mickey Mouse.

Het ontstellend simpele narratief heeft, bizar genoeg, steeds een bewering als vertrekpunt. Bijvoorbeeld: ‘Amerika is het land van de ‘second chance’. Chaim Witz vertelt, voor de duizendste keer, hoe hij zichzelf opnieuw uitvond als Gene Simmons, lid van de legendarische hardrockband KISS, en daarmee meent Vos haar te hebben voorzien van een overtuigende onderbouwing. In werkelijkheid ligt het iets gecompliceerder –Amerika is óók het land dat vijftienjarigen tot veertig jaar cel veroordeelt, waar één discutabele tweet het einde van een zorgvuldig opgebouwde carrière betekent, en waar pop- en filmsterren met de snelheid van een meteoriet uit de gratie vallen- maar nuance verhoudt zich nu eenmaal slecht tot een politieke campagneslogan.

Vos’ interviewstijl heeft veel weg van die van Louis Theroux, wat zijn gebrek aan talent dramatisch onderstreept. Beiden hebben de gave om zich voor te doen als een naïeve, harkerige sukkel, waarmee zij hun onderwerp ontwapenen. Maar waar zijn Britse evenknie de zorgvuldig opgebouwde band uitbuit door messcherpe vragen te stellen, die de onderliggende hypocrisie genadeloos blootleggen, lijkt Vos te denken dat zijn vriendelijk- en voorkomendheid garant staan voor een boeiende respons. Blijft deze uit, dan herhaalt hij simpelweg wat campagneleuzen en spoort zijn gesprekspartners aan deze te beamen. Dat zij daar in meegaan lijkt voornamelijk het gevolg van de goodwill die zijn schoonmoeder heeft -of de impliciete dreiging van een enkeltje Guantánamo.

Theroux heeft twee kolossale, roestvrijstalen ballen; in Weird Weekends gaat hij op stap met een privémilitie die een appartementencomplex in Johannesburg herovert op zwaarbewapende gangsters en weigert hij een niet-Joodverklaring af te geven aan een Californische neonaziclub. Vos daarentegen durft nauwelijks mensen aan te spreken die niet afkomstig zijn uit de rolodex van mama Pelosi of de VRT. Voor Vos geen gangbangers in Crown Heights, of dakloze jongeren in een metrostel; een eindeloze parade geëmigreerde Vlamingen wordt opgevoerd om het mysterie van de Big/Rotten Apple te ontrafelen. Tenenkrommend is het gesprek met André Duval, aangekondigd als een ‘legendarische reclameman’; het lijkt wel een outtake van Jiskefets’ Firma-Multilul-sketches. Een ridicule lullificatie over ‘Amerika als merk’ wordt afgesloten met de zin ‘Als je het hier kan maken, dan kan je het overal maken’. Een cliché zo reusachtig dat het een cliché is het een cliché te noemen. Het is de bekendste regel uit New York, New York van Frank Sinatra, het officieuze lijflied van de stad, vaste prik op vrijwel elk huwelijksfeest, Bar Mitzvah en honkbalwedstrijd in de five burroughs.

Niet alles aan My America is kut; als Vos uit beeld verdwijnt, gebeuren er soms mooie dingen. Een scène waarin hij een wijnmakerij in Napa Valley bezoekt –zwembad, bedienden, de crème de la crème van de twintigste eeuwse beeldende kunst aan de wanden van een kolossale villa- krijgt bijvoorbeeld een interessant contrast door een abrupte schakeling naar beelden van de illegal aliens die na zonsondergang in maniakaal tempo de druiven plukken. De incidentele hoogstandjes kunnen zonder veel fantasie worden toegeschreven aan de cinematografische vaardigheden van Alexandra Pelosi, wier naam opduikt in de credits. Maar voor Vos lijkt Alexandra slechts een noodzakelijk kwaad bij de verwezenlijking van zijn American Dream: schoonzoon worden van de incredibly awesome Nancy Pelosi.

Archief