Mensen die niet weten wat ze met hun tegenstrijdigheden aan moeten kunnen daar op heel wat verschillende manieren mee omgaan. Ze kunnen zich allereerst natuurlijk gewoon bedrinken om de hele teringzooi te vergeten, maar er zijn ook andere mogelijkheden. Een serie schizofrene identiteiten aannemen, bijvoorbeeld, en die voor elkaar en de buitenwereld verbergen achter lawaai en praatjes. Dit zijn niet de openingszinnen van mijn autobiografie. Dit is een stuk over voormalig GroenLinks-Kamerlid Zihni Özdil.
Özdil zag zichzelf graag als een van de meer activistische leden van de Tweede Kamer. Dat ging hem niet bijzonder vlot af. Ik was ooit aanwezig bij een van zijn pogingen om politiek betrokken studenten te imponeren. Daar stond hij dan, met de spreektoeter in zijn handen. Om de zin laste hij een pauze in, bedoeld om ruimte te bieden aan een gejoel dat maar niet wilde komen. Om zijn toneel ook voor de doven onder ons van spektakel te voorzien eindigde hij door heel demonstratief en schlemielig een of ander wetsvoorstel doormidden te scheuren. Geen hond die het wat kon schelen. Het was voor iedereen duidelijk dat Zihni dezelfde ochtend voor z’n spiegel had staan oefenen hoe zo’n papiertje nou een beetje theatraal in tweeën ging.
Foto’s van Zihni’s toespraak werden door de aanwezige GroenLinks-medewerkers – toen nog gehoorzaam aan Zihni’s grillen – gemaakt vanuit een intimiderend kikvorsperspectief, en zijn vervolgens zo afgesneden dat het er in ieder geval op Instagram uit moet hebben gezien alsof een Turkse Troelstra woedende volksmeuten had opgezweept. Het is een imago dat Özdil enthousiast probeerde te cultiveren: dat van een maverick binnen de GroenLinks-fractie; een ruwe bonk die vanwege zijn onorthodoxe methodes constant overhoop lag met zijn leidinggevenden. ‘Maar ja, we kunnen niet zonder Zihni,’ fluisterden zij in deze fantasie vervolgens tegen elkaar, wanneer ze dachten dat Özdil hen niet hoorde. ‘He gets the job done.’ Dat hij uiteindelijk vanwege een vertrouwensbreuk uit de fractie werd gewipt moet een diep gekoesterde wens zijn geweest die na jaren in vervulling ging. ‘Your licence to kill is revoked, Özdil.’ Hij had het Jesse in zijn dromen al zo vaak horen zeggen.
De laatste keer dat Zihni voor losgeslagen projectiel mocht spelen was niet lang voor zijn afscheid, in SPUI25. Dat deed hij toen onder andere door gebruik te maken van de eerste vluchtroute die ik zojuist noemde en zich te bezatten, maar daar wordt hij door mij, in tegenstelling tot zijn fractiegenoten, niet op afgerekend. Het lijkt me de meest menselijke en herkenbare manier waarop zijn onzekerheid zich manifesteert. Enfin, Özdil mocht daarnaast ook weer spelen dat hij volksmassa’s aanzette tot een bestorming van het Winterpaleis. Hij was niet mild. Marktwerking in het hoger onderwijs had geleid tot ‘al de problemen, al het gezeik, alle tyfuszooi waar we nu mee te maken hebben.’
De volgende morgen zal Özdil met een kater wakker zijn geworden. Nogmaals, dat is niet mijn probleem. Voor dit kankertranendal vluchten in de drank is volkomen herkenbaar. Sommigen doen dat bij een debatavond, andere mensen komen thuis uit het café en draaien om drie uur ’s nachts vier keer achter elkaar River van Joni Mitchell op vol volume. Terug naar mijn punt: ik begrijp Zihni. Waar de meesten onder ons echter vooral de ochtend na zo’n gelag weer heel anders denken over de voorgaande avond – River is een heel mooi nummer, maar moet het echt zo hard worden meegeblèrd dat het hele huis wakker wordt? – slingerde Zihni’s identiteit permanent op een vergelijkbare manier heen en weer.
Zodra de woede die hij zo graag aan zou willen wakkeren resultaten begon te sorteren ontwaakte namelijk een andere Özdil. Wanneer er geklapt moest worden voor de verkiezingsoverwinning van een tegenstander stond Zihni pal vooraan blij zijn knuistjes tegen elkaar te rammen. Wanneer iemand een ander verantwoordelijk stelde voor het beleid waar ook Zihni Özdil zo graag tegen ageerde, wist hij niet snel genoeg onder hoeveel beschaving en vijandenliefde hij zich moest verschuilen. Dan stond hij de mensen waar hij iets eerder nog tegen fulmineerde opeens innig te knuffelen, en als iemand van zo’n actie iets zei verdwenen de scheldwoorden plots uit Zihni’s vocabulaire en kon hij alleen nog maar het vrije en onbegrensde debat in de meest dociele termen verdedigen. Dan vergat Özdil opeens weer dat hij zelf ook om het ontslag van mensen die hij niet mocht had staan roepen, en verwijderde hij de stukken die hij daarover had geschreven snel van het internet.
Dat er verschil bestaat tussen iedereen met een mening die u niet bevalt de hersens intimmeren, en slijmerig de erkenning nastreven van elke tegenstander, daar wilde Özdil dan niet meer aan. Of dat woede niet alleen een voorstelling is, maar dat sommige mensen écht boos zijn. Voor Zihni waren zulke emoties slechts wenselijk zolang ze werden gesublimeerd in waardering voor Zihni. Nu hij zijn zetel braaf aan de partij teruggeeft – een laatste daad die laat zien dat Zihni helemaal niet de eigenwijze eenling is die hij graag portretteerde – zal hij de komende periode redelijk wat tijd om handen hebben. Als ik Zihni Özdil één advies mag geven is het dat hij vooral lekker door moet gaan met drinken. Hopelijk weet het de schizofrene praatjes en eventuele andere overlevingsmechanismen te vervangen. En als hij dan toch per se een keer lawaai wil maken zet hij maar gewoon net als de rest van ons Joni Mitchell op.
BN