Elk mens, hoe slecht ook, doet soms iets goeds. Zo ging ik onlangs naar Artis met een eenzame oudere. Natuurlijk erg leuk voor de eenzame oudere, maar ook prettig voor mij. Sinds de zomervakantie begonnen was, was voor drie euro naar de dierentuin gaan namelijk niet meer mogelijk. Ditmaal betaalde de PvdA.
Mijn PvdA-lidmaatschap is een residu uit een duister verleden bij G500, die club voor nette jongeren. Uit luiheid, en een beetje uit mededogen, heb ik het lidmaatschap aangehouden. Zo kwam het dat ik een mail kreeg met het verzoek een eenzame oudere rond te rijden in deze wonderlijke tuin vol dieren. Dit alles -aldus de mail – ‘om aandacht te vragen voor eenzaamheid onder ouderen’.
Dat er sprake was van een PvdA-propagandamiddag drong pas tot mij door toen ik werd voorgesteld aan Jetta Klijnsma, die we natuurlijk allemaal kennen als de lieve staatssecretaris van Sociale Zaken. Er werd uitgelegd dat De Telegraaf en Hart Van Nederland ook van de partij waren. Busjes vol eenzame ouderen kwamen aan op de parkeerplaats. Toen alle busjes waren uitgeladen, en de eenzame ouderen geteld, bleek dat de mijne achtergebleven was. Er was niks aan te doen, dus ik deelde een eenzame oudere met een andere vrijwilliger. Wanneer de een de rolstoel duwde, droeg de ander de krukken, en andersom. De dierentuin kleurde langzaam rood, de paden raakten bezaaid met bejaarden in rolstoelen met hun sociaaldemocratische begeleiders. Ook de lieve staatssecretaris zat in een rolstoel, waardoor het babbelen met de eenzame ouderen net wat makkelijker was. De zon scheen, de aapjes slingerden vrolijk in het rond, en mijn eenzame oudere keek haar ogen uit.
Nieuw in Artis was het apenhuis waar de aapjes zich tussen de mensen (kinderen) begeven. Erg rustig was het er niet. Nu was Artis überhaupt een verzamelplaats voor kutkinderen geworden, maar in het apenhuis was hun aanwezigheid echt niet meer te harden. Ik duwde de rolstoel dus met enige vaart richting uitgang, die tevens de ingang van het indoor vogelverblijf bleek te zijn. De vogels die – laten we eerlijk zijn – weinig meer doen dan de boel onderkakken en krijsen, konden gek genoeg op bewondering van mijn eenzame oudere rekenen. Hier reden we dus langzaam doorheen, nu en dan genietend van de vederpracht van die vliegende exoten.
Bij de leeuwen namen we een ijsje, om langs het van claustrofobie gek geworden luipaard richting de gierenkooi te lopen. We werden geacht bij de gieren te verzamelen voor de lunch. Mijn bejaarde en ik werden het roerend eens over de gier. We vonden het allebei buitengewoon onterecht dat de gier het imago van een onbetrouwbare, gemene rotvogel heeft, terwijl het dier – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de arend – nooit ook maar een vlieg kwaad heeft gedaan. Sterker nog, de gier ruimde troep op. We kwamen tot de conclusie dat de gier enkel op zijn uiterlijk werd beoordeeld en dat het zonde was dat dat nog steeds gebeurde.
Nu begonnen we toch echt honger te krijgen. De lunch zag er aanvankelijk teleurstellend uit. Het waren witte kartonnen dozen. Ik had een rijk gevuld buffet verwacht, maar het bleef natuurlijk een PvdA-middag. Ik reed mijn bejaarde het terras op, waar de staatssecretaris al een plekje aan tafel had weten te bemachtigen. Toen Jetta mijn eenzame oudere in het vizier kreeg, zei ze ‘Leuk hè’, waarop mijn bejaarde niet reageerde. Dit kon weinig goeds betekenen, zoveel was duidelijk. Om de sfeer te redden, glimlachte ik naar de staatssecretaris. Ze glimlachte terug, maar ik merkte dat er iets kapotgegaan was. We schoven aan bij het laatste tafeltje dat nog vrij was. Ik ontdekte tot mijn tevredenheid dat in mijn doos geen karnemelk maar gewone melk zat. Tijdens het eten zei mijn bejaarde wat kritische dingen over de staatssecretaris, die nu een eindje verderop zat. Iemand die dat opving stelde voor een ontmoeting te arrangeren tussen mijn bejaarde en Jetta. En jawel, niet lang daarna kwam Jetta aangelopen. Hoewel, het was eigenlijk meer strompelen. Uiteindelijk schoof ze aan, en nu zaten mijn eenzame oudere en de staatssecretaris tegenover elkaar. De spanning was om te snijden, verderop was een papegaai te horen.
‘Zeg het maar’, moedigde Jetta mijn bejaarde aan. Die stak van wal. Ze begon met een aantal beleidsmatige zaken die haar tegenvielen. Het kwam erop neer dat de bezuinigingen weinig heel lieten van de zorg. Jetta knikte begrijpend. ‘En ik heb makkelijk praten’, zei ze. ‘Ik ben alleen spastisch.’ Maar mijn bejaarde had de smaak te pakken en ging nog een stapje verder. ‘Mensen worden niet meer als mensen behandeld. Het kan die politici allemaal geen barst schelen.’ Hierop probeerde Jetta de boel te sussen door te zeggen dat ze de politiek in gegaan was om het beste voor mensen te doen. Hierop ging de eenzame oudere nog verder, en nu moesten collega’s van Jetta het ontgelden. Ze sprak over ‘die verschrikkelijke Diederik die meeloopt aan het handje van die enge clown’. Dit was voor Jetta aanleiding subtiel een einde aan het gesprek te breien. ‘Tot ziens!’ zei ze.
Bij de gorilla’s kwamen we Jetta weer tegen. Dat was een snel en prettig weerzien. Na een kort bezoek aan de vlindertuin was het dan echt tijd om weg te gaan.