Kluun wereldsterHet regent al dagen, hier in Saigon. De regen die tegen de skyline waait terwijl duizenden brommers zich door de ondergelopen straten persen, het staat deze stad wel. Een jungle in fel gekleurd neonlicht. Morgenochtend vertrek ik met een binnenlandse vlucht naar het Noorden, waar ik vrienden bezoek. Omdat ik in het vliegtuig, de bus en de trein altijd de local naast me krijg die zijn vier woorden Engels wil oefenen, loop ik een boekwinkel aan Le Loi in. Voor de aanschaf van een excuus, iets waarachter ik me kan verschuilen. Zoals in elke Aziatische boekwinkel bestaat ook hier het assortiment voor driekwart uit zelfhulpboeken. Oprah, The Secret, dat soort werk. En Kluun.

Ja, daar ligt hij, hij ligt er echt. Een flinke stapel Kluun, zo’n twintig stuks. In Engelse vertaling, in een boekwinkel in Saigon.
Niet alleen de titel van het boek, ook de naam van de schrijver is vertaald.
Ray Kluun, The Widower – When honesty is too much. Yeah.
Ik koop een exemplaar en loop terug de regen in.

De volgende dag, Hanoi. In een hostel net buiten de oude stad word ik aangesproken door een meisje. ‘Hey dude, how’s it hanging?’ vraagt ze en maakt een gebaar in de categorie enthousiast. Ze heeft een zwaar aangezet Australisch accent, dat verraadt dat ze niet uit Australië komt. Maar ze doet haar uiterste best en dat is goed. Mensen die hun uiterste best doen.
‘Dus je komt ook uit Nederland?’ vraag ik. Raak.
Ze werkt hier in Hanoi voor een backpackershostel, een baan om de sleur in Nederland te verruilen voor een sleur boven de twintig graden celcius. Maar nu is ze op pad om figuranten te hosselen voor een Vietnamese commercial. Er zijn westerlingen nodig, en de castingbureaus zijn door al hun westerlingen heen. Ze vraagt of ik dertig dollar wil verdienen. Ik vraag wat ik als figurant in een Vietnamese commercial moet doen. Zij zegt dat ze het niet weet, maar dat het niet naakt is.
Ik zeg dat ik meedoe, en pak de volgende dag de bus naar de studio’s van Halong City.
Bij de bus, waar tien andere westerlingen staan te wachten, word ik opgewacht door Trevor. Trevor is een joviale Australiër van in de veertig met vrouw en kind in Vietnam, Australië en Thailand. Een dikbuikige ritselaar, die tijdens de busrit een voorliefde voor medische gesprekken blijkt te hebben – bij voorkeur met fatale afloop onder naaste familieleden. Ik moet denken aan het boek van Ray Kluun dat ik onder in mijn tas heb zitten.
Nu houdt Trevor zijn introductie. De introductie komt er op neer dat we niet naar een tv-studio gaan, er vandaag geen commerical wordt opgenomen en hij bij god niet weet wat we dan wel gaan doen. En dat de bus over vijf minuten vertrekt, dus wie nu nog moet plassen dat snel moet doen.
‘Welcome to Nam, folks!’ zegt hij en trekt een blik Tiger open.

In de bus vertelt Trevor over de aorta-operatie van zijn achterneef. Een operatie die de achterneef overleefde, om vervolgens aan een hardnekkig griepvirus te overlijden.
En hij vertelt over zijn eerdere ervaring met de Vietnamese televisie. Hij zou tijdens een opname in het publiek zitten en klappen voor de show. Dat was alles, tot hem twee uur voor aanvang wordt verteld dat zijn taak is gewijzigd. Hij hoeft nu niet meer alleen te klappen, maar mag ook in een vorkheftruc het podium oprijden en inparkeren voor het staatsballet. Een uur voor de show wordt verteld dat het staatsballet niet is komen opdagen. En tien minuten voor de show krijgt hij te horen dat hij zelf de show is.
Met de vorkheftruc het podium op, inparkeren, uitstappen en een dans doen rondom een stoel met daarop een bos bloemen. Vervolgens een Vietnamese hit playbacken en weer terug de truc in om het podium af te rijden. Een debuut op de Vietnamese tv.
‘That’s Nam, folks’ zegt Trevor, die aan zijn derde blik Tiger is begonnen.
In mijn rugzak vind ik naast mijn exemplaar van The Widower een fles Vietnamese vodka en neem een stevige slok. De enige rijstwijn ter wereld die zich vodka mag noemen is amper binnen te houden, maar soms is drank je enige vriend.
Trevor heeft gelijk. Het is geen commercial waarvoor we naar Halong City zijn gekomen, maar een propagandastoet die live wordt uitgezonden op VTV1. De staatszender, die naast communistische ditjes en datjes gevuld wordt met soaps en karaoke. Sommige landen blijft niks bespaard, en Vietnam is zo’n land.
In de optocht die het belang van toerisme voor Vietnam onder de aandacht brengt, zijn alle bevolkingsgroepen van het land vertegenwoordigd. Dansende hilltribes uitgedost in traditionele kleding, jongeren die ingewikkelde dingen doen met uitklapbare dozen van karton. De Chinese minderheid, de Vietnameze meerderheid. En wij, midden in de optocht, de jongens en meisje van het vrije westen.
Op een plein wachten we tussen de andere acts op onze choreograaf. Hij gaat met ons een dans instuderen, vertelt Trevor. Nog anderhalf uur te gaan tot de opnames.

De camerawagens van VTV1 staan op hun plek en het podium waarop het kader van de communistische partij – inclusief president Nguyen Minh Triet – straks plaatsneemt is rood afgerokt. Een reporter van de lokale zender oefent nog een keer zijn stand-upje. Naast ons neemt een groep Hmong-dansers voor het laatst een traditionele choreografie door, met veel traditioneel gespring en traditioneel geschreeuw. De dozenact verloopt dit keer soepel en de balletgroep naast ons gelooft het wel, zij zuigen op een muur ontspannen aan een bong.
En wij wachten op onze choreograaf. Nog een half uur en een halve fles vodka te gaan. Ik twijfel wat ik liever wil, dood gaan of dronken worden.
Tien minuten voor de parade begint komt de choreograaf aanlopen, duwt ons een cheerleaderpompoen – of hoe heet zo’n ding eigenlijk? – en een vlag van het Nationale Bureau voor Toerisme in de hand. De vlag en de pompoen – ik blijf het gewoon een pompoen noemen – zijn om mee te zwaaien, voor het overige is het simpel; opstellen in rijen van drie en goed opletten op de danspasjes van onze choreograaf, die voorgaat in de stoet.

Tijd, de choreograaf gebaart opgewonden onze kant op. Dan lopen we mee in de parade, zwaaiend met onze vlaggen en cheerleaderpompoenen. Voor ons een praalwagen met enorme wereldbol, achter ons een Chinese dansgroep. Langs de weg tienduizenden mensen. Zwaaiend, gillend, met fotocamera’s flitsend in onze gezichten.
Wie het in Nederland tot RTL4 weet te schoppen moet vooral niet denken dat hij kan voordringen bij de Albert Heijn. Wie het in Vietnam tot VTV1 brengt is een held. Ook als je een ongeschoren westerling bent die net in de bus een halve fles vodka heeft weggetrokken. Dat is pas democratie.
Na tien minuten lopen staan we voor het rood afgerokte podium met de leden van de communistische partij. Ook zij maken foto’s en zwaaien, met op hun gezicht een stalen glimlach. Ik zwaai beleeft terug. Terwijl ik me afvraag of dat wel gepast is, terugzwaaien naar communistische partijleiders met een cheerleaderpompoen.
Dan stopt de marsmuziek en klink keiharde salsa door de speakers. Uit verschillende hoeken komen camerahengels naar beneden.
Nu is het van belang onze choreograaf in de gaten te houden, die veel vertrouwen lijkt te hebben in de soepelheid van onze westerse heupen. Enthousiast schudt hij met zijn lichaam, kokette danspasjes makend, stapje naar voren, stapje opzij, stapje terug, handen in de lucht. Als hij achter zich kijkt, ziet hij hoe zijn dansgroep hem in de steek heeft gelaten. In zijn ogen vechten woede en verbazing om voorrang.
Tien westerlingen die niet weten waarom ze hier zijn, of wat ze hier doen, en er maar het beste van maken.
Salsa, vraag ik me af. Waarom in godsnaam Salsa?
Het zal een collectief schuldgevoel zijn, een diep medelijden voor onze choreograaf, dat ervoor zorgt dat we toch maar wat proberen. Ik ook. Zo goed en zo kwaad als het gaat beweeg ik mijn heupen in het ritme van de muziek. Dan zwaai ik met mijn vlag alsof mijn leven er vanaf hangt. De cheerleaderpompoen laat ik alle hoeken van de parade zien.

Later die avond zie ik op het journaal van VTV1 iets, waarvan ik hoop dat het nooit op YouTube terecht komt. Een lange Hollandse jongen kijkt in paniek om zich heen, voorzichtig zijn heupen schuddend in het ritme van Salsamuziek. Met zijn cheerleaderpompoen zwaait hij naar een uitzinnige menigte.
Dries van Agt en Gerard Joling waren big in Japan.
Ray, morgen is Vietnam van ons.

Archief