Er staat de satiricus een heel scala van mogelijkheden ter beschikking om tot zijn doel te komen: hij kan zijn slachtoffers onder een vergrootglas leggen, hun gedrag karikaturaal uitvergroten, of juist besluiten om de nadruk te leggen op de banaliteit, op hun lullige, futiele en kleinzerige kanten. Maar soms, heel soms, komt er een zo grote malloot je blikveld ingehold, dat je eigenlijk machteloos staat. Hij slaat je, gewapend met de Enorme Hellebaard van Tenenkrommende Domheid, niet alleen al je gereedschap uit handen, in één beweging klieft hij ook nog de armen van je romp, zodat je, in een laatste poging om met redelijke argumenten je gelijk te halen, aangewezen bent op het bloed dat uit je schouders gutst. Ten einde raad weet je nog nét de woorden “Onzin, zakkenwasser, mafklapper” tegen een muur te kalken voor je aan je verwondingen bezwijkt.

 

Dit overkwam me toen ik Christiaan Weijts’ stuk “Die boekenlijst is misdadig, fuck de canon” las. Ook al was ik er meermaals door mijn collegaredacteur LAH voor gewaarschuwd, in de Tuin der Lusten die de opiniepagina van NRC heet won de nieuwsgierigheid het toch van het gezond verstand. En Kennis van Goed en Kwaad heb ik opgedaan: ik weet nu dat het inderdaad zo slecht is als LAH voorspelde. Weijts voert scherpzinnig polemiek zoals een Duitser tango danst; zo opzichtig stampend en paraderend dat je zin krijgt om in een schuilkelder te gaan liggen. Als een gymnasiumleerling aan Weijts vertelt dat hij voor Nederlands Max Havelaar moet lezen, reageert Weijts plompverloren: “Die docent moet naar een strafkamp!” Weijts wil een moderne leeslijst: ouwe schrijvers zijn “vergeelde murmelaars van vroeger die in muffe kamertjes hun belegen aftrekfantasietjes neerpenden”, hun boeken “het geestelijk equivalent van een besnijdenis”- een vrouwenbesnijdenis wel te verstaan. Weijts gaat er met gestrekt been in, het gestrekte been van een ganzenpas die vooral duidelijk moet maken dat hier een púnt gemaakt wordt.

 

Maar welk punt? Middelbare scholieren hoeven meestal maar 3 boeken van voor 1880 te lezen, en ze mogen alle boeken die Weijts noemt (Gimmick, Joe Speedboot) op hun leeslijst zetten. Er is dus niet echt een probleem. Dat hoeft niet te deren; de kunst van het schuimbekkend zinledige betogen tikken is een schitterend ambacht dat zeker bij PC op waarde wordt geschat. Jammer is alleen dat Weijts zijn hondsdolheid niet weet om te zetten in even waanzinnige aanbevelingen. Had hij me met zijn bloemrijke, opzwepende stijl makkelijk zo ver gekregen om een fles spiritus leeg te drinken, het graf van Bilderdijk open te breken, zijn stoffelijk overschot te bestrooien met de as van Eduard Douwes Dekker, de spiritus daarover uit te plassen én het geheel in de fik te steken, komt hij in werkelijkheid niet verder dan het truttige: “Laat dit het jaar van het lévende boek worden, waarin jongeren elkaar via apps of webportals hun opwindendste boeken aanraden. Fuck de canon. Lezen is vrijheid, avontuur.” De jongere lezer zal ten eerste merken dat de woorden “avontuur” en “webportal” twee verschillende, absoluut niet overlappende hersengebieden aanspreken; een avontuur dat begint op http://www.startpagina.nl/avontuur is geen avontuur, punt uit. Nog erger is dat Christiaan “Er zijn genoeg geweldige boeken, het ontbreekt alleen aan de juiste gidsen” Weijts even een dikke vinger geeft aan alle leraren Nederlands, en blijkt te denken dat dit literaire webportal (dat overigens al bestaat) de jeugd ineens wel aan het lezen zal krijgen.

 

Hier houdt het niet op met de merkwaardige ideeën die Weijts heeft over de leeswensen van scholieren. Hij constateert dat jongeren die als kind nog graag Thea Beckman lazen, tijdens hun middelbare schooltijd ineens geen boek meer aanraken. Dat moet wel te wijten zijn aan de “verstofte” leeslijst, en in het bijzonder aan Max Havelaar. “Is het zo ingewikkeld om te bedenken dat de gemiddelde puber niet zo bijster geïnteresseerd is in het regentschap Lebak in de negentiende eeuw?” vraagt Weijts ons, en het retorisch vernuft van deze volksmenner doet je bijna opstaan uit je stoel en roepen: “Inderdaad, geschiedenis: weg ermee! Terug naar die veelverslonden boeken van Beckman, met hun vlotte, hedendaagse onderwerpen als de kinderkruistocht van 1212, de pest, de Honderdjarige Oorlog en het leven van 15de eeuwse officiersdochters!”- maar dan herinner je je van je lessen Nederlands ineens weer het verschil tussen een causaal en een temporeel verband, en dat (ongeacht de daverende uitwerking die Jan Wolkers op je hormoonspiegel gehad heeft), niet alle veranderingen die je in je puberteit hebt doorgemaakt op het conto van de leeslijst te schrijven zijn, en realiseer je je kortom dat alles wat Weijts schrijft grote, grote onzin is.

 

DM

 

Archief