DM
Wie na het zien van het filmpje van het slachthuis in het Belgische Tielt dacht dat het allemaal niet erger kon, raad ik beslist niet aan het item hierover in de talkshow Pauw te bekijken. Het was al gruwelijk genoeg om varkens uit veewagens getrapt te zien worden, per ongeluk onverdoofd terecht te zien komen in het dampend hete bad dat bedoeld is om hun haren af te schroeien, om daar vervolgens in te verdrinken (ik help u maar even herinneren). Ook dat ene varken waarvan de achterpoten gebroken waren, dat als een slecht in elkaar geschroefde campingtafel onder zijn eigen gewicht bleef inzakken, zal ik niet snel vergeten. Vooral omdat er meer en meer bewijs is dat varkens intelligent zijn, een gevoelsleven hebben en bijvoorbeeld graag spelen. Dat had je natuurlijk ook wel op je klompen aan kunnen voelen, ware het niet dat niemand in zo’n slachthuis nog klompen draagt, maar van die steriele, blauw-plastic overtrekschoenen met antislipzool. Goed.
Er mag dan nog geen enkel aannemelijk wetenschappelijk bewijs zijn voor het gevoelsleven van Jeroen Pauw, toch verdroeg ik nog slechter dan al dat varkensleed hoe deze arme presentator, machteloos als een ondersteboven aan een vleeshaak opgehangen zeug, moest toekijken hoe het item over de gevolgen van vlees eten door zijn drie gasten toegetakeld werd. Het moet ‘s middags op de redactie zo’n simpele boodschap hebben geleken: ja, de martelingen uit het Belgische slachthuis zijn in Nederland verboden en ja, daar wordt ook op gecontroleerd. In principe hoef je dus niet bang te zijn dat je rollade een paar dagen eerder nog met SS/Stasi/CIA/Assad/IS… (vul hier het schrikbewind in dat u het liefst als moreel nulpunt gebruikt)-methoden gefolterd is. Aan de andere kant: het leven in de vee-industrie is wel degelijk gruwelijk: dat biologisch vlees bijna twee keer duurder is dan normaal vlees zou niet tot de reactie “dat biologische vlees is belachelijk duur!” moeten leiden, alsof die bio-varkens hun dagen cognac-slurpend en Cubaanse-sigaren-rokend doorbrengen, maar omgekeerd; niet-biologisch vlees is gewoon belachelijk goedkoop, bijvoorbeeld omdat die varkens hun hele leven binnen doorbrengen op een enkele betonnen vierkante meter. Dat drukt de prijs vanzelf. Wat steken we hier nu van op, kijkbuiskinderen thuis? Eet minder vlees, en eet het biologisch.
Deze bruikbare consumententips bleek echter veel te simpel voor de gasten bij Pauw, die liever etaleerden dat er nog een hoop denkwerk en twijfel komt kijken bij een probleem als dierenleed. Zoals: hoe kunnen we weten of een dier lijdt? En is dat dan erg? In het verlengde daarvan: kunnen we überhaupt ooit iets weten? Wat is kennis? Hebben mensen eigenlijk wel een bewustzijn? Wie zegt dat mijn leven niet eigenlijk een computersimulatie is? Of, om deze diepe filosofische bespiegelingen op de vee-industrie te betrekken: als er een krijsend varken in een broeibad van 60 graden ligt te spartelen, maar er is geen dierenrechtenactivist bij om het te filmen, gebeurt het dan wel echt?
Deze epistemologische twijfels werden onder meer verwoord door een zekere Gertjan Kiers, fulltime slager en parttime denker, die de volgende woordcombinatie te berde bracht: “Feit is dat als je vlees betrekt van leveranciers, dat je weet waar het vandaan komt, en dan ga ik ook kijken. Maar dat wil niet zeggen dat als ik er ben, dat alles goed gaat, als ik wegloop gaat het misschien verkeerd. Dus ja, heb je honderd procent zekerheid? Dat durf ik niet te zeggen.” Een interessante kritische noot bij de veronderstelde kenbaarheid van de werkelijkheid, moet ik zeggen. Dat Gertjan deze buitenmenselijke inzichten niet te danken heeft aan de hoeveelheden groeihormonen die hij dagelijks naar binnen lepelt, bewees dierenrechtenactiviste Madelaine Looije. Zij had de tegenwoordigheid van geest op te merken dat “alleen camera’s ophangen niet genoeg is,” omdat “iemand die beelden ook moet gaan bekijken.” Helemaal juist, Madelaine, tien punten voor Team Vega!
Vervolgens kwamen we op een even zo interessante de definitiekwestie: “Bestaat er wel diervriendelijk vlees?” Inderdaad, goed gezien, bij de productie van vlees worden er dieren gedood. Dat is inderdaad maar moeilijk te rijmen met een bijvoeglijk naamwoord “vriendelijk”, dat we tenslotte maar zelden associëren met anderen ongevraagd de keel oversnijden. Toch lijkt het me, voor een publiek van niet-vegetariërs, beter om te benadrukken dat er wel degelijk diervriendelijkere opties zijn dan het eerste het beste supermarktgehakt. Maar nee, in plaats daarvan brabbelt schrijfster van spirituele boeken Susan Smit, die is uitgenodigd om de reden dat ze vegetariër is, het volgende: “Die keurmerken zijn nog het verwarrendst, vind je niet? Dat betekent helemaal niks! En dat is volgens mij juist de bedoeling! De verwarring stichten, zodat je denkt, o, groen, vink, mwah, beter leven, goed, goed gevoel, gooi ik in mijn, ja.” Pauw moet toch hebben gebaald dat hij een gast had uitgenodigd om over dierenwelzijn te praten die nog te dom is om een gezonde-keuze vinkje en de beter-leven-ster uit elkaar te houden, terwijl je alles over die sterren gewoon op www.beterleven.dierenbescherming.nl kunt vinden.
Pauw, doodvermoeid als een fokzeug die haar leven lang is volgespoten met zaad, en door elke nieuwe leg opnieuw is leeggezogen, ingeklemd tussen een stalen hekwerk om te voorkomen dat ze bovenop haar biggetjes ging liggen, constateert aan het einde van het gesprek: “Kortom, we hebben na 12 minuten helemaal niks opgelost, mag ik het zo samenvatten?” Ja, Pauw, dat mag best.
DM
Als we Volkskrant-filmrecensente Floortje Smit moeten geloven, “zit poëzie in het kleine”. Deze tegeltjeswijsheid werd haar ontlokt door het zien van de nieuwe film van Jim Jarmusch, getiteld Paterson. In deze film gebeuren inderdaad geen grote dingen: de hoofdpersoon werkt elke dag als buschauffeur, schrijft in zijn vrije tijd associatieve gedichten over (bijvoorbeeld) pakjes lucifers, laat de hond uit en bezoekt het plaatselijke café. Zijn vriendin blijft thuis, verft daar de meubels, gordijnen en kozijnen, neemt zich voor om countryzangeres te worden, en wil op de boerenmarkt graag scoren met haar huisgemaakte cupcakes. Dit alles wordt in mooie, gelige tinten in beeld gebracht, met muziek op de achtergrond die uit klankschalen afkomstig zou kunnen zijn. De film Paterson, kortom, lijkt wel een 118-minuten lange haiku.
Waarschijnlijk zou Jarmusch, die zichzelf een crypto-boeddhist-atheïst noemt, wel een voorstander zijn van dit bewustzijnsexperiment. Zijn film heeft in ieder geval dezelfde geestelijke uitwerking als het urenlang bekijken van vissen, een open haard, of die bewegende, kleurrijke screensavers van Windows Media Player: op een gegeven moment projecteer je al de onderbewust sluimerende gedachten op de lijzige karperkop van hoofdrolspeler Adam Driver. Dat die projectie niets met de film te maken hoeft hebben, leren we uit Floortjes recensie: “Het maakt van Paterson, met deze wereld waarin niets schreeuwt en alles fluistert, het perfecte tegengif voor turbulente tijden. Mensen praten met elkaar. Ze zijn niet bang.”
Mij viel juist op dat er in deze film helemaal niemand met elkaar praat. De gesprekken die de hoofdpersoon met zijn hond voert kunnen zich in diepgang meten met de gesprekken met zijn vriendin. Zonder mokken koopt hij een gitaar voor haar, zonder mokken eet hij haar vieze spruitjestaart op, en als ze op zaterdag vroeg op staat om ein-de-lijk op de boerenmarkt haar cupcakes te verkopen, is hij vergeten wat ze ook alweer van plan was. Niemand neemt de moeite iets te doen aan het liefdesverdriet van een van de stamgasten van de kroeg, tot hij met een nepgeweer dreigt zichzelf van kant te maken. De Indiase collega van de buschauffeur kampt met problemen thuis, en de buschauffeur doet niets dan beleefd knikken en doorrijden. Tot zover de “everyday goodness”. De gesprekken in de bus zijn flauw: twee mannen scheppen tegen elkaar op over de vrouwen die ze hadden kunnen versieren, wat ze telkens niet blijken te hebben gedaan. Aan het einde van het verhaal komt er ook nog een Japanse handelsreiziger aan te pas, die (precies zo cliché-matig als de rolverdeling tussen de werkende buschauffeur en zijn vrouwtje thuis) voor een esoterische aha-erlebnis moet zorgen, en dit denkt te bewerkstelligen door plots heel wijsgerig “Aha!” te zeggen.
Floortje Smit noemt dit een ‘liefdevolle’ film. Ik snap best wat ze daarmee bedoelt: Paterson is een film waarin geen onvertogen woorden vallen (omdat niemand echt in elkaar geïnteresseerd is), en iedereen elkaar de ruimte laat om hulpeloos te spartelen (omdat niemand zin heeft zelf lastig gevallen te worden). Moet ik u uitleggen dat liefde precies andersom werkt? Aan het einde van Paterson schrijft de hoofdpersoon een gedicht waarin hij zich de vraag stelt of hij niet liever een vis was geweest: voor de recensenten had het waarschijnlijk weinig uitgemaakt.
Bij elke miljardair die Trump de afgelopen week als minister of adviseur benoemde, ging er weer een nieuw doemverhaal rond. Ex-Exxondirecteur Rex Tillerson bijvoorbeeld, zou de ex-directeur van Exxon zijn en bovendien niet in klimaatverandering geloven. Of de nieuwe minister van Onderwijs Betsy DeVos, waarvan al gauw bekend werd dat ze het liefste alle openbare scholen zou sluiten. In deze duivelse parade kwam ook Steve Bannon langs. Voor zijn aanstelling als Trumps voornaamste raadsman was hij baas van de website Breitbart News Network. In tegenstelling tot de chef van het Nederlandse BNN heeft Bannon het geluk gehad wel een volwassen lengte te bereiken, sterker nog, daaromheen zelfs flink uit te dijen. Zijn verzakte, papperige verschijning doet vermoeden dat de Schepper de homp grijze klei waar hij Bannon mee heeft geboetseerd iets te snel uit de oven heeft gehaald. Dubbel pech: hij heeft ook niet zo’n vrolijk heliumstemmetje.
De Amerikaanse BNN heb ik in verschillende dagbladen zien omschrijven als “ultra-rechts, seksistisch, anti-semitisch en racistisch” – een weliswaar volgens sommigen correcte, maar ook behoorlijk gemakzuchtige manier om rond Steve Bannon een rookgordijn van kwaadaardigheid op te trekken, zonder ook maar iets van zijn wandaden concreet te noemen. En dat terwijl Bannon wel degelijk gruwelijke wandaden begaan heeft, zoals het maken van de documentaire Torchbearer (3.5/10 op IMDb). Daar kom ik zo nog op.
De filosofie van Bannon laat zich vrij makkelijk samenvatten en draait om een evenwicht tussen kapitalisme en Christendom, en een geloof in de zich herhalende Amerikaanse geschiedenis. Elke 80 jaar, zo rekent Bannon ons voor, vindt er wel een groot conflict plaats waar de VS bij betrokken is. Vietnam rekenen we kennelijk niet mee, en dus was het laatste conflict de Tweede Wereldoorlog, inder-
daad bijna tachtig jaar terug. Bannon wacht met spanning af tot de bom barst. Daarnaast gelooft hij niet in het simpele, puur-kwaad-kapitalisme van greed is good, maar in een kapitalisme dat door Goddelijke waarden moet worden verlicht. Volgens Bannon is dat in de loop van de vorige eeuw in een crisis geraakt door ontkerkelijking en bijbehorend waardenverlies, waardoor Amerikanen elkaar daardoor niet meer als fellow Christians zien, maar als objecten om flink op te verdienen. Dat heeft, volgens Bannon, uiteindelijk tot de bankencrisis geleid. Hoe laag mijn verwachtingen in politici zijn geworden mag blijken uit het feit dat ik het al een hele geruststelling vond dat tenminste iemand in Trumps entourage er openlijk voor pleitte mensen gewoon als mensen te blijven zien (tenzij ze uit een moslimland komen, natuurlijk). Dat er bovenop dit morele minimum nog talloze andere redenen zijn om iemand met een koekenpan op zijn spekkige kop te willen slaan blijkt uit het feit dat Bannon denkt dat het klimaatprobleem een door Chinezen en wetenschappers gehoaxte mythe is, en dat hij waarschijnlijk het master mind achter de muslim ban is, en dus die documentaire Torchbearer, die ik voor de gelegenheid eens uitgezeten heb.
Hoofdrolspeler en verteller in de docu is de Phil Robertson. Deze 70-jarige, gekenmerkt door zijn grijze baard en zijn alsmaar gedragen outdoor-outfit, is in de VS bekend geworden door zijn rol als grootvader in een reality-serie genaamd Duck Dynasty. Hierin wordt Phils familiebedrijf gevolgd, dat een door hem uitgevonden lokfluit voor eenden produceert en aan de man brengt. Van dit roemrijke verleden merken we in de documentaire maar weinig, op de eerste scene na. Phil navigeert met een rubberboot door de moerassen van Louisiana, vangt vis en bemant, gewapend met zijn eendenlokfluit, een uitzichtpost op een meer. Als hij eindelijk begint te vertellen, blijkt dat deze eendenlokker zijn carrièrepad heeft verlegd, en aan de weg timmert als zielenherder: de hele documentaire is een door hem verzorgde preek over hoe Goddeloosheid lijdt tot onmenselijke taferelen, zoals de atoombom en Auschwitz. ‘If men does not believe in God, he will believe in anything.’
In deze hervertelling van de wereldgeschiedenis gebruikt Bannon, die de documentaire met twee anderen schreef, een handige truc, door elke christen die ook maar enig kwaad doet, tot christen-af te verklaren, of het kwaad dat christenen aanrichten simpelweg niet te noemen: tijdens de Franse revolutie, worden we herinnerd, zijn door vreselijke atheïsten talloze gelovigen onthoofd, maar als we Bannon moeten geloven hebben de Godsvrezende en rechtschapen Amerikanen hun land natuurlijk zonder enig bloedvergieten veroverd. En de mensen die tegen Martin Luther King waren, die waren natuurlijk goddeloos; al waren het een stel witte dominees. Nadat we langs de christenvervolging onder keizer Nero, de guillotines van de Franse revolutie, de gaskamers en Hiroshima en Nagasaki zijn geleid (de Inquisitie hebben we voor het gemak maar even overgeslagen), komen we dan eindelijk bij de present day. De abortus-beweging in de Verenigde Staten worden vergeleken met Hitler, want die bepaalde ook zelf wat goed en kwaad was, en verder is er de islamitische terreur van IS en Boko Haram, u raadt het al: die moslims zijn natuurlijk verregaand goddeloos. Na die schitterende vertellingen over hoe goed de joods-christelijk gewortelde Westerlingen wel niet al die tijd geweest zijn, met onze medemenselijkheid, weet je eigenlijk al zeker: die moslims zijn gewoon net een tikkletje minder dan wij. De juiste mentaliteit voor een Derde Wereldoorlog.
Wellicht koesterde Bannon ooit de hoop een gevierd documentairemaker te worden. Door de culturele elite die met de scepter zwaait op IMDb wordt het gros van zijn werk met jammerlijke onvoldoendes beoordeeld. Ik hoop niet dat Bannon het zich persoonlijk aantrekt. Een gemankeerde kunstenaar in het centrum van de macht, tenslotte, daar kan de wereld toch nooit bij gebaat zijn.
DM
Er zijn zat mensen die gewoon lekker logisch nadenken, zelfs op het internet. Zo trof ik eens onder de Zanger-Rinuscover van “Eet Veel Bananen” (‘Eet veel bananen, bananen zijn gezond/ Adam sloeg Eva op d’r blote…’) een comment aan van een verbolgen fan, die zich afvroeg op wat voor een dwaalspoor zijn held terecht was gekomen. ‘Wat is dit voor een gezeik, Rinus?’ vroeg hij. ‘Eet gewoon die fucking banaan op.’ Eet gewoon die fucking banaan op– ik kan niet ontkennen dat het een makkelijke manier is om jezelf en anderen een hoop gedoe te besparen.
Ook het Nederlandse literaire landschap kent onmiskenbaar een koninkrijk van onverschrokken bananeneters, met niemand minder op de (ongetwijfeld stevig geschraagde) troon dan Sylvia Witteman, literair en culinair recensente van De Volkskrant. Of het nu om boeken of broodjes bal gaat, het genuanceerde, doorwrochte credo van Sylvia Witteman luidt steevast: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg – zolang het maar niet kleinburgerlijk is. Een inzichtelijke Weltanschauung die talloze keuzes voor je versimpelt: een kerstdiner met rollade en cranberrysaus? Veel te gewoontjes! Je bent toch geen burgertrut? Aan de andere kant: van die karaffen op tafel met munt, gember en citroen in je kraanwater? Doe toch normaal, man! Column na column trekt Sylvia ten strijde om deze Goldilocks-zone van echt-lekker-leven-maar-ook-weer-niet-echt-moeite-hoeven-doen tegen indringers te beschermen. Een tweefrontenoorlog die over ze over de hele breedte van haar bestaan uitvecht: of het nu gaat om mondhygiëne (“Tandpasta is tandpasta, nietwaar?”), een ontwerper die lampenkappen probeert te groeien van schimmels (“Snij gewoon de bodem uit je gieter, snoertje erdoor en klaar. Dát is pas een duurzaam geluksmomentje!”), de King Louis van de letteren weet zo twijfel en ongemak buiten de deur te houden.
Dat is dan ook haar werkwijze in haar boekencolumn, die – ongedwongen en pretentieloos a la Sylvia – “Witteman heeft iets gelezen” heet. Daarin vroeg Witteman zich onlangs af waar Salingers boek Franny and Zooey eigenlijk over gaat. Zelf zou ik, als ik mijn lezer het antwoord schuldig moet blijven, voorzichtigheid betrachten. Zo niet Sylvia- die de schuld van haar onbegrip vervolgens bij Salinger zelf gaat zoeken. Ze is niet de enige die er niks van snapt, namelijk: ook een vriend van haar, “professor in de klinische psychologie” welteverstaan, heeft haar eens die vraag gesteld. Nu zijn er twee mogelijkheden: of de staat van de klinische psychologie is inderdaad erbarmelijk, of die professor heeft dat met een betweterige bijbedoeling aan haar gevraagd- zoals je ook iemand die drie maanden na zijn verhuizing nog steeds geen boekenplank in de muur heeft geschroefd retorisch kunt vragen of ‘ie Zen and The Art of Motorcycle Maintenance wel eens gelezen heeft. ‘Zeg Sylvia, waarom eet jij eigenlijk telkens die fucking bananen?’
In dat geval is Witteman niet door deze dubbele bodem gezakt, want in de volgende alinea’s zet ze uiteen waarom ze de personages van Salinger zo ergerlijk vindt: ze vindt vooral het meisje Franny een zeurpiet, omdat die niets te klagen heeft maar toch niet echt gelukkig is. En omdat ze wel een broodje besteld, maar het vervolgens niet opeet. Eet je fucking broodje op, Franny, zoals Sylvia haar bananen gewoon opeet. Niet zeuren. Kenners van het oeuvre van Sylvia Witteman zullen het met mij eens zijn dat ‘je bent een zeurpiet’ uit Sylvia’s mond nogal een merkwaardige klacht is: ging haar voorlaatste column niet over haar ambivalente relatie met spinazie, en haar ergernis dat ze in geen enkele supermarkt goede, verse spinazie verkochten? Is hier kortom, een zeurpiet aan het zeuren dat iemand anders een zeurpiet is? In dat geval wil ik nog wel een trap onder deze drietrapsraket van gezeik schroeven, want ik vind dat gezeur van Sylvia dus niet om aan te horen. Eet dan nog liever gewoon je banaan op.
Resten me twee dingen: iedereen van harte aan te bevelen Franny and Zooey te gaan lezen, en uit te leggen waar dat boek over gaat. Franny, de hoofdpersoon, ziet allerlei mensen allerlei dingen ziet doen en vraagt zich steeds meer af: ‘Waarom zou je?’ Dit zou je natuurlijk verwend kunnen noemen, zoals Sylvia doet, die zich afvraagt of Franny misschien zwanger is, want ‘dan had ze dat broodje zéker moeten opeten in plaats van zo veel te roken en moeilijk te doen.’ Aan de andere kant zou je ook kunnen zeggen dat het de eerste vraag die je jezelf stelt voor je aan iets begint. Als ik me goed herinner heeft bijvoorbeeld Albert Camus zich ook weleens zoiets afgevraagd, al moet ik gelijk toegeven dat die nooit professor in de klinische psychologie is geworden. Het verschil tussen Franny en haar vriendje Lane is niet dat zij een “spiritueel mens” is, maar dat hij zijn mond vol heeft van literatuur maar zich nooit zoiets simpels als “Waarom zou je ook maar iets doen?” lijkt te hebben afgevraagd. Lezersvraag: aan wie doet hij ons denken? Sylvia, breek uit die lange polonaise van gewoon-normaal-doeners en andere feiten- en waardenvrije aanmodderaars die op de feestelijke maat van een holle trom door de dagbladen trekt; haal in hemelsnaam die banaan uit je oor.
Als ik had geweten wat ik eraan over zou houden, was ik vorig jaar nooit naar de Kousbroeklezing van Ionica Smeets gegaan. ‘Cijfers, letters en regels’, heette die. Ze vertelde er, in de geest van Rudy Kousbroek, over wiskunde. Dat deed ze goed, zeker als de doelstelling van de Stichting Kousbroeklezing is dat mensen af en toe denken: ‘Leefde Rudy Kousbroek nog maar! Die kon over iets schrijven dat je niet kende of niet begreep, zonder dat je het gevoel had toegesproken te worden als een kleuter! Zodra dit voorbij is begin ik van voor af aan in de Anathema’s 1 t/m 9!’ Dit dacht ik namelijk wel (maar misschien ben ik door de nasleep verbitterd geraakt) terwijl ik vanaf het balkon van de Rode Hoed toekeek hoe ze de in de zaal verzamelde vijftigplussers de stelling van Pythagoras uitlegde.
Toen iedereen zijn a- b en c-kwadraten weer op een rij had vervolgde ze: ‘Het volgen van regels kan zorgen voor een hele reeks nieuwe ideeën, juist omdat het aantal mogelijke denkrichtingen is ingeperkt doordat er een duidelijk kader is waarbinnen je kunt nadenken.’ Er ging een siddering door me heen. Inderdaad, het leek me heerlijk om mezelf eens lekker te beperken. Of beter nog: met harde hand beperkt te worden. Ionica’s lofzang op de bureaucraat maakte iets vreselijks in mij wakker: een sadomasochistische, in een reageerbuis opgekweekte liefdesbaby van Rain Man en Adolf Eichmann. ‘In der Beschränkung zeigt sich der Meister,’ lispelde ik robotisch. ‘Und das Gesetz nur kann uns die Freiheit geben.’
Vol verlangen, in de geest reeds onderworpen, luisterde ik hoe Ionica wat voorbeelden van regels gaf. ‘Keten me,’ smeekte ik. Dat deed ze. Ze had het simpele zinnetje ‘De kat ligt in de zon’ aan de hand van door en voor haarzelf verzonnen regels verbouwd. ‘Meervoud: De katten liggen in de zonnen. Ontkenning (1): Er ligt geen kat in de zon. Ontkenning (2): De kat ligt niet in de zon.’ Ook had ze zogeheten lipogrammen gemaakt, door het weghalen van één van de klinkers: ‘Lipogram (in A): De poes ligt in de zon. Lipogram (in E): Kat ligt in zon. Lipogram (in I): De kat rust onder de zonnestralen. Lipogram (in O): De kat ligt in het warme licht. Lipogram (in U): De kat ligt in de zon.’
Dit moet ik beter kunnen, dacht ik nog – het meestvoorkomende begin van een reeks dwanggedachten. Ik schrap zoveel klinkers als ik kan. Mijn onschuldige poging indruk te maken op Ionica (‘Bal lava bakt kat’) eindigde ermee dat ik wekenlang alleen nog a-klanken las, hoorde en dacht. Man, man, man. Paljas. Snackbar. Maarschalk. Maak massagraf van haram Bataclan. Allah Akbar. Kalfstartaar. Das Mag, Kafka. Anna slaapt graag naakt. Haar aars was als praalvaas van haar slaapplaats. Haar stand was laag, maar haar ass had class, al vanaf dat Anna twaalf jaar was. Mark zat Anna na als was Anna cash waard. Anna maakt van Mark haar schandknaap, haar zaadslaaf, haar batsapparaat. Aan dat ambacht had Mark dagtaak: had Anna darmkramp, bracht Mark haar hars van vlasplant. Had Anna last van astma-aanval, dan bracht Mark haar blaasbalg. Had Anna kaakklacht, tand waar gat zat, dan had Mark tang klaar. Zat angst Anna dwars, dan bracht Mark haar wat van Gall&Gall. Als halfslaap Anna aanraakt, staat Mark naast haar. Anna las aan Marks paalstand dat Mark paardaad na paardaad van plan was. Anna dacht: ‘Balhaar? Zaadpap? Laat dat!’ Maar Anna, lam van Marks dwang, wars van daadkracht, laat Mark gang gaan. Al walmt Anna’s schaamhaar als napalm, als kaas van Frans rasschaap, Marks lans tast alras langs wand van Anna’s baarschacht, nat als Panamakanaal. Mark ramt, stampt, maakt kabaal als Yamaha. Mark dacht na slag acht dat dat al lang zat was, dat Anna langzaamaan klaarkwam. Was dat maar waar! Als Mark dan zaad laat gaan (Mark gaat af als handgranaat), slaat Anna Mark van matras af. Baf! ‘Slap!’ raast Anna. Marks kwak landt naast haar. Smaakt dat? Gats! Ananassap was dan Marks drank, Marks zaad smaakt schraal als asbak. Anna walgt daarvan.
Toen ik de a zo’n beetje had afgewerkt hield deze verkwisting van werkgeheugen als vanzelf op. Dat wil zeggen, tot een paar weken de nieuwe roman van Herman Koch verscheen, met de uitzonderlijk mono-vocale titel De Greppel. Een titel die je nu tegenkomt, op posters door de hele stad. Herman Koch, en daaronder strakke, zwart-gouden letters ‘De Greppel’. Z’n negende werk. Het heeft me snel een wrede les geleerd: je hebt echt heel erg veel meer termen met slechts een e. Meeeters, persweeen, denkhengsten: de hele bende. Ergens lees je ‘De Greppel’ en meteen zeg je ‘hekwerk’, je denkt ‘klezmerbekkenspel’. De Greppel heeft je beet, heeft je hersenen bezet en vernedert je steeds weer. Je werpt tegen: ‘Het bekt geneens lekker, De Greppel’. Je smeekt: ‘Heer, help me. Bescherm me.’ Red de Hemelheerser je? Nee. Er rest je slechts een weg : het beest te recenseren.
We geven snel een excerpt: je hebt een vent, en deze vent denkt: m’n wederhelft heeft seks met een tweede. Er speelt meer: een werknemer neemt z’n leven. En de vent z’n Eltern wensen een zelfgeselecteerd levensend, en snel een beetje. Deze week? Het werd de vent (en de lezer) een beetje veel. De vent negeert het en de vent denkt steeds slechts: M’n wederhelft! Seks! Met een tweede! Best vervelend, best wel sleets, denk je de eerste helft. De tweede helft denk je: mens! Get checked! Echter, je leest verder. Het leest best wel lekker, lekker schertsend. De vent pest benepen mensen en zedenprekers. Lekker. Een betere wereld wensen? He-he-he, we weten wel beter. Weg ermee! De vent z’n stresslevels vermeerderen steeds, en de vent bekent tegen een persmedewerkerster een keer een ME’er met een tegel te hebben gemept. Sedert deze mep heeft de ME’er een zeer beperkend werveldefect. Echt? Nee: de lezer werd genept! Even leek de vent het zelf te bedenken, hetzelfde z’n wederhelft d’r seksleven. Het end heeft de penner dezes echt heel erg slecht begrepen. Erg? Meh. Twee keer twee sterren.
DM