Gijs Groenteman was bij zijn geboorte al een teleurstelling. Zijn vader had gehoopt op een abortus en zijn moeder op een maagverkleining, maar allebei kregen ze Gijs Groenteman. Daarna werd het alleen maar erger: op het Barlaeus bleef hij drie keer zitten en toen hij eindelijk klaar was besloot hij bij de VARA te gaan werken. Daar had zijn moeder (Hanneke Groenteman; ik haal de elephant maar even uit de room) furore gemaakt dus hij zou er ook wel even een grote ster worden. Maar zijn hoofd paste nét niet tussen de dijen van Paul de Leeuw en toen was hij plotseling veertig en al heel lang presentator van het VARA-nachtprogramma op Radio 6. Met de moed der midlifecrisis klopte hij aan bij het Parool (daar had mama toch ook nog even gewerkt?) en kreeg zowaar een column. Die was hij na een paar weken alweer kwijt omdat hij de hele tijd het woord ‘alras’ gebruikte. En toen bleek Aaf Brandt Corstius (zijn vrouw) ook nog eens níét onvruchtbaar. Nog een kleine dertig jaar, dacht Gijs Groenteman, en dan is het allemaal voorbij. Als het een beetje meezit krijg ik een necrologie van anderhalve alinea op nu.nl/achterklap.
Maar toen, als bij toverslag, kreeg Gijs Groenteman een geniale ingeving; hij besloot te gaan interviewen. Geniaal, want ‘interviewer’ wordt in Nederland nog net niet met een hoofdletter geschreven. De interviewer verstaat de kunst van het luisteren. Écht luisteren. Maar als het moet kan hij ook prikkelen. Uitdagen, verleiden haast. Soms diplomatiek, soms onorthodox. En hij is altijd hongerig. Interviewen is een kunst, een ambacht. Er zijn zelfs meesterinterviewers.
En dat terwijl interviewen ontzettend makkelijk is. Als je bij een IQ-test de zestig aan kunt tikken ben je er eigenlijk al. Er zijn in Nederland maar twee mensen (mannen) die dat niet halen: Harry Mens en Ivo Niehe. Die zijn inderdaad te dom om te interviewen. Voor alle andere interviewers geldt dat het interview zo goed is als de geïnterviewde. Een interview met Gerard Reve is altijd goed, een interview met Memphis Depay is altijd slecht. De interviewer heeft daar niets mee te maken. Die hoeft alleen maar een tiental feiten uit zijn hoofd te leren (of op te schrijven) en af en toe een stilte te laten vallen. Pieter van der Wielen, Frénk van der Linden en Coen Verbraak zijn alleen maar meesterinterviewers omdat ze heel vaak interviewen.
Dus vroeg Gijs aan Aaf of hij een keer mee mocht naar de redactie van de Volkskrant en eenmaal binnen verschanste hij zich met een voicerecorder in de archiefkast. En ja hoor – na een aflevering of tien begint Met Groenteman in de kast zijn vruchten al af te werpen: Gijs krijgt een eigen avond in de Balie. Maar nog belangrijker is wat er in de aankondiging staat: ‘[we] duiken samen met meesterinterviewer Gijs Groenteman diep in het intense kunstenaarschap van S10.’ Het is hem gelukt. Gijs Groenteman is een meesterinterviewer. Eindelijk duikt hij diep. In een intens kunstenaarschap bovendien.
En hij mag nu net als Coen Verbraak en Frenk van der Linden (ik heb een paar alinea’s terug al een accent aigu op de ‘e’ in de naam ‘Frenk’ gezet en dat lijkt mij meer dan genoeg) interviews geven over interviewen. In de Volkskrant: ‘Als interviewer beweeg ik mee met mijn gast. Waarmee ik niet wil beweren dat ik totaal niet kwaadaardig ben. Ik ben me goed bewust van het feit dat een interview entertainment moet zijn.’ Dat klinkt allemaal erg interessant, of nou ja, eigenlijk klinkt het vooral alsof Gijs denkt dat het erg interessant klinkt, maar duidelijk is anders. Misschien is het beter te begrijpen als u een van zijn interviews heeft gehoord.
Doet u gerust een poging. Verder dan een half interview kwam ik in elk geval niet. Gijs Groenteman heeft namelijk de stem van een koorknaap die net iets te laat is gecastreerd. Hij interviewt Adriaan van Dis, een schrijver die zelf ook meesterinterviewer is. Van Dis: ‘Ik kan niet wachten tot ik lid kan worden van een zoekmachine waar ik voor betaal.’ Groenteman: ‘Nou ja, Wikipedia is natuurlijk een website zonder cookies of weet ik veel wat.’ Adriaan: ‘Ja, maar er staan wel hartstikke veel fouten op.’ Gijs (geaffecteerd): ‘Ja, zeker.’ Dit moet het meebewegen zijn waar hij het in de Volkskrant over had. ‘Je hebt een beroemd ruzieachtig interview met W. F. Hermans gemaakt op de televisie, dat hierover [Zuid-Afrika] ging. Hij was daar wat langmoediger [sic] in?’ Adriaan van Dis legt uit dat hij Hermans gewoon een naïeve kankermongool vindt. Gijs beweegt weer mee: ‘Eigenlijk hadden jullie allebei je persoonlijke motieven?’ Waarom heet dit gesprek nog een interview? Omdat het over interviewen gaat? Omdat ze de hele tijd elkaars naam zeggen? Één ding is zeker: de necrologie van Gijs Groenteman zal, net als die van Adriaan van Dis, op nu.nl/cultuur verschijnen.
AG