kitlerOp 17 september 2009 bevond ik mij, al op een redelijk laat uur, bij de vergadering van de Raadscommissie Werk en Inkomen, Sociale Infrastructuur, Educatie, Jeugdzaken, Diversiteit en Grote Stedenbeleid. Dan heb ik het natuurlijk over de betreffende raadscommissie van het agglomeraat Amsterdam. In de middag was wethouder Asscher, het kijkcijferkanon voor ons, de journalisten van de lokale pers, al uitgebreid aan het woord geweest, en de meeste, zo niet alle collegae van mij waren al vertrokken. Op dat moment, aangekomen bij één van de laatste punten, ‘Extra middelen begroting Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid GSB III’, liepen de gemoederen in de raadszaal, ondanks de kalmerende aanwezigheid van wethouder Ossel, hoog op. En het kan aan het uur hebben gelegen, of aan de precaire onderwerpen die door de nieuwe Brede Doeluitkering naar voren werden gebracht, maar de resulterende discussie tussen dhr. Fernand te Doekel en drs. Cornelis Alfredo, beiden raadsleden, was zo opmerkelijk dat het mijn eer als journalist te na zou zijn om deze aan u te onthouden. Hier volgt het betreffende deel van de discussie, zoals ik die mij naar eer en geweten kan herinneren. Dhr. Fernand te Doekel neemt als eerste het woord. ‘Als ik zo hoor wat u allemaal gezegd heeft gedurende dit debat, laat u mij geen keus dan te denken aan een bepaald staatsman, die opkwam tijdens het interbellum.’

‘Bedoelt u Sir Winston Churchill?’

‘Dat zou niet mijn eerste keus zijn. Ik vind u meer lijken op een staatsman waarvan je op zijn best zou kunnen zeggen dat hij toch een degelijke infrastructuur heeft aangelegd.’

‘Als u mij met Franklin Delano Roosevelt, wilt vergelijken, waarschuw ik u dat ik dat als een groot compliment zal opvatten. Maar ik zou dan zijn National Industrial Recovery Act, waar inderdaad de infrastructuur van profiteerde, zeker niet als zijn grootste succes zien.’

‘Ik dacht meer aan iemand die wel een zeer opvallende voorkeur heeft voor eugenetica. Daar lijken uw standpunten ontiegelijk op’

‘Zou u wat exacter kunnen zijn? François Mitterand was daar een voorstander van, evenals generaal Metaxa uit Griekenland. En ik meen me te herinneren dat de Zweedse premier Per Albin Hansson ook enige wetten hiervoor heeft ondertekend. Dat klinkt nu raar natuurlijk, maar eugenetica was in die tijd een geaccepteerde methode om het volk gezond te houden.’

‘Ik zal het maar gewoon zeggen waar het op staat: het was een enorme fascist. En zo iemand vind ik u dus ook’

‘Ja, dan weet ik nog minder. Bedoelt u Bert Zuurbier, van de Rapaille-partij? Heeft door verlegenheid nooit meer sinds zijn verkiezing tot raadslid zijn mond opengedaan, maar was overtuigd fascist. Enkele andere staatsmannen die me te binnen schieten zijn Franco, Mussolini, Mussert en weer, ja, hoe kan het eigenlijk ook anders, generaal Metaxa uit Griekenland.’

‘Meneer Alfredo-‘

‘Drs. Alfredo graag.’

‘Drs. Alfredo dan. Wat ik wil zeggen, er is een vergelijking te trekken tussen u een Duits staatsman die aan de voet heeft gestaan van Duitse nationaal-socialistische heilstaat.’

‘Ik vind het te ver gaan om Friedrich Ebert, leider van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands, hiervan te beschuldigen. Weliswaar was zijn aanpak van extreem-rechtse elementen in de Duitse samenleving na de Eerste Wereldoorlog totaal ontoereikend, en vervreemde hij zijn mogelijke linkse bondgenoten van de USPD en KPD tijdens de novemberrevolutie, maar hij handelde toch naar eer en geweten. Het was een moeilijke tijd voor iedereen, meneer te Doekel. Dan moet u op zijn minst ook Scheidemann en misschien zelfs de oude Hindenburg noemen.’

‘Wilt u de raad niet langer ophouden? Ik heb het gewoon over dat kleine mannetje met die snor, en die natte scheiding in z’n haar.’

‘Ah, u bedoelt Hitler. Zegt u dat dan meteen. Als u namelijk zo begint, zie ik in dit debat geen nut meer. Ik sta hier niet om voor jan en alleman uitgemaakt te worden.

Weet u waar ú mij aan doet denken? Aan de Franse koning Philip IV, die puur voor persoonlijke eer en glorie een slecht geplande en tot falen gedoemde charge uitvoerde op de Engelse stellingen bij Crécy in 1346, en daarbij meer dan de helft van zijn adellijke vazallen, de bloem der natie, verloor aan de dodelijke salvo’s van de goed getrainde Engelse langboogschutters. Hierbij verloor hij zelfs zijn voornaamste bondgenoot, Jan de Blinde, koning van Bohemen. Ik zeg dat voor de zekerheid maar erbij, want tijdens dit debat heeft u tot dusverre geen greintje historisch besef getoond.’

Na deze slotzin van drs. Cornelis Alfredo moest de raadszaal ontruimd worden om ruimte te maar voor de schoonmakers, maar bij de volgende raadsvergadering zal blijken of dit inderdaad het laatste is dat gezegd is over de kwestie ‘Extra middelen begroting Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid GSB III’.

JG

Archief