“Of het nu echt gebeurd is of niet, dat is volstrekt oninteressant. Het is een goed boek, punt”.
Het was een beetje gênant: zojuist had Anton Dautzenberg, de minst relevante schrijver waar u misschien wel van gehoord heeft, bij Pauw en Witteman verteld over het vrijwillig afstaan van zijn nier. Voor de roman die hij er over geschreven had, De Samaritaan, had geen van de aanwezigen enige belangstelling. Zelfs niet geveinsd. En nu beweerde dat malle Michelinmannetje opeens dat het waarheidsgehalte er niet toe deed.
“Mijn werkelijkheid is saai, dus verzin ik dingen om het leven meer kleur te geven” zei Dautzenberg onlangs in Dit was het nieuws. Prima, natuurlijk; helaas valt hij er anderen mee lastig. Zo drukte de VARAgids een interview af met de leadzanger van Mötörhead, dat door Dautzenberg verzonnen bleek te zijn. Echt helemaal ‘epic’ als je van RamBam bent, maar voor een volwassen schrijver tamelijk sneu. Het is overigens maar zeer de vraag, of hij wel echt een schrijver is. Volgens Wikipedia heeft hij twee romans op zijn naam staan, maar het bestaan van deze werken kon op het moment van schrijven niet onafhankelijk worden geverifieerd.
Vast staat, dat Dautzenberg heel erg van pedofielen houdt. Nu is iedere zichzelf respecterende intellectueel tegenwoordig de mening toegedaan, dat pedofielen een menselijke behandeling verdienen. Pedofielen mogen niet worden verbannen naar Rottumerplaat, chemisch gecastreerd, met een hamer gecastreerd, worden overgoten met Agent Orange of in ’s werelds grootste frituurpan gegooid, vinden de intellectuelen. Maar Dautzenberg gaat een stapje verder. Hij vindt dat pedofielen het recht hebben zich te verenigen, zodat zij met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de beste methode om een baby aan een neushaak in een aquarium te hangen.
Dautzenberg publiceerde veelvuldig over zijn strijd voor pedorechten. Die artikelen beginnen meestal ongeveer zo: “Toen ik lid werd van pedofielenvereniging Martijn, werd ik overladen door negatieve reacties. Pietje schreef zus en zo in dit blaadje, en Sofietje deed in dit of dat dagblad ook een duit in het zakje. Maar…”. Nooit staan de pedofielen centraal: het werkelijke onderwerp is altijd Sein Kampf für pedorechten. Nu valt er uiteraard een link te leggen tussen het ‘onbaatzuchtig’ afstaan van de nier, en de ‘onbaatzuchtige’ strijd voor pedofielen. Het is goed mogelijk dat Dautzenberg ons iets duidelijk wil maken. Maar Dautzenberg, als jij, zoals jij zelf beweert, een schrijver bent, waarom verwerk je die ideeën dan niet in een boekje? En kies anders voor de titel: performancekunstenaar.
Onlangs heb ik Dautzenberg ontmoet. Het was tijdens het carnaval in Tilburg. Ik stond met een biertje in de hand naar de optocht te kijken, toen ik aan de overkant van de straat een figuur op de grond zag liggen. Hij of zij zwaaide zijn armen wild heen en weer, zodat ik eerst dacht dat er sprake was van epilepsie of een hartaanval. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het de Michelinman was, die zich had verkleed als Anton Dautzenberg.
“Nee, ik bén Anton Dautzenberg” zei de Michelinman, toen ik hem complimenteerde met zijn kostuum.
“En ik ben verkleed als Koning Arthur”.
Plotseling vulde een walgelijke lucht mijn neusgaten. Zuur en weeïg, als een maaginhoud.
De maaginhoud van een maag gevuld met bier en goulashkroketten.
“U zult zich wel afvragen, waarom ik rond rol in mijn eigen kots” zei Dautzenberg tegen mij, zonder het rollen te onderbreken. Pas nu zag ik de wit-roze plakken op zijn schouders en rug.
“Sommigen zullen het afkeuren, anderen zullen argumenteren dat het mijn recht is zelf te bepalen of ik al dan niet rond rol in mijn kots. Ongetwijfeld zal men speculeren over de redenen van dit ongebruikelijke gedrag. Maar waarom ik rond rol in mijn eigen kots, dat doet er in het geheel niet toe. Dat is echt totaal oninteressant. Net als de vraag, wiens kots dit eigenlijk is. En ben ik nu een Michelinman verkleed als Dautzenberg, of Dautzenberg verkleed als Koning Arthur? Wat speel ik toch weer een vernuftig spel met de werkelijkheid”.
Ik keek om mij heen, maar verder leek niemand aandacht te besteden aan Dautzenberg. De Tilburgers keken geboeid naar een kar met een draaimolen er op. Op de draaimolen draaiden gekleurde muziekinstrumenten in het rond. Op de muziekinstrumenten waren gezichtjes getekend. Inderdaad was het vele malen interessanter dan de Michelinman die lag rond te rollen in zijn eigen kots, of de kots van iemand anders. Toch vond ik het vreemd dat werkelijk niemand Dautzenberg een blik waardig gunde. Het schijnt dat men in Peking een lijk op straat soms straal voorbij loopt, omdat er genoeg Pekineesjes over blijven. Maar wij bevonden ons hier in de provincie, en dit belachelijke individu, met zijn opgezwollen lijf en waterhoofd, had overduidelijk hulp nodig. Aandacht, een knuffel, antipsychotica, wat dan ook.
Iemand legde een hand op mijn schouder.
“Jij bent niet van hier, of wel?”.
Ik schudde van nee. De Tilburger sloeg mij een paar keer op de schouder.
Men was zijn fratsen hier spuugzat, legde hij uit. Het begon er mee dat Dautzenberg erop was betrapt dat hij zichzelf doodsbedreigingen stuurde vanuit de bibliotheek Tilburg Centrum. Vervolgens was Dautzenberg erop betrapt dat hij zichzelf aftrok terwijl hij zichzelf doodsbedreigingen stuurde vanuit de bibliotheek Tilburg Centrum. Zijn lidmaatschap werd hem ontnomen. Daarna was Dautzenberg lelijke dingen gaan schrijven over de bibliotheek op zijn website. En toen ging Dautzenberg bizarre ‘performances’ geven op het Tilburgse Koningsplein, waarbij hij, zoals hij het zelf omschreef, ‘een vernuftig spel speelde met de werkelijkheid en zijn eigen lichaamssappen’.
‘Wij zijn hem inmiddels kotsbeu’ besloot de Tilburger.
‘Haha, kotsbeu!’ zei een andere Tilburger.
De Tilburgers en ik moesten erg hard lachen om de woordgrap. Over de autoweg liep nu een groep mensen verkleed als diverse soorten fruit. Wat een kutfeest eigenlijk, dat carnaval, dacht ik. Toen ben ik maar naar huis gegaan.
WvdL