Deze vrijdagavond had het allemaal. Blond haar, bruine ogen, bierblosjes, een baan en bovendien schijnbare integriteit en een mooie kont. Genoeg in ieder geval om zonder teveel aarzeling in te gaan op het aanbod om boven nog een ‘bakkie’ te doen. Ook het optrekje leek aardig. Aanvankelijk. Te laat viel mijn blik op de muur boven de bank. De deur viel in het slot en daar stond ik, oog in oog met een Erwin Olaf.
Je mag van mij een heleboel. Zeker als je slechts een vrijdagavond bent. Je mag een Kluun in je kast hebben, een Expetdit kast (van Ikea), een nepzeefdruk van Audrey Hepburn (van Ikea), een kat. Wat mij betreft heb je een abonnement op Happinez of alle dvd boxen van Grey’s Anatomy. Eigenlijk ben ik eindeloos tolerant, als je maar geen Erwin Olaf hebt. Deze vrijdagavond had er duidelijk wel een. Een grote, glanzende, ingelijste.
Het was een van de ergste. Zo’n witte met bloed; en dan niet die ene die je met een zeer begenadigde blik nog voor geestig zou kunnen aanzien, maar een serieuze, waar ontegenzeggelijk de esthetische voorkeur van de eigenaar uit bleek. ‘Prachtig hè?’ sprak deze van vlak achter me. Er ging een ijskoude rilling door me heen en ik knikte instemmend. Ik moet hier weg, dacht ik, maar voor ik iets kon doen, pakte mijn vrijdagavond me bij de schouders, leidde me naar de slaapkamer, knipte het licht aan en wees op een rode muur. Daar prijkte tot mijn onnoemelijke afgrijzen: nog een Erwin Olaf.
Ik neem aan dat er een aantal goede redenen zijn om een Erwin Olaf te bezitten. Niet alleen is het een verstandige investering, het is ook een makkelijke en geaccepteerde manier om te laten zien dat je een liefhebber bent van hedendaagse fotografie en daarmee: kunst in het algemeen. Ook laat je zien dat je van homo’s houdt, homo’s met hiv, en dat je niet schrikt van wat (on)gezonde gekkigheid. Je kunt je daarbij van je extravagante kant laten zien, zonder dat jij of je huis of je huisdier vies wordt. Alles wat je nodig hebt is zo’n glimmende plaat van Erwin met daarop een glimmende zwarte man met een glimmende zwarte paardenpik en een zak over zijn hoofd. (Met die laatste kan je ook nog mooi bewijzen dat je van zwarte mensen houdt en dat je niet preuts bent.)
Dat er hele volksstammen zijn die er oprecht genoegen in scheppen om te kijken naar een Erwin Olaf is me echter pas sinds kort duidelijk geworden. Deze mensen gebruiken angstaanjagende woorden als ‘mooi’ en zelfs ‘prachtig’ om hun geliefde kiekjes te beschrijven en hangen hun Olaf bij voorkeur op prominente plaatsen, zoals boven hun bank of in de kinderkamer en niet, uit zuiver kokette overwegingen, op het toilet. Zo ook de vrijdagavond, die nu een verdacht koude hand in mijn nek had gelegd en vergenoegd naar het ingelijste rouwtafereel staarde.
Vrijdagavond vond de Olafs tot mijn schrik niet alleen prachtig, maar ook rustgevend, minimalistisch en puur en terwijl ik me losmaakte uit de kille greep en om me heen keek, realiseerde ik me dat de Olaf-esthetiek ook consequent was doorgevoerd in de rest van het interieur. Behalve de bloedrode muur domineerde een oogverblindend wit. Naarstig speurde ik naar een gebruikt zakdoekje, een vuile onderbroek of een pizzadoos maar vond slechts een keurige doos Kleenex op het nachtkastje in een roestvrijstalen tissuehouder. Ook in de badkamer bleek dat vrijdagavond succesvol alle sporen van rotting had uitgewist. Het rook er naar synthetische den en terwijl ik de spierwitte badrand bevoelde, hopend op een verlossende haar, bekroop me de ondenkbare gedachte dat mijn gastvrije gezelschap hier toch van tijd tot tijd vieze dingen moest doen. Het was een zo desintegrerend idee, dat ik mijn maag moest vasthouden.
Als ik niet snel de werkelijke buitenlucht zou ruiken, zou ik ongetwijfeld de blinkende tegelvloer onder gekotst hebben, en zonder een woord tegen vrijdagavond stormde ik de badkamer uit, greep de gepoetste deurknop van de voordeur en denderde de trappen af. ‘Waar ga je heen?’ galmde het achter me, maar ik was niet meer in staat om te antwoorden. Voor ik het pand verliet ving ik nog net een glimp op van de blonde lokken van de vrijdagavond en hoorde een beteuterd: ‘Het was net zo gezellig.’ Opgelucht snoof ik vochtige stadslucht naar binnen, keerde huiswaarts en nam me voor om mijn vrijdagavonden voortaan niet alleen naar hun naam te vragen maar ook of ze een Erwin Olaf hebben.
NP