NP
Het zal u als babyboomer niet ontgaan zijn: Koot en Bie waren even terug. Ik zat met mijn ouders voor de buis. Net als toen. ‘Jouw generatie heeft vooralsnog geen satire voortgebracht van een dergelijk niveau’, zei mijn moeder weemoedig. De schat. Ik aanschouwde de onsterfelijke Vieze Man. Mijn moeder had gelijk. Dat vindt mijn generatie zelf ook. Wij (als ik ook eens zo vrij mag zijn om voor ‘ons’ te spreken) staren liever in het verleden voor het goede voorbeeld.
Vroeger, mijnheer de oude bok, was alles inderdaad beter. Boter werd nog gemaakt van echte melk, jurken van echte gordijnen en op straat kon je zomaar Jan Cremer tegen het jonge lijf lopen: een échte rebel. Er werd weliswaar toen ook al gezegd dat vroeger (nog vroeger) alles beter was, maar die mening was gelukkig nog voorbehouden aan de stinkende, kreupele vijand van de vooruitgang: de ouwe zak, met zijn belachelijke kapsel. U dus, inmiddels.
Continue reading
Binnenkort hoef je met je ongemakkelijke artistieke date niet meer naar het Foam waar het wit, kil en tochtig is. Je kunt een kijkje gaan nemen in de nog warme studeerkamer van de enige echte God
van Nederland. Het huis van Harry Mulisch aan de Leidsekade wordt geopend voor het volk. Wie zijn nieuwste postume boek leest kan zich onmiddellijk voorstellen wat je daar zult aantreffen: een paradijs voor de kosmische Supernerd. Puzzelen pur sang.
Ik was op bezoek bij mijn vriend de kunstenaar. Hij kon in deze tijden wel wat steun gebruiken. Wat geld ook trouwens. En wat te eten. Toen hij de deur van zijn zolderetage voor me opende vermoedde ik meteen dat de magere stakker de afgelopen tijd maar een ding moest hebben gehad om op te kauwen: zijn pamfletten tegen de bezuinigingen.
Op de zolder rook het alsof er ergens onder de stapels papier een middelgroot zoogdier lag te ontbinden. Gelukkig, iets te eten had hij dus toch nog wel. De gesloten gordijnen voor het kleine raampje waren met ducttape aan elkaar geplakt, maar zelfs in het halfdonker was te zien dat de kunstenaar niet meer had schoongemaakt sinds het kabinet zijn handen had geamputeerd. Want zo voelde hij dat. Niet zo letterlijk natuurlijk (voor de tv lag ook gewoon nog zijn rukmatrasje) maar toch. Verstrooid en wat ongemakkelijk veegde hij een bergje tissueproppen van de bank om me een zitplaats aan te bieden. Zelf liet hij zich neervallen op een stapel kranten waar zo te zien de kortingsbonnen al uit waren geknipt.
Continue reading
Goed nieuws voor de jonge Nederlandse schrijver die nog niet is gedebuteerd: een generatieboek is niet meer nodig. U kunt zich weer richten op het jeugdsentiment van die specifieke knakworstlucht in de bijkeuken van uw grootmoeder in Ooy (nabij Zevenaar). Uw generatie is inmiddels uitputtend gerepresenteerd door hoofdstedelijke nachtdieren met een pen en een ondernemingsplan: Generatie Generatieroman. Deze künstlers hebben geen pretenties. Wel de Zeitgeist, de media èn, zoals elke betamelijke stroming, een nieuwe lichting critici: de vrolijke Fritzels van Literaturfest. Continue reading
Laat op de avond, toen Kader Abdolah beneveld langs me heen zeilde in een van de roodpluche gangen van de schouwburg, heb ik stiekem even aan zijn jasje geroken. Het zou de Ambrozijn geweest kunnen zijn, of de vervoering van het bal, maar ik meen me sterk een bedwelmend boeket te herinneren van gestookte mirre, granaatappelpitjes, geitenkeutels (de lekkere, droge soort), papyrus en stof. Continue reading