Er werd op de deur geklopt. Hard geklopt, zacht geklopt, maar toch vooral aanhoudend geklopt. Ik rolde mezelf uit bed en bewoog mij richting de deur. ‘Ik kom al,’ bromde ik, en draaide de deur uit het slot. Voor mij stond een kalende man in een bodywarmer, onder zijn arm had hij een koffertje met daarin allerhande gereedschap, vermoedde ik zo. Het hing hier ongetwijfeld om de loodgieter die ik besteld had voor mijn lekkende boiler. ‘Kom binnen, meneer,’ zei ik uitnodigend. ‘Schoenen uit.’
De man stak zijn hand uit. ‘Dat zijn goede werkmanshanden, meneer…’ ‘Kees,’ zei hij enthousiast met zijn hand schuddend. ‘Stephan,’ introduceerde ik mezelf, en rook voor de zekerheid even aan mijn handen. Ik vertelde Kees over mijn problemen. Over meisjes, een slecht gemaakt tentamen, maar vooral over mijn lekkende boiler die ervoor verantwoordelijk was dat mijn hele badkamer nat stond. Ik leidde hem naar binnen, hij trok een vies gezicht toen hij merkte dat zijn sokken het boilervocht gulzig opsponsten. ‘Dat heb ik nou de hele tijd,’ lachte ik, ‘zie je hoe vervelend? Daarom ben ik blij dat je er bent, Kees. Blij dat jij het in orde gaat maken. Kan ik je soms wat te drinken aanbieden?’ Daar hoefde hij niet lang over na te denken. ‘Heb je ook kof-‘ ‘Warme choco!’ riep ik uit. Ik holde naar de keuken, waar ik meteen aan de slag ging met pannetjes, melk en verse cacao. ‘Dit is goede cacao, Kees,’ brulde ik met de garde zwaaiend, ‘hier is geen slaaf aan te pas gekomen. Moet je proeven!’
Ik schonk mijn favoriete mok vol en reikte die Kees aan. ‘Wacht, er mist nog iets.’ Ik rende terug naar de keuken en haalde een bus met slagroom uit de koelkast. ‘Zo is hij nog lekkerder,’ praatte ik Kees bij, terwijl ik zijn warme traktatie smoorde in slagroom. ‘Dit is natuurlijk geen verse slagroom, maar daar heb je vast begrip voor. En nu terug aan het werk, het is hier geen koek- en zopietent. Haha!’ Ik knipoogde, sloeg hem op zijn schouder en ging ontbijt maken voor mezelf. Net toen ik Kees ook wat wentelteefjes wilde aanbieden, ging nogmaals de deurbel. ‘Welkom, bezoeker,’ sprak ik. Deze keer tegen een jonge vent in de kracht van zijn leven, die desondanks een fleece jack aanhad. Daaronder droeg hij een spijkerbroek en schoenen van het Duitse merk Puma. ‘Jij komt zeker voor mijn internetverbinding?’ Hij knikte gedwee en maakte aanstalten om gelijk door te lopen naar mijn modem. ‘Wacht even, vriend. Eerst je schoenen uit, en daarna netjes voorstellen.’ De internetreparateur stak zijn hand uit. ‘Niet aan mij, oen. Ik ben gewoon Stephan, stel je liever aan Kees voor.’ ‘Teun,’ zei hij. ‘Kees,’ zei Kees. ‘Uitstekend, uitstekend,’ mompelde ik. Dit ging de goede kant op.
Het leek mij een goed idee om te twee handwerkers voorlopig met rust te laten en me verder zo normaal mogelijk te gedragen. Het was gewoon een dag als alle anderen, bovendien voelde ik het als mijn plicht als werkverschaffer om hen niet te storen. Ze moesten zich zeker niet ongemakkelijk voelen omdat ze mij in mijn bestaan stoorden. Een natuurlijk habitat moest ik ze bieden, het liefst door mij te gedragen alsof ze er niet waren. Ja, dat was de enige juiste aanpak. Ik moest mijn dagelijkse routine afwerken en zeer zeker niemand storen. En dus at ik mijn wentelteefjes, keek naar Goedemorgen Nederland met Sven Kokkelman en draaide een wasje. Toen het daarmee gedaan was, ontdeed ik mij van mijn pyjama en liep naar de badkamer waar Kees geestdriftig aan het sleutelen was. ‘Ik neem even een douche, oké? Stoor je vooral niet aan mijn genitaliën. Onthoud: ik ben er niet.’ Tevreden constateerde ik dat hij niet afgeleid raakte, en stapte onder de douche. Ik sloot het douchegordijn – zo gastvrij ben ik nu ook weer niet – en zeepte me in onder het luidkeels zingen van een van de recente hits van de Amerikaanse electropopsensatie Lady Gaga. Toen mijn lichaam weer hoentjesfris was, opende ik het gordijn voor een vraag. ‘Kun je mij die handdoek even aangeven?,’ riep ik terwijl ik de kraan dichtdraaide. De arm van Kees met daarin mijn blauwe handdoek wurmde zich langs het douchegordijn. ‘Niet jij,’ zei ik, ‘Ik wil dat Teun het doet. In dit huis wordt gewerkt op basis van een eerlijke taakverdeling. Je hoeft niet altijd al het hooi op je vork te nemen, Kees. Dan lopen mensen over je heen. Kom, we roepen Teun erbij.’ Samen riepen we Teun en iedereen lachte content toen ook zijn sokken aan de nattigheid moesten geloven. Nadat ik me grondig had afgedroogd, hoorde ik nogmaals geklop aan mijn deur. Wat een verwennerij!
Vol verwachting opende ik de deur voor mijn derde gast. ‘Schoenen uit,’ zei ik preventief. ‘U komt zeker voor de elektriciteit? Welkom. Dit zijn mijn vrienden Kees en Teun. We vormen een mooi stel samen, mensen complimenteren ons er voortdurend mee. Maar over naar de orde van de dag: mijn elektriciteit doet het niet.’ De elektricien, hij stelde zich niet eens voor, liep naar binnen. ‘Maar het licht is gewoon aan,’ constateerde hij. ‘Niet,’ ontkende ik, en drukte snel op de schakelaar. ‘Wel,’ zei hij, en deed het licht weer aan. Ik gaf de stoppenkast een kopstoot. ‘Ziezo, je zat er gewoon naast. Helemaal niets doet het hier.’ Op dat moment kondigde Teun zich aan met zijn diagnose voor het internet. ‘Iemand heeft slagroom in je modem gespoten,’ zei hij niet geheel vrij van verbazing. ‘En iemand heeft een wentelteefje in je waterleiding gepropt,’ galmde het vanuit de badkamer. Het ontging me niet dat de drie mannen me beschuldigend aankeken.
‘Jongens, dit is niet wat jullie denken. Ik wilde het alleen gezellig maken, voor de feestdagen. Dat is toch geen misdaad?’ Kees twijfelde, maar de elektricien en Teun waren al morrende op weg naar de uitgang. ‘Heb ik jullie dan niet gevoed? Jullie in contact gebracht met elkaar, een mogelijkheid op nieuwe vriendschappen geboden? Heb ik jullie niet een klein beetje warmte geboden in deze koude decembermaand?’ Ook Kees liep nu achteruit, voorzichtig als een ballerina in een mijnenveld. ‘Ondankbare honden!’ riep ik. ‘We hadden het zo mooi kunnen hebben samen. We hadden een illuster viertal kunnen vormen, denk nou toch eens na!’ Teun trok als eerste zijn schoenen weer aan en hoorde iets kraken. ‘Ik had het eigenlijk voor later willen bewaren,’ zei ik, terwijl hij verbaasd een speculaaspop uit zijn schoen viste. Ook Kees en de elektricien vonden nu hun cadeautjes, een chocoladeletter en een vriendschapskettinkje. Teun en Kees legden hun verassingen op het aanrecht en verdwenen zonder te groeten. De elektricien deed zijn kettinkje om en volgde hun pad. Eens temeer was ik alleen.
Verslagen schoof ik een banketstaaf in de oven en viel in slaap. Nadat ik weer ontwaakte, haalde ik het aangebrande baksel uit de oven en spoelde het door de wc. Ik belde de huismeester voor een reparatieverzoekje.