pw2– Bedankt dat u in deze uitzending wil zitten, we gaan het vandaag hebben over uw nieuwe roman, uw veertiende alweer. Gister werd het boek gepresenteerd. Tevreden?

– Ja, zeker. Ik heb een aantal mooie reacties gehad, daar ben ik blij om. Het is altijd weer spannend wat zo’n boek doet, afwachten wat het werk bij mensen losmaakt. Ik krijg van veel kanten te horen dat ik een snaar heb weten te raken. Dat vind ik mooi.

– U noemt het een snaar; veel mensen noemen u en uw boek ook racistisch.

– Zij hebben het boek verkeerd gelezen, eendimensionaal. Het is te gemakkelijk om een boek naast je neer te leggen en te zeggen: ‘ik vind er dit en dit van’.

– U ontkent dat uw boek racistisch is?

– Stellig.

– Toch gaat de roman over raciale verschillen en lijkt het erop dat u ook onderscheid maakt tussen verschillende groepen mensen, dat u licht hiërarchisch te werk gaat.

– Misschien dat er een en ander doorschemert, ja.

– U laat een van uw hoofdpersonages zeggen: ‘Een voor een wil ik hun ingewanden eruit rukken en voeren aan de varkens. Want lager dan zwijnen zijn ze, de joden. Elke jood verdient het om op beestachtige wijze geslacht te worden.’
– Ah, doelde u op die passage.

– Het blijft niet bij die passage. Even later laat u de hoofdpersoon een joods verzorgingstehuis in de fik steken. ‘Zes miljoen woonden er niet, maar alle beetjes helpen’, schrijft u.

– Er staat ‘wonen’ als ik het mij goed herinner. Tegenwoordige tijd.

– De boodschap blijft hetzelfde.

– Klopt. In die scene probeer ik heel erg duidelijk te maken hoe mensen omgaan met elkaar. Ik probeer daar de mechanismen achter de Westerse omgangsvormen bloot te leggen.

– De passage is racistisch.

– Ach, om bepaalde zaken duidelijk te krijgen kan je er soms niet omheen heldere taal te gebruiken. En let wel op, dat zijn woorden en gedachten van de hoofdpersoon, niet van mij.

– U identificeert zich op geen enkele manier met de hoofdpersoon?

– Nee. Die twee zaken moeten strikt gescheiden gehouden worden.

– Uw hoofdpersoon is 42, lang, dun en rijdt Ford Escort, net als u.

– Dat zijn van die toevalligheden.

– Jullie hebben allebei een moedervlek onder het linkeroog, hebben op dezelfde basisschool gezeten en roken beiden uitsluitend Gauloises. Jullie hebben dezelfde naam en dezelfde vrouw.

– Ja, gek he hoe zo’n verhaal zich ontwikkelt? Ik stond er zelf ook van te kijken.

– Maar u bent op geen manier verbonden met uw hoofdpersoon?

– Nee, al zijn er natuurlijk wel wat trekjes die we gemeen hebben.

– U woont op hetzelfde adres als uw hoofdpersoon.

– Ja zulke dingetjes bijvoorbeeld. Maf niet?

– U blijft erbij dat u niets met de hoofdpersoon te maken heeft? Dat u de hoofdpersoon niet, om het maar eenvoudig te zeggen, bent?

– Zeker. Personages en auteur moeten strikt gescheiden worden, zoals ik zei.

– Dus de denkbeelden van de hoofdpersoon zijn niet de uwe.

– Zeker niet.

– Wel is van u bekend dat u zeer actief bent bij Stormfront en meerdere White Prideorganisaties.

– Een schrijver moet zijn research doen.

– In 2006 werd u opgepakt voor de zware mishandeling van een dertienjarige joodse jongen.

– Hoe komt u aan die informatie?

– Het stond in alle kranten.

– Ik ben daar nooit voor vervolgd.

– U ontkent uw schuld?

– Ja. Zoals ik u al zei. U moet mij als persoon en de hoofdpersoon in het boek niet met elkaar verwarren. Ik ben geen racist.

– Maar, meneer..

– Ja?

– Op de achterflap van uw nieuwste roman poseert u met een brandende swastika en een vierkant snorretje. Uw arm gestrekt.

– Ik kan mijn argument blijven herhalen, maar het heeft geen zin. U heeft mijn roman niet goed gelezen.

Archief