Mensen met een mening over Philip Huff zijn te verdelen in twee groepen. Aan de ene kant heb je mensen die deze bedelende beunhaas willen opsluiten voor verstoring van de openbare orde en aan de andere kant staat een groep analfabeten. Aangezien u dit leest heet ik u van harte welkom in de eerste groep. Huff is de aanvoerder van de meute scharrelaars en sjacheraars in de Nederlandse letteren die zichzelf schrijver noemen. Het is tijd voor een afrekening.
Dat Huff zo lang door kon gaan met zijn afperspraktijken komt doordat hij Italiaanse technieken hanteert: wie kritiek heeft wordt publiekelijk met leugens aan de digitale schandpaal genageld. Mijn geliefde mederedacteur AS kan hier over meepraten. (Ik ga hier alvast bekennen dat ik geen contract heb bij Querido, dat ik niet getrouwd ben met de vrouw van AS, dat ik niet het buitenechtelijke kind ben van AS, dat ik niet geadopteerd ben door AS, dat ik niet zijn schoonzoon ben en dat dit laatste wel anders was als het aan mij had gelegen; ik vind AS gewoon een beregeile vent, vooral als hij rode vlekken in zijn nek krijgt als ik overenthousiast vraag naar zijn favoriete passage in Reves De taal der liefde.)
Huff is een rancuneuze lul die het niet trok dat hij tweemaal één ster kreeg in recensies in Het Parool en daarom een stuk schreef in Hollands Maandblad waarin de hij integriteit van recensenten in twijfel ging trekken. Nou is onlangs gebleken dat bij een recensent daar redenen voor waren, maar in plaats van dat Huff zijn morele geblaat dáártegen richtte, wist hij niet hoe snel hij de zaak moest afleiden door weer zijn eigen kruistocht tegen AS te voeren. Dat hijzelf geen enkele moeite heeft om wekelijks zijn tong tussen de billetjes van Joost de Vries te halen kan men afdoen als hypocriet, maar dat is wel erg makkelijk. Zo schreef Huff in Hollands Maandblad in een online addendum dat ‘De Vries hem nog nooit heeft gerecenseerd’. Dat deze knullen het wel erg gezellig hebben met hun negenenzestigfellatio lezen we regelmatig terug in De Groene. Joost zorgt ervoor dat Huff nog ergens zijn stukken kwijt kan en is daarbij niet de beroerdste om, tussen het fysiek bevredigen door, een van Huffs boeken te prijzen als een boek dat ‘zo mooi romantisch en tegelijk melancholisch het studentenbestaan’ beschrijft.
Gelukkig heb ik nog nooit een boek van Huff gelezen. Ik heb weleens Niemand in de stad uit de kast gepakt op een huisfeestje, het opengeslagen, de pagina’s gescand, snel het boek teruggezet en bedacht dat ik die verspilde secondes van mijn leven nooit meer terugkrijg. ‘En nu heb ik haar kutvocht geproefd. De bacteriën zijn binnen.’ Dit waren de elf imbecielste woorden die u in dit stuk zal aantreffen. Het kostte me vijf glazen stolichnaya om mijn hersencellen met een precisiebombardement te doden.
Maar de moloch Huff is moeilijk tot stilstand te brengen. Gelukkig is er al enkele jaren geen boek meer van hem verschenen (waarover zo dadelijk meer). De laatste jaren heeft hij zijn bakens verzet naar het televisiescherm. In ieder praatprogramma komt hij opdraven als “jonge schrijver” om clichématige verhalen af te steken over een generatie en een beroepsgroep waar hij niet toe behoort. Voor het onvolprezen VPRO Mondo deed hij een oproep om gezellig samen De pest van Camus te lezen: ‘Als schrijven het communiceren van gedachten en gevoelens is, en je doet dat met een boek, dan doe je dat natuurlijk ook met de individuele zinnen in dat boek.’ Waarom iemand deze ontsnapte zwakzinnige voor een camera zet is mij geheel onduidelijk, maar ik vind het vooral getuigen van weinig empathie bij een redactie dat ze deze man niet tegen zichzelf in bescherming nemen. In Dreamschool stelt Huff dat hij ‘het gevoel heeft dat de camera’s invloed hebben op hoe we ons gedragen’. Ik dacht dat zijn gedrag veroorzaakt werd door een noma-infectie in zijn kasplantenkop, maar voor dit moment gun ik hem het voordeel van de twijfel.
De reden dat Huff zo vaak voor een camera wordt getrokken is het feit dat hij zichzelf presenteert als schrijver. Een van de karakteristieken van schrijver zijn is dat de persoon boeken schrijft. Een op het oog sluitende logica, maar we hebben eerder gezien dat voor talkshowtroubadoers, zoals Joost Zwagerman, deze universele wet niet lijkt te gelden. En het is toeval dat ik een van PC’s gevallen knuffelklootzakken noem, want Huff heeft wel wat weg van de Zwaag. Een liefde voor het Letterenfonds, bijvoorbeeld.
In 2016 kondigde Huff een transfer aan van De Bezige Bij naar Das Mag. ‘Daniël & Toine hebben me al eerder gevraagd om een boek met hen te maken. Dat lijkt me heel leuk’, kondigde hij op Twitter aan. We zijn inmiddels een kleine vier jaar verder en nog steeds is er geen boek. Ik pluis iedere prospectus uit om te lezen waarover Huff zal schrijven. Zal het gaan over een man van middelbare leeftijd die schrijver is, afwisselend in Amsterdam en New York woont, geconfronteerd wordt met zijn middelmatigheid en zich verliest in drank en pillen? Maar tot nu toe heerste stilte in de Staalstraat. Ik toog naar de Gaeper en liep daar een van de jonge pr-stagiaires van Das Mag tegen het lijf. Na twee breezers vertrouwde ze me boven een glas canei toe dat er van Huff ‘helaas momenteel niets gepland staat’.
Die helaas laat ik helemaal aan mijn kleine blonde vriendin, er verschijnen genoeg andere slechte boeken om kapot te recenseren. Het gaat mij om die 15.000 euro subsidie die Huff in 2016 van het Letterenfonds heeft gekregen voor een boek dat niet gaat verschijnen. Begrijp mij niet verkeerd, ik ben voorstander van cultuursubsidies en wil niet het hele land een grote Brabantse varkensschuur wordt. Al krijgen wij geen cent voor het maken van dit blad en lopen wij als redacteuren eerst langs de Pels om te zien of er een gulle bekende zit voordat we op het terras durven plaats te nemen, we zijn niet rancuneus. Ik gun Philip Huff vrij veel, een grote spiegel waarvoor hij zich kan aftrekken en op een zonnige dag gonorroe toe.
Huff kan dus plaatsnemen op de graaistrafbank, er is een plek vrij tussen Klaas Dijkhoff en Theo Hiddema. Borgsom? 15.000 harde knaken, graag over te maken naar NL50INGB0002903882. Beschouwen wij het als zwijggeld en kunnen we ons weer gaan bezatten in de kroeg. We praten dan helemaal nergens meer over.
TD