In HP/De Tijd, het blad voor de hardwerkende man te Almere, stond een interview met Henk van der Meyden. Over Van der Meyden las ik in een profiel in het blad De Journalist ooit dat hij “mosgroene” tanden heeft. Op de foto’s bij het interview viel dat niet te controleren: Van der Meydens tanden blijven buiten zicht.
Het is een fascinerend interview: de interviewer benadert Van der Meyden met het dédain waarmee een journalist doorgaans een paria tegemoet treedt, maar Van der Meyden draait het om: hij is een icoon, en de enige die dat nou niet doorheeft, is de journalist die fysiek tegenover hem zit, maar in intellectueel opzicht reikt tot hoogstens zijn knieën.
Van der Meyden vertelt over zijn nieuwe musical Crazy Shopping. “Mijn vrouw en ik doen research, daarna maken we het.”
De journalist zegt zo smalend mogelijk: “U bent gaan winkelen met uw vrouw?”
Van der Meyden: “Praat toch niet zo dom, joh. Shopping is de grote trend, er zijn wel veertig boeken over geschreven. Ik heb me erin verdiept.”
Hij zegt niet, maar het staat er wel: “En jij duidelijk niet.”
Hoe verder het interview vordert, hoe indrukwekkender ik Van der Meyden ga vinden. Indrukwekkend op een gewiekste manier, dat wel, want de mores van de tweedehand autoverkoper blijven aan hem kleven. Maar toch. Hij spreekt een man die duidelijk in zijn eigen kring en in zijn eigen hoofd een instituut is, en die allerminst onder de indruk is van de ironische kijk daarop van een buitenstaander. Bovendien blijkt Van der Meyden een bijna Brits gevoel voor understatement te hebben. Over Herman van Veen zegt hij: “Herman zweeft al een tijdje.”
Grappig, denk ik terwijl ik dat lees, dat de man die alleen maar kon schrijven in RONKENDE HOOFDLETTERS!!!! zo subtiel kan formuleren. Maar dan komt er opeens een fascinerende passage voorbij. “Het mooiste is dat ze vroeger schreven dat ik niet kon schrijven. De musical Josephine kreeg een juichende kritiek in de NRC. De schrijver is ene I.D.A. Washington, schreven ze, dat zou wel een Amerikaans schrijverscollectief zijn. Terwijl wij met z’n tweeën Josephine hadden geschreven, ha ha.”
Verdomd. Zou het? Zou ik naast de denker ook de stilist Henk van der Meyden hebben onderschat? Ik trek zijn dikke boek Privé Geheimen uit mijn kast, ” het vervolg op de bestseller Privé over Privé!”
Ik sla het open bij hoofdstuk Mijn Circusliefde. “Circus – het woord klinkt als zweepgeknal. Circus, het heeft mijn hart sinds mijn kindertijd geraakt. Ik hou van die magische cirkel, de piste waarin alles gebeurt. De cirkel van de waarheid.”
Een ander hoofdstuk heet Yvonne. Dat begint zo: “Er kwam een meisje bij ons in de straat wonen. Ze heette Yvonne en was dertien jaar, even oud als ik. Ze was heel mooi, met een bijzonder smal gezichtje. (…) Zo teer, zo breekbaar. Maar ik vond haar toch vooral mooi omdat ze rood haar had, net als ik.”
Over dat rood haar schrijft hij elders in het boek: “Ik heb rood haar en als een kind ooit ergens mee gestraft kan worden is het dat wel. Rood haar, dat was iets belachelijks. Iets lelijks. Ik werd ermee gepest. “Vuurtoren!” “Lelijke vuurtoren!” Kinderen kunnen hard zijn. (…) Het deed me altijd weer pijn. En het hield niet op.”
Ik blader terug en val in een hoofdstuk dat emotioneel lijkt te zijn bedoeld. “Het werk heeft me opgeslokt en is bezig me op te vreten. De roem is een mooi rookgordijn geworden, waarachter ik gelukkig lijk te zijn. Maar het verbergt het eigen ik steeds meer.”
Ik sla het boek weer dicht, in de geruststellende wetenschap dat het geheugen soms niet bedriegt. “Het eigen ik”. Dat zal niet van een Amerikaans schrijverscollectief zijn.
LV