JG laat zijn kartelrandje zienEerst werd er bij ons thuis nog met ongeloof op gereageerd. Pas aan de trillende handen van mijn vader tijdens het afweken van de vangst van de dag zag ik hoe zwaar het hem viel. Met moeite kon hij het stukje van de envelop boven het ventiel van het fluitketeltje houden. De postzegel was allang klaar om eraf getrokken te worden, maar nog steeds staarde vader alleen maar in de stoom, terwijl het zegeltje – een 70-cents Koningin Beatrix type ‘Struycken’, postfris niet meer dan een euro waard, maar toch -langzaam kromtrok onder de hete damp.

Die dag was begonnen als elke andere. Na het ontbijt zette moeder koffie, en met de halfvolle beker en een stuk ontbijtkoek, zette ik de computer aan, om even snel nog op postzegelblog.nl, het online postzegelmagazine, te kijken. Het gonsde al van de geruchten, maar gelukkig durfde een van de gebruikers van het forum naar het postkantoor te gaan, waar hij een schriftelijk bevestiging vond van de op handen zijnde verandering. De waardeaanduiding in eurocenten, die mysterieuze getallen waarvan je nooit echt wist hoe ze tot stand waren gekomen, 44, 88, 2,20, zouden plaats maken voor een ferme 1 of 2. Nu is het natuurlijk duidelijk dat postzegelverzamelaars niet van verandering houden, zeker niet als ze hun 1906-serie Tuberculosezegels nog niet compleet hebben. Maar de woede die ik overal zag was een rechtvaardige woede, niet alleen ingegeven door conservatisme. Een paar jaar geleden hadden we immers nog zitten lachen om de buurman, toen de politie overstapte op het C2000-systeem, en hij niet meer naar zijn politieradio kon afluisteren met zijn scanner. Hij tuiniert nu. Maar het lachen is ons vergaan, nu ook onze hobby van hogerhand de nek om wordt gedraaid. Deze beslissing van de uw posterijen komt als afsluiter van een lange reeks incidenten die het de rechtgeaarde postzegelverzamelaar steeds moeilijker maken een fatsoenlijke collectie aan te leggen: het mailtje, de postbode in korte broek, de zelfklevende en de digitaal uitprintbare postzegel. Wij zijn geen verzamelaars van suikerzakjes!

Met enige jaloezie kijk ik dan ook naar het buitenland, en dan met name de landen in het voormalig Oostblok, waar hele ministeriën van Posterijen zorg dragen voor het elk jaar maar weer uitbrengen van de prachtigste postzegels, op formaten die soms zelfs het formaat van een ansichtkaart overtreffen, in diepe kleuren gedrukt, met afbeeldingen die kunnen variëren van oude stoomtreinen tot sporters, in- en uitheemse dieren, componisten, zeehelden, monumentale gebouwen, staatslieden en landschappen. Dat deze postzegels vooral gekocht worden door buitenlandse postzegelverzamelaars, en de winsten hiervan veelal direct de zakken ingaan van de hoofden der posterijen, moet niet als bezwaar worden gezien. Dat is een kleine prijs voor de vreugde die talloze filatelisten ondergaan bij het onderbrengen van deze kunststukjes in hun collectie. Sterker nog, ik sta zelf op internationale postzegelcongressen me soms te schamen voor de positie die Nederland bekleed in de postzegelwereld. Vrijwel niemand spaart Nederlandse postzegels, en dat terwijl het omgekeerd wel het geval is! Ik heb zelf een prachtige collectie Zwitserse postzegels (een land van grafici, dat zie je zo), veel collega’s van mij doen aan Belgisch Congo, Duitsland of Japan. Maar geen wonder dat niemand Nederland verzamelt. Kijk maar naar die fantasieloze tot enkele puntjes gereduceerde portretten van onze koningin, op zichzelf al geen plaatje, of uw 44-cents zegel uit 2009, slechts gesierd door een foto van de fuut. Een foto nog wel! Dat had toch op zijn minst een aquarel, ets, of godbetert, een ecoline-tekening kunnen zijn? En dan is de fuut qua vogel ook wel een heel gemakzuchtige keuze. Waarschijnlijk uitgekozen door een ontwerper wiens kennismaking met de natuur beperkt is gebleven tot een rondje Vondelpark, en dat terwijl erin onze eigen Hollandse polder genoeg te vinden is qua vederpracht! Bruine, grauwe en blauwe kiekendieven, zilverplevieren, appelvinken en rietgorzen, ik kan nog wel even doorgaan, en veel van mijn collega-filatelisten, waaronder ook een groot aantal vogelliefhebbers, met mij. Om terug te komen op het onderwerp, hoe denkt u dat er nu nog buitenlanders overgehaald kunnen worden om Nederlandse postzegels te gaan verzamelen, met die lullige één of twéé? Nooit meer kunnen ze in een album een heel blad volkrijgen met één reeks postzegels (bijvoorbeeld de Juliana-reeks), met postzegels in alle mogelijke waarden, van 3 centen tot 60, met daartussen klassiekers als de 12½, de 17½? En hoe moeten ze de postzegels opzoeken in de Stanley Gibbons Stamps of the World catalogus, als ze, de Nederlandse taal natuurlijk niet machtig, alleen maar het cijfer 1 of 2 hebben om hun zoektocht mee te beginnen?

Eens te meer heb ik het idee gekregen dat uw organisatie zich niets meer ten doel stelt dan het zo efficiënt mogelijk verspreiden van de aan u toegewezen post. En daarbij voorbijgaat aan de inherente charme van de brief met gekalligrafeerd adres en zorgvuldig uitgekozen postzegel. Ook zou ik graag de postkoets terug willen.

Hoogachtend,

Uw boze filatelist,

JG

Archief