AJ heeft er kijk opVoor de liefhebbers, het zinderende en met ingehouden adem te lezen betoog van VVD-cultheld Arend-Jan Boekestijn. Iets over Afrika, ofzo.

Het geluid dat NGO’s in Den Haag laten horen reikt ver. Buitenlandse journalisten verbazen zich erover. Nergens in de wereld krijgen NGO’s zo’n groot deel van het nationale ontwikkelingsbudget. En nergens hebben zij zo’n grote invloed op het beleid.

De verklaring voor die grote invloed is niet zo moeilijk. Ons ontwikkelingssamenwerkingbeleid kreeg gestalte in een verzuilde samenleving waarin NGO’s hun eigen eveneens verzuilde partij meebliezen. In deze constellatie van krachten werd een deel van de uitvoering van het beleid gedelegeerd aan verzuilde organisaties die reeds ervaring hadden met lokale organisaties en groepen in de Derde Wereld.

Die ontwikkeling was helemaal niet zo vreemd. Hulp van Westerse regeringen aan regeringen in arme landen is immers altijd problematisch. Voor dat je het weet houd je een dictator in het zadel. En voor dat je het weet eindigt ontwikkelingsgeld op een Zwitserse bankrekening. In een dergelijke situatie is er veel voor te zeggen om NGO’s, die immers meestal niet met regeringen samenwerken, van onderop te laten opereren.

Door deze logica en de verzuiling raakte politieke partijen sterk verweven zijn met de NGO’s. Om een paar voorbeelden te noemen. De vorige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking Van Ardenne (CDA) was vice-voorzitter van Cebemo (nu onderdeel van Cordaid) en Secretaris Van Unicef Nederland. De minister daarvoor, Herfkens (PVDA), was actief in Novib. En de voormalig OS woordvoerster van Groen Links, Karimi, leidt tegenwoordig Novib. Zo zijn er nog vele voorbeelden.

Die verwevenheid garandeert een grote invloed op het beleid. Kamerleden krijgen een voortdurend een stroom van informatie te verwerken van de lobbyisten van de NGO’s en zelfs van een professioneel lobbybureau. Dit leidt tot de kolderieke situatie dat door NGO’s geformuleerde Kamervragen door Kamerleden worden overgenomen. Soms zelfs letterlijk.

Ideologisch verschillen die verzuilde NGO’s natuurlijk van elkaar maar over een vraag zijn zij het altijd eens. Hulp in de huidige vorm helpt. Wee je gebeente als men daar aan durft te twijfelen. Er staat in Nederland een batterij aan ontwikkelingseconomen en dominees klaar die iedereen die kritische kanttekeningen maakt van repliek dient.

En toch is er sprake van een aanzwellende kritiek op ontwikkelingssamenwerking. Vroeger was alleen de VVD kritisch over ontwikkelingssamenwerking. Tegenwoordig stellen ook de PVV en Ton kritische vragen over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. En uit recente enquetes blijk dat ruim 60% van de Nederlandse bevolking deze zorgen deelt. Dagbladen en tijdschriften publiceren meer kritische artikelen dan vroeger. Ook hulpverleners en ex-hulpverleners laten zich daarbij niet onbetuigd. De NGO’s kozen een nogal defensieve lijn of hielden zich koest.

Minister Koenders begreep dat hij iets moest doen. Hij koos de vlucht naar voren. In een lezing aan de Universiteit Amsterdam kondigde hij aan dat hij de hulpindustrie zou gaan openbreken. Hij achtte de versnippering van de NGO wereld niet meer van deze tijd en nam maatregelen om de ontwikkelingswereld te stroomlijnen. Er moest wat meer geëvalueerd worden en de NGO’s moesten zich meer gaan richten op onze zogenaamde partnerlanden. Er was dus geen sprake van een fundamentele hervorming waarin ook de neiging van NGO’s om zich op de sociale sectoren te richten aan de orde werd gesteld.

De meeste partijen in de Kamer leek ook helemaal niet geïnteresseerd in een inhoudelijke discussie. Zij maakten zich voornamelijk kwaad over het feit dat de Minister het woord hulpindustrie in de mond had genomen. Het was duidelijk, de NGO’s hadden niets te vrezen. Een meerderheid van de Kamer besloot het Medefinancieringsstelsel (MFS II in de volksmond) te accorderen. In de periode 2011 tot 2015 krijgen de NGO’s die voldoen aan de criteria 2,5 miljard uitgekeerd.

Bij dat debat gebeurde echter iets heel opmerkelijks dat de NGO’s nog lang zal achtervolgen. Uit een tussentijdse evaluatie van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken bleek dat er tijdens de huidige subsidieperiode die loopt van 2007 tot 2010 (in de volksmond MFS I) een afspraak was gemaakt die lang niet door alle NGO’s was nagekomen. In oktober 2006 had het ministerie met de NGO’s afgesproken dat 15% van de jaarlijkse toegekende subsidie zou worden geëvalueerd in de vorm van programma evaluaties. Dat was reeds een zeer bescheiden percentage. Het IOB stelde echter vast dat sommige NGO’s die 15% afspraak niet jaarlijks hadden geïnterpreteerd maar vierjaarlijks (dus de hele subsidielooptijd) waardoor het jaarlijkse percentage uitkwam op een schamele 3,6 %. Ook hadden sommige NGO’s nog steeds niets geëvalueerd.

Hierdoor ontstond de merkwaardige situatie dat de Kamer gevraagd werd om een besluit te nemen over het MFS II stelsel voor de periode 2011-2015 zonder dat er de mogelijkheid bestond om lessen te trekken uit de evaluaties van het MFS I stelsel van de periode 2007-2010.

Het is moeilijk voor te stellen dat de Kamer een dergelijke procedure zou willen accorderen voor elk willekeurig ander beleidsterrein. Hier gebeurde dat echter wel. Een ruime meerderheid van de Kamer accordeerde het MFS II stelsel. En een motie van de VVD om het debat uit te stellen totdat de evaluaties van het MFS I stelsel beschikbaar zouden zijn zodat er lessen zouden worden getrokken voor MFS II werd verworpen.

Deze gang van zaken en de arrogantie waarmee deze procedure werd verdedigd staat in schril contrast met de wens van een meerderheid van de Nederlandse bevolking om het OS beleid effectiever te maken. Het toch al aan erosie onderhevige draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking zal door deze gang van zaken verder afnemen. Het is dan ook voorstelbaar dat bij de volgende kabinetsformatie deze afspraak met de NGO’s voor de periode 2011-2015 aan de orde zal worden gesteld.

Het is verbijsterend om te zien dat een ruime Kamermeerderheid plus de NGO’s zelf zo onverstandig hebben geopereerd. Men hoeft niet helderziende te zijn om te kunnen bedenken dat het behoud van het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking fundamentele hervormingen vereist. Wat was het mooi geweest als NGO’s zelf initiatieven hadden genomen om zich veel meer te gaan richten op de private sector waar immers de groei vandaan zal moeten komen. Wat was het mooi geweest als NGO’s hadden erkend dat veel activiteiten die dienen om het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden te versterken vaak stuklopen omdat het regime infiltreert. En wat was het mooi geweest als NGO’s zelf het initiatief hadden genomen om door middel van evaluaties van hun fouten te leren. Het heeft niet zo mogen zijn. Kennelijk beseft men in deze kringen nog steeds niet dat men danst aan de rand van de vulkaan.

Arend-Jan Boekestijn is woordvoerder defensie & ontwikkelingssamenwerking voor de VVD.

Archief