Een ingewikkelde meid

Op 4 maart 1986 maakte Richard Manuel zijn laatste restje cocaïne op, dronk hij het bodempje uit de fles Grand Marnier die hij nog had staan, en hing zichzelf op in een hotelbadkamer. Richard Manuel is mijn favoriete zanger. Toch moet hij volgens Babette Labeij, auteur van ZING!, in zijn muzikale leven iets fout hebben gedaan, net als Kurt Cobain, Phil Ochs, Herman Brood en Ian Curtis. Van zingen moet je namelijk bevrijd raken, verlossing vinden en gelukkig worden. Muziek, dat is een pleister om je verdriet en problemen om te zetten in ‘kracht en positief denken.’

Zelf was Babette Labeij ooit ook zangeres. Zoals vele kunstenaars die hun kunst aan de straatstenen niet kwijtraken, of schrijvers bij wie de pallets onverkochte debuutromans als Duitse Marken in het trappenhuis opgestapeld liggen, bedacht ook Labeij op een bepaald moment dat ze datgene waar ze geen succes in vond beter kon gaan onderwijzen. Als zangcoach werkte ze vervolgens bij IdolsX-Factor, Popstars en The Voice of Holland, en riep zo dus al minstens zes of zeven generaties aan Whitney Houston-epigonen over ons af. In haar vrije tijd probeert Babette Labeij daarnaast externe links naar haar eigen website te verstoppen in het aan haar gewijde Wikipedia-artikel. Op 16 oktober verscheen bij Nijgh & Van Ditmar haar boek ZING! – de meest verderfelijke ideologische uiteenzetting van een muzikant sinds Richard Wagners Het Joodse in de muziek.

‘Muziek’ aldus Labeij, ‘is de beste psychiater die ik ooit heb gehad.’ Behoorlijk onverantwoordelijk als u het mij vraagt, zo mensen maar af te raden om professionele hulp te zoeken. Opmerkingen als deze zijn niet bijzonder respectvol richting de geestelijke gezondheidszorg, terwijl die mensen zich ook maar te pletter werken om types als Labeij, die naar buiten één en al vrolijkheid en optimisme uitstralen, en dus van binnen wel psychische wrakken moeten zijn, er op te wijzen dat ze niet voor hun problemen kunnen vluchten door af en toe een ariaatje te blèren tijdens het koken.

Het is echter niet alleen de psychiatrie die in de piepzak komt te zitten. Terwijl therapie zijn betekenis verliest wordt de rest van het leven keihard getherapiseerd, en ook muziek wordt gereduceerd tot een van alle overige betekenis of waarde ontdane placebo en belandt als afvinkvakje in de utilistische calculus. Alles moet ons immers maar gelukkig maken, ons lichaam en onze geest gezond houden; elke activiteit moet een shot endorfine produceren. Bij Nijgh & Van Ditmar konden ze wel wat met die verkoop garanderende zelfhulpboodschap. In de najaarsbrochure werd op de pagina over ZING! meteen Erik Scherder – de enige boskabouter die bijverdient als neurowetenschapper, in plaats van gewoon rustig z’n eikeltjestabak te roken – er ook maar aan de grijze ringbaard bijgesleept, om aan het geheel zelfs een wetenschappelijk tintje te geven.

Hoewel het woord ‘passie’ – dat ook Labeij graag twee of drie keer per alinea gebruikt – ondertussen alleen in de martelporno van Mel Gibson nog enigszins z’n oorspronkelijke lading dekt, is het tegenovergestelde van dit blije gezemel natuurlijk overdreven romantisch. Een echte artiest hoeft niet per definitie een suïcidale verslaafde te zijn. Koeien geven melk, maar niet alle melk komt uit een koe: depressieve mislukkelingen hebben geweldige muziek gemaakt, maar niet elke goede melodie wordt bedacht door iemand die op het randje van de afgrond staat. Genoeg prutsers hebben zich bovendien vastgebeten in een vicieuze cirkel van ongeluk zonder ooit iets van waarde te produceren, en veel mensen kunnen vast plezier ontlenen aan zingen. Peuters kunnen ook kraaiend van enthousiasme losgaan op een rammelaar; honden op een tennisbal. Waarom zou de gemiddelde Nederlander niet van allerhande bezigheidstherapietjes op kunnen knappen? Ik wil niet beweren dat je niet gelukkig mag worden van zingen. Wel had ik van Nijgh tenminste een kwaliteitsgoeroe verwacht, in plaats van een dusdanig lege conceptie van kunst, muziek of literatuur.

Een definitie van muziek waar de cultusvolger iets mee kan is in ZING! niet te vinden. Naast een reclamefolder voor Labeijs zangacademie is het boek vooral een verzameling persoonlijke anekdotes over muziek. Wat heeft Babette daarin dan te melden? Ze houdt van ABBA. Christine McVie’s Songbird is een van haar ‘favoriete songs ever.’ De Beatles? ‘In mijn ogen de grondleggers van de hedendaagse popmuziek.’ ZING! bevat geen register met alle genoemde artiesten en nummers, maar wie dat wel wil hebben kan een maandje wachten en de Top 2000 erbij pakken. Wie geen zin heeft om een boek te lezen vol oppervlakkig gedweep dat waarschijnlijk voor ‘aanstekelijk’ door moet gaan, en waarvan zelfs de auteur in een zeldzaam moment van zelfreflectie opmerkt dat het misschien inderdaad ‘zum Kotzen‘ klinkt – doe daar dan wat aan, muts – kan ZING! beter laten liggen. Of er gewoon meteen een einde aan maken.

BN

Archief