Het was niet alsof ze er altijd over zat te klagen. Mevrouw Schrödermeier voelde zich alleen soms wat ongemakkelijk op straat. ’t Was ook allemaal zo anders geworden. Toen de Indiëgangers terugkwamen, had je daar helemaal geen last van. Maar nu, al die Turken en Surinamers en al die andere soorten mensen die ze op school nog bij volkenkunde hadden behandeld, daar voelde ze zich niet helemaal gemakkelijk bij.
En als ze dan ’s avonds terugkwam van de Rotary, dan stonden ze daar allemaal op straat, precies op de weg waar ze langs moest. Het was maar een klein eindje, en toch keek ze er altijd tegenop. Vroeger stonden er ook wel mensen buiten op te praten, tegen het hek geleund, en als er geen hek was, dan was er altijd wel ergens een paaltje. Toen maakte ze nog een praatje op de terugweg, die soms uren kon duren. Over de mensen in de buurt, of bekende mensen uit de stad. Behalve met gekke Piet van het Beukenpad, daar liep ze altijd zo snel mogelijk langs. Maar dat was toen een uitzondering, en nu leek het wel alsof ze bij haar wandeling alleen nog maar aan het vermijden was. Net zoals bij Pietje van het Beukenpad kon ze de jongens die hier nu op straat stonden niet verstaan. Ze betwijfelde ook of het nog steeds over de buurtnieuwsjes ging.
En ze had er geeneens over geklaagd. Ja, ze had het wel gezegd, tegen haar zoon, maar alleen maar omdat het zo was. Ze bedoelde er geeneens iets mee. Nu zat ze aan tafel, met voor haar een zwarte hanger, die ze met de grote naaischaar uit zijn plastic verpakking had moeten knippen. Haar zoon had haar nog de werking ervan uitgelegd. Je kon de zwarte hanger met het bijgeleverde touwtje om je nek hangen (en mijn andere kettingen dan, had ze nog gezegd), en dat hoefde ze nooit meer bang te zijn voor ‘dat tuig’. Haar zoon liep rood aan toen hij dat woord uitsprak. De PersonAlarm, Personal Alarm System. Twee dikke knoppen, verder niets. Eentje voor ‘emergency call’, een andere voor ‘alarm call’. Hij had het allemaal uitgelegd, en ook laten zien. Hij had erg voorzichtig gedaan, en de knopjes net niet ingedrukt. In ieder geval, had ze onthouden, stonden de mensen van PersonAlarm voor haar klaar, zodra ze één van die knopjes indrukte. Dan zouden zij de politie waarschuwen, of zelfs misschien een van hun eigen mannetjes langssturen om polshoogte te nemen. Ze wist niet hoe zij konden weten waar ze was, maar daar hadden ze vast wel iets op gevonden. Ze konden zoveel, tegenwoordig.
Dinsdagavond. Rotary-avond. Mevrouw Schrödermeier had een hoogsluitend bloesje aangetrokken, om de PersonAlarm aan het zicht te ontrekken. Haar kettingen had ze maar over het boordje heengehangen. Niemand zag het, ook al voelde ze elk moment het apparaat tegen haar borst drukken. Samen met de dames achterin had ze vooral de mannen laten praten. Ze waren allemaal gelijke leden van de commissie districts-avond, maar ze deden allang geen moeite meer om hun stem te laten horen. De mannen vonden het veel te leuk om weer te kunnen vergaderen, toespraken te houden, en voor degenen die nog geen weduwnaar waren, aan hun vrouw te laten zien hoe ze vroeger met ferme hand de zaak bestuurden.
Het maakte niet uit. Aan de vrouwentafel was het altijd gezellig, zelfs nu de meesten zich beperkten tot één glaasje sherry. Mevrouw Schrödermeier nam er twee. Misschien, dacht ze, lag het wel aan de PersonAlarm, dat ze nu veel lekkerder kon praten met haar vriendinnen, zonder zich zorgen te hoeven maken om de terugweg.
De mannen hadden besloten, de vrouwen hadden meegestemd. Iedereen was het toch wel zo’n beetje met elkaar eens. Er werden handen geschud, de dames die nog geen weduwe waren kregen hun jas aangereikt. Mevrouw Schrödermeier mocht zelf haar jas pakken. Ze voelde of de PersonAlarm er nog zat. Hij was er nog, en ze ging op weg, zonder zelfs maar te wachten op het echtpaar dat haar meestal tot halfweg vergezelde.
Eindelijk kon ze weer zorgeloos lopen. Ze passeerde een paar jongens, en ook al voelde ze spanning, echt bang was ze niet. Het was de spanning van bij een leeuwenkooi staan, en de tralies wegdenken. Bij elke aangename huivering ging haar hand naar haar borst, en voelde ze het apparaatje, dat haar midden op straat een onzichtbare bescherming bood.
Nog vier blokken van haar huis af. Op de verste straathoek was een groepje wel erg luidruchtig aan het doen. Ze besteedden geen aandacht aan haar, maar leken zich te richten op twee donkere jongens die een paar meter van hen afstonden. Ze begreep niet precies wat ze zeiden, maar er werd heen en weer geschreeuwd en één van hen kreeg zo’n harde duw dat hij viel.
Mevrouw Schrödermeier stond aan de overkant, en hield haar hand op de knoppen. Zou ze er iets aan doen? De mannen van PersonAlarm zouden dit toch wel op kunnen lossen, ook al ging het niet om haar, maar om twee wildvreemde jongens. Besluiteloos stond ze daar, totdat verschillende gezichten haar kant op draaiden, en gebaarden dat ze weg moest gaan. Eentje maakte zich los van de groep, en leek naar haar toe te willen lopen. Welke knop indrukken? Ze kon de hanger niet uit haar bloes krijgen, haar jas zat er overheen, en hij was te hoog dichtgeknoopt. En welke knop moest ze nou gebruiken, de ‘emergency call’ of ‘alarm call’? Welke zat er boven, welke onder? Ze kon het niet zien, en ze wist het ook niet. Ze drukte door haar bloes heen op de bovenste knop, die met een harde klik in het apparaat verzonk. Dan maar iéts. Een seconde gebeurde er niets. Toen begon de PersonAlarm te piepen, hard genoeg om de hele straat te vullen. Het groepje jongens bleef aan de overkant staan, en keek verbaasd naar haar. Het piepen ging door, harder dan eerst leek het wel. Ramen werden opengegooid, en bewoners keken boos naar buiten.
Mevrouw Schrödermeier drukte op het andere knopje, nog maar eens op dezelfde. Niets hielp. Ze schudde het apparaat heen en weer, in de beperkte ruimte tussen haar borsten. Nog steeds bleef het ding maar piepen. Er werd in de straat geschreeuwd, gelachen.
Huilend van schaamte liep ze naar huis, zo snel als ze kon. Nog vier blokken te gaan, en het piepte nog steeds.