De bel ging en in de tijd vóór we in quarantaine zaten leverde dat al de nodige paniek op, maar nu vlogen we meteen alle kanten uit. Het was ook zo’n raar tijdstip: net voor het eten. Maar daar bleek het juist om te doen te zijn, dat eten. Ik drukte – ja, je bent de man in huis of niet – na even diep te hebben ingeademd en mijn vrouw en mijn dochter tot kalmte te hebben gemaand op het knopje waarmee beneden de deur openging en met veel kabaal kwam een zwaarlijvige gestalte de trap op stommelen, onder de arm hield hij een plastic tas geklemd.

‘Ik ben je plaatselijke boekhandelaar!’ riep hij uit. ‘Ik heb je oproep op Twitter gezien en ik kom mee-eten! Support your local!’ Wat had ik nu weer op Twitter geplaatst? Ik herinnerde me het weer. Een grapje over boekhandelaren die we te eten zouden geven omdat ze het zo moeilijk hadden. Dat was dus niet handig geweest. ‘Anderhalve meter!’ riep ik op mijn beurt uit. ‘Ja, rustig maar,’ antwoordde de boekhandelaar. ‘Ik ben op de hoogte van de voorschriften.’ Hij kwam inderdaad keurig op tijd tot stilstand, nog zwaar nahijgend van het beklimmen van de traptreden. ‘Hoe hoog woon jij wel niet?’ vroeg hij toen hij weer kon praten. Hij keek met enig dedain om zich heen. ‘Wat een armetierige zooi. Nou, mag ik nog naar binnen, of hoe zit dat?’

Even later zat hij bij ons aan tafel. ‘Dat gaat precies,’ zei hij. Ik bekeek hem nog eens goed. Hij had een artistieke baret op zijn hoofd, droeg een oranjekleurige bril en had kleren aan die niet direct in de richting van grote armoede wezen. Hij had een gebruind gelaat; dat verried veel zonovergoten vakanties in het buitenland.

‘Wat veel boeken hebben jullie,’ had hij verzucht toen hij was gaan zitten. ‘Een breed assortiment, een gevarieerd aanbod. Dat kunnen wij ons in de winkel niet permitteren. Daar houden we alleen nog maar de bestsellers op voorraad. Ja, als je iets anders wilt, dan kun je dat wel bestellen. Je moet met je tijd meegaan, hè! Wij leveren bestellingen op maat. Bestel je bij ons een bepaald boek, dan sturen we je dát boek op en niet een ander boek. Je hebt het gegarandeerd binnen vier maanden binnen. Mooi persoonlijk kaartje van je lokale boekhandelaar erbij. Een boekenlegger van de winkel. Een euro of vijfentwintig verzendkosten. Ja, de kachel moet ook roken. Helemaal top!’ Hij keek even paniekerig om zich heen. ‘O ja, dat zou ik bijna vergeten. Het verrassingsboekenpakket!’ Hij had de plastic tas die hij even kwijt leek te zijn weer in de smiezen gekregen, pakte die en zette die op tafel. ‘Afgestemd op de persoonlijke voorkeuren van de boekhandelaar, de klant bedoel ik. Niet verlegen zijn, pak maar.’

In de plastic tas bleken drie boeken te zitten. Ilja Leonard Pfeijffer, Manon Uphoff en Pieter Waterdrinker. ‘Geheimtips,’ zei de boekhandelaar samenzweerderig. ‘Weleens van gehoord? We raden ze aan iedereen aan. We luisteren naar wat de klant wil en dan komen we toch telkens weer uit bij Ilja Leonard Pfeijffer. Perfect systeem. Dat is net even dat persoonlijke stukje advies dat je van je plaatselijke boekhandelaar krijgt.’ Hij pakte uit een broekzak een papiertje. ‘De factuur. Drie romans. Door mij bij jou thuisbezorgd. Plus wat extra in rekening gebracht om de stenen boekhandel overeind te houden, zonder welke, mooi gezegd, zonder welke… waar was ik, ja, zonder welke immers het straatbeeld totaal zou verarmen. Leve de cultuur! Dat is honderdvijftig euro.’ Hij zweeg even en zei toen: ‘Waar blijft het eten?’

Ik had al aan mijn dochter, die de schalen en borden nu op tafel begon te zetten, stiekem in de keuken uitgelegd dat hij de plaatselijke boekhandelaar was, ook wel ‘de boekhandelaar van om de hoek’ genoemd, en dat we hem met respect moesten bejegenen. ‘Hij verkeert in zwaar weer,’ had ik gezegd. ‘Het water staat hem aan de lippen. Als je denkt dat ze het in de zorg moeilijk hebben, denk dan nog een keer. Het is onbegrijpelijk dat er niet elke dag door de mensen op balkons voor de plaatselijke boekhandelaar wordt gezongen en geklapt. Helden! Dat zijn het!’ Mijn vrouw begon de boekhandelaar op te scheppen. ‘Hoeveel wil je?’ vroeg ze (ze tutoyeerde hem; ze is redactrice en zit dus ook in het boekenvak). ‘Minstens veertig procent,’ antwoordde de boekhandelaar. Hij nam een slok van zijn wijn. ‘Hm… dat kan beter… Wat verdien jij eigenlijk?’ vroeg hij aan mij. ‘Tien procent, hè, per verkocht boek. Ik vraag me trouwens af waar ze jouw boeken verkopen. Bij mij komt die rotzooi er niet in. Maar goed, dat moet je natuurlijk zelf weten, dat je literatuur schrijft.’ Hij trok een vies gezicht. Het was niet helemaal duidelijk of dat met de wijn of met het woord ‘literatuur’ te maken had.

Plotseling had hij een stapel systeemkaartjes voor zich liggen en die begon hij druk te beschrijven. Daarna legde hij ze een voor een bij de schalen met eten. ‘Meeslepende aardappels. Je persoonlijke tip van je plaatselijke boekhandelaar,’ schreef hij er op een. ‘Doperwten die je leven veranderen’, ‘ontroerend’ (dat sloeg op de sla), ‘deze veganworstjes raken me, écht!’ ‘Dat hoeft niet, met die kaartjes,’ zei ik. ‘O, macht der gewoonte,’ zei de boekhandelaar. ‘Kom, vertel eens,’ zei hij, nadat hij een boek uit onze kasten had geplukt. ‘Wat is dit?’ ‘Een boek,’ zei ik. ‘Jammer, niet alle pagina’s zijn helemaal bedrukt.’ ‘Het is een dichtbundel,’ zei ik. ‘O,’ zei de boekhandelaar. ‘Een dichtbundel. Nee, dat zegt me niks. Of ja, vroeger hadden we die wel in de winkel. Maar die raakten we aan de straatstenen niet kwijt. Zijn we mee gestopt. Smakelijke voortzetting, hè!’

AS

Archief