kotsIn het artikel dat we voor deze week gelezen hebben, verdedigt Martha Nussbaum de opvatting dat Hegels model van these/antithese/synthese niet opgaat wanneer Sofokles’ Antigone nauwkeurig wordt gelezen. Veel dichter bij een beter begrip van de tekst brengt Schopenhauer ons, die een veel pessimistischer wereldbeeld verkondigt. Het meisje naast me geeft aan dat zij de tekst ‘best leuk geschreven’ vindt.

Dit is nu het vierde jaar dat ik Nederlands studeer en ik mag me inmiddels BA of Arts noemen. Een titel die bij mij onvermijdelijk een beeld oproept van iemand die heel goed kan aquarelverven. Op een feestje laatst kwam ik een meisje tegen dat beweerde dat zij van twee willekeurige voorwerpen altijd in no-time iets nieuws kon maken. Ik gaf haar een plastic beker en een OV-chipkaart en binnen de minuut had zij er een kaarsenstandaard van gemaakt. Ook zij was BA of Arts.

De titel BA of Arts is het homoseksuele broertje van de BA of Science. En als ik ooit aan mijn heteroseksualiteit getwijfeld heb, dan is dat tijdens de eerste weken van de masterfase Nederlands. Dat besef ik tijdens deze werkgroep over Antigone, waar ik de laatst overgebleven jongen van de studie lijk te zijn. Te midden van veertien meisjes hoor ik de gesprekken aan:

Docente: ‘Antigone wil dus per se dat haar broer begraven wordt en offert zichzelf daar voor op.’
Student 1: ‘Doet ze dat echt?!’
Student 2: ‘Ohh wat dapper!’
Student 3: ‘Ohh wat zielig!’

Ik vraag me af waar de jongens gebleven zijn die zouden zeggen dat het allemaal niet echt gebeurd is, dat het maar een toneelstuk is en bovendien, dat de rol van Antigone in die tijd gewoon gespeeld werd door een kerel. Met beenhaar. Vrouwen met beenhaar zijn een stuk minder zielig. Of ze dapper zijn, weet ik niet.

Maar die jongens zijn er niet meer. Waarschijnlijk schaamden ze zich voor de titel BA of Arts. Nog één jaar eraan vastplakken zou de titel MA of Arts betekenen. Dan kan je niet alleen heel goed aquarelverven, maar ook heel goed overweg met verschillende soorten textiel, kunststoffen en bewerkt én onbewerkt hout. Van één jongen weet ik waar hij is gebleven. Die studeert nu Rechten. Toen ik hem vorige week sms’te met de vraag of ik misschien daar nog in kon stromen, antwoordde hij: ‘Eerst netjes je scriptie over de poststructuralistische metaforen binnen de laatlaatpostmodernistische tak van het boeddhisme afmaken.’ En ik weet zeker: vorig jaar had hij die scriptie nog lachend samen met mij willen schrijven.

Al drie jaar probeer ik me te verdedigen tegen grappen over de studie Nederlands. Ik geloofde dat ik ooit in zou zijn waarom het belangrijk is te weten hoe het woordje ‘fan’ terugkomt in Grunberg Fantoompijn. Maar nu, in het vierde jaar, durf ik te zeggen: de studie Nederlands heeft gewoonweg geen nut. Discussies met docenten daarover kunnen twee kanten opgaan. De docent kan je van het eigenlijke onderwerp afleiden. Hij of zij stelt de ruime vraag: ‘maar wat is nut?’. Jij komt met je definitie, hij of zij zegt een paar keer ‘tsja’ en de conclusie is dat jullie definities van het woord ‘nut’ verschillen. Over de studie zal dat hele gesprek niet gaan. Optie twee is dat de docent zegt dat de studie inderdaad niet zo heel belangrijk en wetenschappelijk is. Het Beau-van-Erven-Dorenseffect: jezelf de grond in trappen zodat anderen dat niet meer kunnen doen. De docent lacht erbij en een logisch vervolg lijkt je dat de docent zegt: dus doeken we de hele zooi maar op. Maar het gaat anders. De docent loopt door en de volgende dag heb je gewoon weer college over postmetafysische verschijnselen in het werk van Van der Heijden, Rosenboom, Bouazza of een andere schrijver die je diezelfde avond nog in kennelijke toestand zijn kruk weer terug op zal helpen.

De werkgroep is inmiddels bijna afgelopen. Ik vang weer een deel van het gesprek op:

Student 1: ‘Voor mij gaat het stuk heel erg over onmacht.’
Student 2: ‘Maar vind je Antigone dan onmachtig?’
Student 1: ‘Nou in zekere zin wel.’
Student 3: ‘Ik vind Antigone heel dapper!’
Student 4: ‘Ik vind juist dat het heel erg over het leven zelf gaat.’

Ik wil zeggen dat voor mij het stuk heel erg gaat over een vrouw die per se haar broer wil begraven, maar ik hou me stil. Het is niet de bedoeling dat de tekst uitgelegd wordt aan de hand van, ja, de tekst. Het is ook niet de bedoeling dat we aan het eind van deze werkgroep tot één interpretatie komen die het beste is, want daarmee ‘doe je de tekst verschrikkelijk tekort’. We zoeken hier niet eens naar de betekenis die Sofokles in de tekst heeft willen leggen, maar naar de betekenissen die je uit de tekst zou kunnen halen. We onderzoeken dus niet eens de tekst, maar onze eigen hersenkronkels. Hersenkronkels die allemaal vrolijk naast elkaar kunnen bestaan. Want wetenschap is leuk, maar gezelligheid is nog veel leuker. Sofokles bespreken we het liefst met koekjes erbij, en een warme kop thee.

Als je Nederlands studeert, nog niet in het vierde jaar zit en nu in paniek schiet: geen nood. Leg PC dan weg, haal koffie en als iemand je ooit naar dit stuk vraag zeg je gewoon dat je het ‘best leuk geschreven’ vond.

Archief